68 DONDERDAG 14 MAART 1907. Aan gepasteuriseerde melk wordt de eisch gesteld, dat zij geen bacteriën mag bevatten, die bij een verwarming bij 70° C. gedurende een half uur gedood worden. Volgens de meest gangbare meening zijn de zoogenaamde pathogene bacteriën na dien tijd dood. Wat is nu echter het groote gevaar, aan het gebruik van gepasteuriseerde melk verbonden Er komen in de melk behalve die pathogene bacteriën ook andere soorten voor, welken na een verhitting van een half uur niet dood zijn. Wanneer nu die gepasteuriseerde melk, en vooral als ze van oude melk was verkregen, eenigen tijd staat, dan beginnen die niet gedoode bacteriën zich te ontwikkelen, uit te groeien, waardoor in de melk stoffen ontstaan, die ziekten veroorzaken. Tengevolge van de aanwezigheid van die bacteriën hebben er ook chemische omzettingen plaats en dat is de oorzaak, dat er bij de kinderen en ook bij de kalveren veel ziektegevallen voorkomen. De verschillende proeven op dit gebied zijn door niemand minder dan professor Von Behriug genomen. Prof. von Behring heeft dergelijke proeven genomen op kalve ren, het meest afdoende om aan te toonen, welke waarde ge pasteuriseerde melk kan hebben. En wanneer de Gezondheids commissie hier in Leiden gepasteuriseerde melk heeft toegestaan, dan wordt tot den verbruiker niets anders gezegd dan: hier hebt gij melk, die deze of gene verandering heeft ondergaan en daaraan geven wij den naam van gepasteuriseerde melk, terwijl wij den naam van gesteriliseerd aan melk geven, die eene verhitting tot 100° heeft doorstaan. Maar wij behoeven daarom in deze Verordening niet aan te geven, wat gepasteu riseerd of gesteriliseerd eigenlijk beteekent. Deze Verordening strekt niet om den menschen wat te leeren. Ik geloof dus, dat het bezwaar van den heer Stigter tegen dit artikel ongegrond is. De Voorzitter. Indien de heer Stigter het amendement eenigszins eerder had ingediend, zouden wij de Gezondheids commissie daarover hebben kunnen hooren; nu is dit niet wel mogelijk. Uit de woorden van den heer van Gruting blijkt dunkt mij voldoende, dat wij hier hebben te doen met een deskundig debat, een verschil tusschen een lid van den Raad en de Gezondheidscommissie, terwijl het vast staat, dat aan gepasteuriseerde melk toch althans eenige voordeelen zijn ver bonden. Al moge nu gepasteuriseerd niet geheel gelijk kunnen worden gesteld met gesteriliseerd, aan gepasteuriseerde melk zijn toch altijd hygiënische voordeelen verbonden. En daarom heeft men gesteriliseerd en gepasteuriseerd beide hier genomen, niet omdat zij zijn gelijk te stellen, maar omdat aan beide eenige waarborgen zijn toe te kennen met het oog op de gezondheid. De heer Stigter. M. d. V. Nog eene enkele vraag, ril. of de Gezondheidscommissie of een lid daarvan, op hare verant woording zou durven nemen, dat gepasteuriseerde] melk tot 70° verhit, vrij is van pathogene bacteriën. De heer Meuleman. Ik ben het eigenlijk eens met den heer Stigter dat gepasteuriseerd wel zou kunnen wegblijven, maar de zaak is van zoo weinig belang, dat het woord ook wel kan blijven staan. Deze Verordening is gegrond op allerlei zaken die nog niet vaststaan. Het afdoende van pasteurisatie is iets wat nog in de lucht hangt; alle weken verschijnen er in de deskundige bladen nieuwe artikelen over; of men verhitten moet tot 70° of hooger, over den duur der verwarming enz. Wanneer volgens art. 8 een melkverkooper voor den Kanton rechter moet worden gebracht, dan zullen wij voor dezen een interessant debat te wachten hebben tusschen door den Kan tonrechter te benoemen deskundigen ten aanzien van deze zaak en dan zal wel blijken, dat het woord gepasteuriseerd gerust kan vervallen. De heer van Gruting. Zooals de heer Meuleman terecht zegt, is deze zaak nog niet uitgemaakt, wat betreft de betee ken is van de pasteurisatie voor de pathogene bacteriën. De Gezondheidscommissie weet dit ook welZij heeft het woord ziektekiemvrij er uit gelaten temeer ook, omdat er andere ziektekiem vrije melk is, die de voorkeur verdient boven de gesteriliseerde melk. De Commissie meende dat het juist was thans slechts bijvoegingen als gepasteuriseerd en gesteriliseerd toe te staan. De Gezondheidscommissie zet er echter niet achter «ziekte- kiemvrij". Ik zou den heer Stigter wel eens willen vragen, of hij durft beweren, dat gesteriliseerde melk geen ziekte kan veroorzaken. Ik geloof niet, dat dit geacht raadslid zulks zal durven volhouden, want hij weet, dat er bacteriën- sporen zijn, die een temperatuur van 110° Celsius kunnen weerstaan, en dat er ziekten, vooral kinderziekten, door gesteriliseerde melk worden veroorzaakt. Bovendien is gesteri liseerde melk ongeschikt voor zuigelingen en jonge kinderen. Indien men oude gesteriliseerde melk onderzoekt, zal men daarin dezelfde flora kunnen vindenwelke men aantreft in melk, die slechts tot 80° is verhit, feitelijk een bacteriën- extract is, en dus eigenlijk alleen geschikt is voor mest op het land en niet als voedsel in de maag van mensch of dier. De Gezondheidscommissie heeft mijns inziens zeer correct gehandeld door zich niet met de uitdrukking »ziektekiemvrij" te bemoeien, zoodat de fabrikanten vrij blijven om in hun circulaires te zetten de beteekenis van pasteuriseering enz. terwijl de Gezondheidscommissie in deze verordening de cischen aangeeft, waaraan gepasteuriseerde melk en gesteri liseerde melk moeten voldoen om in de gemeente te worden toegelaten. De Voorzitter. Hetgeen de heer van Gruting zegt is volkomen juist, namelijk dat de Gezondheidscommissie zich er opzettelijk van heeft onthouden om van «ziektekiemvrije" melk te spreken. Noch ten aanzien van »gepasteuriseurd", noch ten opzichte van «gesteriliseerd" heeft zij dat etiket gehandhaafd willen zien. Daaruit volgt echter ook, dat ten aanzien van die beide soorten van melk niet de waarborg wordt gegeven, dat zij geheel ziektekiemvrij zijn, doch wel eenige waarborg voor een deugdelijke qualiteit. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Stigter wordt in stemming gebracht en met 23 tegen 6 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: A. Mulder, Driessen, de Goeje, van Tol, Aalberse, Bots, P. J. Mulder, Reimeringer, Sijtsma, Vergouwen, van Gruting, Korevaar, Kerstens, de Vries, van der Lip, van Hamel, Meuleman, Fockema Andreie, Hasselbaeh, Le Poole, Witmans, Bosch en Paul. Voor stemmen de heeren: Fokker, Stigter, van der Eist, Zaalberg, Zwiers en de Boer. De heer van der Lip. M. d. V. Ik meen, dat er in artikel 15 een lacune is, daar niet geëischt wordt, dat het bewijs der Gezondheidscommissie, waarvan hier sprake is, niet ouder zij dan een bepaalden tijd. Zooals de redactie van het artikel thans luidt, kan men met een bewijs, dat men een maal heeft gekregen, ten allen tijde zijn melk in Leiden afleveren enz. Ik zal geen amendement voorstellenik hoop, dat de Commissie voor de Strafverordeningen, de juistheid van mijn opmerking inziende, aan dat bezwaar zal tegemoet komen. De Voorzitter. Door een datum te noemen, zal men de bepaling zeker niet beter maken. Wanneer men eischt, dat telkens weder een op dien datum gestelde verklaring zal worden gevorderd, dan zal een melkverkooper, die bij voor beeld vier keer per jaar zijn waren in Leiden wil invoeren, ook vier malen een verklaring aan de Gezondheidscommissie moeten vragen. De heer van der Lip. Er staat, dat die melkverkoopers buiten de gemeente gevestigd in het bezit moeten zijn «van een bewijs, afgegeven door de Gezondheidscommissie hunner woonplaats, waaruit blijkt, dat de lokalen, waarin melk wordt afgeleverd enz. ten genoegen van die Commissie zijn ingericht." Hebben zij dus eenmaal zulk een bewijs, dan blijft dat steeds van kracht, want er is nergens voorgeschreven, dat het na een bepaalden tijd moet worden vernieuwd. De Voorzitter. Er staat: ingericht »zijn", zoodat er alleen van den tegenwoordigen, niet van den verleden tijd gesproken wordt. Indien er stondingericht «waren," dan kon het bezwaar van den heer van der Lip gelden, nu niet, want zulk een melkverkooper zal een bewijs moeten overleggen, dat zijne lokalen goed zijn op het oogenblik, dat hij zijn melk wil invoeren. Hij kan dus niet volstaan met een bewijs, dat geruimen tijd oud is. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik durf niet verklaren, dat ik aan dat «zijn" die beteekenis gehecht heb, toen ik het artikel mede voorstelde. Nu wij door den heer van der Lip opmerkzaam zijn gemaakt op de wenschelijkheid dat «zijn" goed te souligneeren, zou ik dat geachte lid willen vragen, of hij kan goedvinden de redactie ongewijzigd te laten. Immers, er is thans voldoende de aandacht op gevestigd, in welken geest dit artikel noodzakelijk zal moeten worden toegepast. De heer van der Lip. Ik begrijp nog steeds niet, waarom men niet aan mijn bezwaar wil tegemoet komen. Het kan toch gebeuren, dat de lokalen, waarin een melk verkooper buiten de stad zijn bedrijf uitoefent, op een be paalden tijd aan de gestelde eischen voldoen, zoodat een bewijs wordt afgegeven dat zij goed zijn, maar dat een jaar later die lokalen niet meer deugen. Die melkverkooper heeft dan eenmaal zijn bewijs, dat de inrichting goed is en kan dus zijn melk in Leiden straffeloos blijven invoeren. De heer Fockema Andreie. Ik geloof toch dat de heer van der Lip zal toegeven, dat wanneer bijv. een jaar verstreken is, door Burg. en Weth. kan worden gevraagd om een nieuw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 14