VERORDENING- op den handel in en den verkoop van melk. 28 van ziek vee en vult dus aan het voorschrift van art. 20 (oud). De Gez. C., hoezeer in beginsel het amendement toejuichende, oordeelt echter deze aangelegenheid niet vatbaar voor rege ling van gemeentewege, omdat, wil de bepaling doeltrelfen, het observatie-terrein zich over meerdere gemeenten moet uitstrekken. Intusschen is verschenen een Koninklijk besluit van 4 Februari 4907 (St.bl. no. 27) tot wijziging van het besluit van 10 Juli 1896 (St.bl. no. 104), waarbij o. a. als maatregel, welke bij het dreigen of heerschen eener besmettelijke veeziekte en de dientengevolge bevolen afsluiting van besmette hoeven, erven of weiden, toegepast worden moet, verboden is«uitvoer uit den afgesloten kring van melk van herkauwende dieren," en zulks behoudens vergunning van den burgemeester op advies van den districts-veearts. Van Rijkswege is dus in deze aangelegenheid voorzien en het amendement van den Heer Meuleman derhalve overbodig geworden. Art. 21. De Heer Sijtsma wil doen vervallen het verbod van melkverkoop door personen die «lijden aan tuberculose met hoesten en opgeven", welk amendement wij, op gezag der Gez. C. niet kunnen aanbevelen. Trouwens, deze uitsluiting wil gehandhaafd zien in zijn amendement de Heer Stigter. Wat diens amendementen aangaat, het eerste wil de uitsluiting wegens besmettingsgevaar facultatief stellen, en wel ter beoordceling van Burg. en Weth., die het verbod uit vaardigen op advies van den geneeskundige, belast met het toezicht op de uitvoering dezer verordening. (Nieuw art. 21a). De Gez. C vreest dat uit deze regeling moeielijkheden zul len ontstaan en kan ook de aanstelling van een nieuwen ambtenaar, geneeskundige, niet aanbevelen. Onze Commissie deelt die meening en neemt over het denk beeld der Gez. C. om, tegemoet komende aan het bezwaar van den Heer Stigter, aan het artikel een nieuwe alinea toe te voegen van gelijke strekking als ten opzichte van het vee in art. 3, 3e lid voorkomt, luidende: «Indien de ambtenaar van den Keuringsdienst vermoedt, dat een persoon die het bedrijf van melkverkooper uitoefent of die in zoodanig bedrijf werkzaam is, lijdt aan een der ziekten of kwalen in het le lid genoemd, is deze persoon verplicht op verlangen van dien ambtenaar, binnen een door dezen te stellen termijn, aan hem eene verklaring van een bevoegd geneeskundige omtrent zijn gezondheidstoestand overteleggen." Art. 23. De Gez. C. is van oordeel en onze Commissie met haar, dat de beoordeeling, of vaten enz. al dan niet gemakke lijk te reinigen zijn, (amendement-Fokker), met gerustheid kan overgelaten worden aan den rechter, voorgelicht als hij wordt door den ambtenaar van den Keuringsdienst. Art. 26. Tegen de bepaling van het laatste lid is èn door de M. V. èn door de M. H. V. bezwaar geopperd, hoewel van verschillenden aard. De M. V. wil het voorschrift niet, omdat bij het bewaren van melk, en wel versche melk, in afge sloten vaten, deze spoedig bederft. De Gez. C. voert aan, dat, wanneer de melk slechts is «uitgelucht" wat door over gieten, filtratie in een Max-filter of centrifugeeren geschiedt dit niet het geval zal zijn. De M. H. V. wijst op het onnoodige van dit voorschrift voor koellokalen, die bij melkinrichtingen bestaan, met welke opmerking de Gez. C. zich vereenigt. Uwe Commissie stelt alsnu voor, aan de laatste alinea toe te voegen«tenzij in daarvoor bijzonder aangewezen koellokalen, die voor geen ander doel einde gebruikt worden." Art. 27. Het door den Heer Stigter voorgesteld amendement komt ons naast het bestaande artikel 27 overbodig voor. Immers, de door den keuringsveearts verleende vergunning is te allen tijde opzegbaar. De door Uwe Commissie noodig bevonden wijzigingen schijnen hiermede voldoende te zijn toegelicht. Wij kunnen niet in zien dat de overige bezwaren tot wijzigingen moeten aanleiding geven. Bovendien, vergelijking met hetgeen elders op dit punt van kracht is leert, dat de hier voorgestelde regeling een betamelijke vrijheid van het bedrijf waarborgt en tevens dienstbaar is aan de bevordering van een gewichtig hygiënisch belang. De Commissie hoopt dan ook dat de Raad de ver ordening gelijk die thans gewijzigd wordt voorgedragen, on veranderd aanneme. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. Art. 1. In deze verordening wordt onder melk verstaan koemelk. Art. 2. Het is verboden melk te leveren, ten verkoop voorhanden te hebben, uit te stallen in het openbaar, rond te brengen, rond te venten, te vervoeren of te doen vervoeren, anders dan onder de volgende benamingen: 1. Volle melk. 2. Afgeroomde melk, le sooit. 3. Afgeroomde melk, 2e soort (Centrifuge melk). 4. Karnemelk. 5. Kindermelk. Toegelaten zijn alleen de navolgende bijvoegingen: gepas teuriseerd, gesteriliseerd en gecondenseerd. Indien in het gebouw of op het erf van een melkverkooper melk aanwezig wordt bevonden in eene grootere hoeveelheid dan 3 Liter, zoo wordt de aanwezige melk geacht ten verkoop aanwezig te zijn. Art. 3. Het is verboden te leveren, ten verkoop voorhanden te hebben, uit te stallen in het openbaar, rond te brengen, rond te venten, te vervoeren of te doen vervoeren, melk welke niet voldoet aan den eisch, dat zij is normaal van smaak, reuk, kleur en consistentie en afkomstig van gezonde koeien. Zij mag bij staan ter hoeveelheid van Liter in een cylin- drisch vat van helder kleurloos glas en 9 cM. middellijn na één uur geen bezinksel vertoonen. In geval de ambtenaar van den Keuringsdienst twijfelt aan den gezondheidstoestand van de koeien, waarvan de melk afkomstig is, is de melkverkooper verplicht op verlangen van dien ambtenaar, binnen een door dezen te stellen termijn, aan hem eene verklaring over te leggen van een Rijksveearts, waaruit blijkt, dat die koeien niet lijden aan een ziekte, welke op melk een schadelijken invloed hebben kan. Art. 4. Als volle melk mag slechts worden afgeleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rondgebracht, rondgevent of vervoerd, melk waaraan niets is toegevoegd of onttrokken en waarvan het gehalte aan vetten minste2.6/0 bedraagt, dat aan vetvrije vaste stof ten minste 8%, terwijl de zuurgraad (uitgedrukt als ccm 1/4 N kaliloog op 100 ccm melk, getitreerd mei phenolphtaleïne als indicator) ten hoogste 8,0 zij. Art. 5. Als afgeroomde melk eerste soort mag slechts worden af geleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rondgebracht, rondgevent of vervoerd, melk waaraan niets is toegevoegd en waaraan slechts zooveel room is ont trokken, dat het vetgehalte ten minste 1% bedraagt. Als afgeroomde melk tweede soort (centrifugemelk) mag slechts worden afgeleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rondgebracht, rondgevent of ver voerd, melk, waaraan niets is toegevoegd en waarvan het vetgehalte minder bedraagt dan 1 °/0. De zuurgraad van beide soorten afgeroomde melk mag niet hooger zijn dan 8,0. Art. 6. Als karnemelk mag slechts worden afgeleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rond gebracht, rondgevent of vervoerd, het product door karnen van volle melk, afgeroomde melk of room verkregen. Karnemelk moet een gehalte hebben aan vetvrije vaste stof van ten minste 7 °/0, een zuurgraad niet hooger dan 40 (aan tal ccm. a N. kaliloog op 100 ccm. melk, getitreerd met phenolphtaleïne als indicator) en een soortelijk gewicht van de wei niet lager dan 1.023 bij 15° G. Karnemelk, niet voldoende aan de eischen in de vorige alinea omschreven, mag slechts worden afgeleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rond gebracht, rondgevent of vervoerd, zoo hare verpakking voor zien is van een duidelijk zichtbaar opschrift, vermeldende het woord «Veevoeder." Dit opschrift moet voldoen aan den eisch in art. 25 omschreven. Art. 7. Als kindermelk mag slechts worden afgeleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rondgebracht,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2