DONDERDAG 1
4 MAART 1907.
65
spoedig na het pasteu risee ren wordt gebruikt. Want wanneer
gepasteuriseerde melk eeuigszins lang heeft gestaan, dan be
ginnen de microben, die niet gedood zijn, weer op te leven
en maken de melk tot een giftig product. Daaraan is ook
toe te schrijven het voorkomen van verschillende ongesteld
heden na het gebruik van gepasteuriseerde melk. Aangezien
het dus van het hoogste gewicht is, dat men weet dat men
versch gepasteuriseerde melk heeft, is het ook van belang den
tijd van pasteurisatie te vermelden. Als een fabrikant tweemaal
per dag pasteuriseert, dan is het van belang om op het etiket
te zetten, of de melk 's morgens of s'avonds die bewerking
heeft ondergaan.
De Voorzitter. Naar mijne meening is de vermelding van
den tijd van aflevering eigenlijk een voorschrift, dat geen effect
kan hebben wanneer men fraude heeft gepleegd. Daarom is
de Gezondheidscommissie er tegen en acht zij het beter der
gelijke voorschriften weg te laten, omdat men toch geen waar
borgen heeft dat op het etiket steeds de waarheid zal vermeld
worden.
De heer Aalberse. Ik zou wel de positieve vraag willen
stellen, hoe men meent, dat dergelijke zaken behoorlijk kunnen
gecontroleerd worden Stel dat iemand op zijn etiket heeft
staan: gepasteuriseerd om twaalf uur. Nu wordt het s' avonds
6 uur en hij denkt: de menschen letten op het etiket, welnu,
dan plakt hij eenvoudig op de flesch een nieuw papiertje,
waarop staat dat de melk is gepasteuriseerd om 6 uur s'avonds.
Hoe kan men dit controleeren Welken waarborg heeft men,
dat het opnemen van dergelijke voorschriften eenig effect
zal hebben?
De heer Stigter. Naar aanleiding van hetgeen door U,
mijnheer de Voorzitter en door den heer Aalberse in het midden
is gebracht, nog een kort antwoord. Men stelt zich hier op een
eenzijdig standpunt. Men stelt het voor, alsof de fabrikanten niet
zelf het grootste belang hebben bij de zaakalsof zij zelf niet
gaarne "willen dat er controle is op den weg, dien hun fabrikaat
moet afleggen vanaf hun fabriek tot aan den verbruiker. Dat
belang gevoelt ook de fabrikant van gepasteuriseerde melk. En
waar de verbruiker van gepasteuriseerde melk is aangewezen
op den goeden trouw en de eerlijkheid van den fabrikant,
daar is het ook van groot belang, dat hij weet dat de melk
afkomstig van een fabriek, niet te oud is. Het is dus alleen
een middel om den fabrikant te steunen in zijne pogingen
om een goed en deugdelijk fabricaat in handen van den
consument te brengen en daarom moeten wij het opnemen.
Het is geen contrólerniddel, maar een steun voor de fabri
kanten bij hunne pogingen om te bereiken, wat zij wenschen.
Ik hoop dan ook, dat de Raad mijn amendement zai aannemen.
De Voorzitter. Ik moet den heer Stigter opmerken, dat
dergelijke bepalingen niet voor de goeden, maar voor de kwaden
worden gemaakt. De fabrikanten, die het goede willen, behoe
ven door deze verordening niet te worden gesteund, maar
degenen, die het kwade zoeken, moeten daardoor worden ge-
troflen.
Wanneer er sprake is van het opnemen van bepalingen,
waarvan de naleving niet kan worden gecontroleerd, dan
zeg ik met den heer Aalberse, dat deze opneming alleen reeds
uit dat oogpunt ongewenscht is.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik ben het eens met
hetgeen gij zooeven in het midden bracht. Bovendien kom ik
op tegen de meening, welke door den heer Stigter wordt ver
kondigd en welke hier wel eens meer wordt vernomen. Dat
geachte lid redeneert aldus: het is zoo in het belang van de
fabrikanten, dat die data op dat etiket worden gezet, laten
wij het daarom als verplicht voorschrijven. Ik zou zeggen:
laat die fabrikanten toch voor hun eigen belang zorgenin
dien het in hun belang is die data te vermelden, laten zij dat
dan doen, maar wij moeten niet doen, alsof wij hun belang
nog beter kennen dan zij zeiven. Laten wij toch geen voogdij
gaan uitoefenen over elke categorie van burgers, die wij in
dit opzicht maar onder schot kunnen krijgen.
De heer Stigter. M d. V. Men begrijpt werkelijk mijn be
doeling verkeerd. Ik wensch uitsluitend de fabrikanten te
helpen in hunne pogingen om te zorgen, dat de slijters melk
moeten nemen, die gedateerd is en geen andere kunnen
krijgen. Het is in het belang der fabrikanten, dat zij niet
door de slijters kunnen gedwongen worden om ongedateerde
melk te leveren.
Indien het groote voordeel, aan dat dateeren verbonden,
niet werd gevoeld, zouden de fabrikanten van sera niet uit
zich zelf daartoe overgaan. Waar bovendien van de zijde der
melkfabrikanten wordt gevraagd de door mij voorgestelde
bepaling op te nemen, omdat zij moeiel ijk heden hebben onder
vonden bij hunne pogingen|om hetgeen zij wenschen te bereiken
door te voeren, zie ik niet in, waarom wij hen niet zouden
helpen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Stigter wordt in stemming
gebracht en met 22 tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: A. Mulder, Driessen, de Goeje,
van Tol, Aalberse, Bots, P. J. Mulder, Reimeringer, Sytsma,
Vergouwen, Korevaar, Kerstens, de Vries, van der Lip, van
Hamel, Meuleman, Fockema Andrese, Hasselbach, Le Poole,
Zaalberg, Bosch en Paul.
Voor stemmen de heeren: Fokker, van Gruting, Stigter,
van der Eist, Witmans, Zwiers en de Boer.
Artikel 8 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Artikel 9 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 10, luidende:
»Het is verboden voor het uitoefenen van het bedrijf van
melkverkooper in gebruik te hebben:
a. een gebouw of een erf, dat niet in gemeenschap staat
met de duinwaterleiding;
b. een gebouw of een erf, waar een ander middel van
watervoorziening dan dat, hetwelk onder a genoemd is, in
bruikbaren staat aanwezig is, tenzij het middel besta in een
door Burgemeester en Wethouders goedgekeurden Nortoriput."
De Voorzitter. Op dit artikel is een amendement inge
diend door den heer van der Lip, dat ten doel heeft tegemoet
te komen aan een bezwaar, dat door de Melkverkoopers-
Vereeniging is geopperd. Het is reeds in de stukken behandeld
en de Gezondheidscommissie heeft van haar eenstemmig
gevoelen, dat die wijziging geen aanbeveling verdient, doen
blijken.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zal maar weinig behoeven
te zeggen tot toelichting van mijn duidelijk amendement.
Ik heb nooit kunnen begrijpen, waarom een melkverkooper,
die op zijn terrein een door Burg. en Weth. goedgekeurden
Nortonput heeft, bovendien nog duinwaterleiding moet hebben.
Indien ik mij niet bedrieg, mag hij voor zijn geheele bedrijf
water uit den goedgekeurden Nortonput gebruiken.
Welnu, als dat vaststaat, mag men niet bovendien eischen,
dat hij aan de duinwaterleiding is aangesloten.
Wat zegt nu de Gezondheidscommissie? Dat water uiteen
Nortonput wel bacteriën vrij is, en daarom wel als koel
water kan worden gebruikt, doch niet als drinkwater. Maar
wat komt er dit op aan Wij maken hier eene Verordening
op den verkoop van melk ten behoeve der consumenten;
bepalingen, die alleen van belang kunnen zijn voor den
melkverkooper en diens gezin, vallen natuurlijk buiten het
terrein dezer Verordening. Bovendien wordt door de Gezond
heidscommissie opgemerkt, dat reeds in de Bouwverordening
wordt gezegd, dat ieder perceel moet hebben een middel
om goed drinkwater te leveren. Welnu dan is het, zou ik
zeggen, totaal onnoodig om die bepaling nog eens in deze
Verordening op te nemen. Dan blijkt ook daaruit, dat zij
hier niet thuis hoort. Maar precies juist lijkt mij die opmer
king niet. Er is, meen ik, nog eenig verschil tusschen deze
bepaling en art. 24 van de Verordening op het bouwen en
sloopen, want daarin wordt gesproken van goed drinkwater,
terwijl hier bepaald wordt gesproken van duinwater.
Voor zoover dus de bepaling moet dienen om te zorgen
voor goed drink water, behoort zij in de Verordening op den
verkoop van melk niet tehuis. De melkverkooper mag voor
zijn bedrijf het water gebruiken uit een goedgekeurden
Nortonput, en dan is ook voldoende, wanneer hij op zijn erf
zoo'n put heeft.
De heer Meuleman. Ik kan mij niet vereenigen met hetgeen
door den heer van der Lip is gezegd. Wanneer een melk
verkooper karnemelk verkoopt, dan is in zijne woning wel
degelijk goed drinkwater noodig, omdat in karnemelk eene
groote hoeveelheid water is. Het is dus niet de quaestie alleen,
of de verkooper voor zich zelf en zijn gezin goed drinkwater
heeft, maar ook wel degelijk, of hij bij de karnemelk goed
drinkwater kan voegen. En dus dan moet ook worden opge
nomen de bepaling, dat er is eene gelegenheid voor het leveren
van goed drinkwater.
De Voorzitter. Ik heb reeds gezegd, dat ook de Commissie
voor de Strafverordeningen zich niet kan vereenigen met de
wijziging door de Melkverkoopers-vereeniging voorgesteld en
dus ook niet met het amendement van den heer van der Lip.
De heer van der Lip meent, dat deze bepaling hier niet tehuis
behoort, omdat zij reeds voorkomt in eene andere Verordening,
n.l. in die op het bouwen en sloopen, waarin is voorgeschreven,
dat ieder bewoond perceel een middel moet hebben om goed
werk- en drinkwater te leveren. Als zoodanig nu is te be
schouwen het duinwater. De melkverkoopers hebben niet
alleen water noodig voor het spoelen der vaten en voor afkoe-