4ö
DONDERDAG 28 FEBRUARI 1907.
jaren opgedaan, is eén bij uitstek solied man, die zelfs vóór
zijn tijd met de pacht komt aandragen, er alle reden bestaat
om dien man nu ook weer de pacht te gunnen. In het parti
culiere leven gebruiken wij tegenover dergelijke menschen
toch ook altijd eenige consideratie en daarom meenden wij
dat de gemeente tegenover dezen pachter op gelijke wijze
mocht handelen.
De heer Juta. Met een enkel woord wensch ik toe te
lichten waarom ik in gevoelen afwijk van het praeadvies van
Burg: en Weth. Ik meen dat wij niet moeten vergeten, dat
wij hier zitten als éen publiekrechtelijk lichaam. Overwegin
gen enconsideration van anderen aard mogen wij wel eens
doen gelden, doch niet altijd en zeker niet wanneer andere
gegadigden zich voor dezelfde zaak aanmelden. Dan moet de
gemeente den royalen weg volgen en publieke verpachting
houden. Dit was de reden waarom ik, overigens erkennende
de mérites van den tegenwoordigen pachter, als lid van den
Gemeenteraad meen niet verantwoord te zijn, wanneer wij
bier niet den weg van openbare verpachting volgen.
De heer Aalberse. M. d. V. Hoe is het vroeger met deze
verpachting gegaan Is deze tol steeds voor 5 jaar verpacht,
en ook ondershands? En hoe doen wij dat met de andere
tollen
De Voorzitter. Deze tol is voor 8 jaar openbaar verpacht
en 3 jaar geleden ondershands, omdat de toen geboden pacht
som ons zeer voldoende, ja zelfs overvloedig voorkwam. Wat
de andere tollen betreft, die worden steeds openbaar ver
pacht, tenzij wij een voorstel doen om daarvan af te wijken,
zooals nu weder geschiedt bij punt 10 van de agenda. Ten
aanzien van dat voorstel is evenwel geen adres ingekomen,
daartegen schijnt niemand bezwaar te hebben. Wanneer onze
ambtenaren ons adviseéren, dat de geboden pachtsom ruim
voldoende is, dan doen wij een voorstel tot onderhandsche
verpachting, maar het blijft uitzondering.
Wat Ramaker betreft, het komt mij voor, dat, waar hij
feeds 23 jaar pachter van dezen tol is, steeds stipt aan zijne
verplichtingen heeft voldaan, dit wel opweegt tegen de 100.
die wij ;\yel.licht bij eene openbare verpachting meer zouden
ontvangen, waar wellicht de betaling der pachtsom niet zoo
vlot zou gaan; althans is hieromtrent geen zekerheid te geven,
-nti-j r t;: i
De "heer Fokker. Er is indertijd sprake van geweest om
tot de opheffing der tollen hier bij de Gemeente mede te
TA'pïken. Mij dit herinnerende zag ik met bevreemding, dat
hier nu weder wordt voorgesteld om een tol voor 5 jaar te
verpachten. -Ik meen, dat wij het verkeer naar Leiden door
tollen zoo min mogelijk moeten belemmeren. De pacht moge
eenig financieel voordeel voor de Gemeente opleveren, aan
den anderen kant wordt toch het verkeer er door belemmerd.
Wanneer wij een verzoek gaan ondersteunen tot opheffing
der tollen, zouden wij- dan niet een vreemd figuur maken,
wanneer .men ons kan tegenwerpen: gij hebt zelf zeer onlangs
weer Voor 5 jaren een tol verpacht. Zou het dus niet ver
standiger zijn bij wijze van proef de pacht nu met één jaar
te verlengen, totdat wij weten wat er met die andere tollen,
waarop ikistraks doelde, zal geschieden?
De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer Fokker uit het oog
verliest, dat wij hier te doen hebben niet zoozeer met een
tol te land, maar hoofdzakelijk te water. Wij willen wel
medewerken tot opheffing van tollen, waarvan wij voordeel
trekken, mits wij daarvoor op andere wijze worden schade
loos gesteld. Maar deze inkomst prijs te geven op grond van
het principe, dat het verkeer buiten de gemeente niet moet
worden- belemmerd, dit gaat te ver. Ik meen dat het belang
van de gemeente eischt, dat hetgeen zij van dezen tol trekt,
niet wonde prijs gegeven, zonder op de een of andere wijze
daarvoor een equivalent te ontvangen.
De heer Fokker. Naar uw oordeel zal het verkeer naar
dé stad dus niet door dézen tol worden belemmerd?
De Voorzitter. Dat is de zaak niet. U meent dat het hier
in hoofdzaak geldt een landtol, terwijl het meer is een water-
tol. En nu heeft de ondervinding geleerd, dat de belemmering
niet zoo groot is, dat men daarvoor zou moeten overgaan
tot opheffing van den tol, zonder eenig equivalent te ont
vangen.
u; De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming ge
bracht én aangenomen met 14 tegen 12 stemmen.
Voor stëtnmen de heeren: Reimeririger, van Tol, Driessen,
Timp, Bots, Kerstens, Korevaar, de Vries, Aalberse, Bosch,
Sijtsma, de Goeje, van der Lip en le Poole.
Tegen stemmen de heeren: van der Eist, Zaalberg, P. J.
Mulder, llassélbach, Stigter, Zwiers, van Gruting, Fokker,
Juta, van Hamel, de Boer èn Witmans.
X. Voorstel tot onderhandsche verpachting van het recht
tot heffing van den weg- en watertol tegenover den Rijns-
burgschen vliet bij het Leidsche hek aan de wede G. J. Cig-
gaar geb. van Egmond.
(Zie Ing. St. n°. 39).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XI. Verzoek van S. G. J. de Groot om ontheffing van het
bepaalde bij ait. 19, le lid, der verordening op het Bouwen
en Sloopen.
(Zie Ing. St. n°. 45).
De Voorzitter. Bij Burg. en Weth. is nog ingekomen een
nader verzoek van adressant om de ontheffing te verleenen.
Burg. en Weth. vinden echter geen reden om op hun voor
dracht terug te komen, op de gronden in hun praeadvies
ontwikkeld, en omdat tengevolge der verleende faciliteit in
de constructie van het dak, voor adressant geen reden bestaat
om zich door het niet verleenen van de ontheffing zeer
bezwaard te gevoelen.
Het praeadvies van Burg. en Weth. wordt zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
XII. Verzoek van M. de Ruyter c. s. om wijziging van de
verordening houdende aanwijzing van de dagen, uren en
plaatsen voor het houden van de verschillende markten en
van veilingen van groente, ooft en aardappelen, in dien zin,
dat ook eieren zullen mogen worden geveild.
(Zie Ing. St. n°. 41).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burg. en Weth., afwijzend
op beschikt.
XIII. Verzoek van de Gemeente-commissie van het Ned.
Hervormd Kerkgenootschap om toekenning van een subsidie
in de kosten van de restauratie der Pieterskerk.
(Zie Ing. St. n". 49).
De heer Juta Wat niet uit het praeadvies gebleken is, is,
dat het College van het Burg. en Weth. ten opzichte van deze
zaak niet eenstemmig is. En aangezien ik behoor tot de minder
heid van het College, stel ik er prijs op om mijne meening
en mijne stem nader te motiveeren, waarbij ik ook mag
spreken namens den heer Korevaar, die met mij de minder
heid uitmaakt.
Om de zaak toe te lichten dienen wij terug te gaan tot het
jaar 1902, toen ook door de Gemeente-Commissie een verzoek
was ingekomen bij Burg. en Weth om herstelling van dé
Pieterskerk, tot het doer, van de hoogstnoódige herstellingen aan
daken, muren en ramen, tót het in stand houden van dit monu
ment. Het toenmalig Dagelijkseh Bestuur heeft toen overwogen,
dat het dus klaarblijkelijk betrof het gewone onderhoud van
het Kerkgebouw en het heeft overwogen, dat het niet ligt op
den weg der Gemeente om uit de Gemeentekas subsidies té
verleenen aan een kerkelijk Genootschap voor het onderhoud
hater eigendommen. Later in 1906 is een vernieuwd verzoek
ingekomen en als argument werd toen aangevoerd, dat het
gebouw zonder krachtig ingrijpen dreigde onder te gaan. Dat
was dus zoo sterk mogelijk Uitgedrukt.
Burg. en Weth. intusschen niet gewend om over een nacht
ijs te gaan, hebbën zich toen willen overtuigen wat er aan
het Kerkgebouw ontbrak, tengevolge waarvan zooals de Ge
meente-Commissie het uitdrukte, zonder krachtig ingrijpen
het gebouw zoude dreigen onder te gaan. Uit dat deskundig
onderzoek vanwege de gemeente ingesteld, is gebleken, dat
er heel veel aan het Kerkgebouw moest hersteld worden, dat
betrof dus het gewone onderhoud, maar dat ook ongeveer
ƒ83000, ruim de helft van hetgeen gevraagd werd door het
Kerkbestuur, zou worden gebruikt óm de bestaande ramen te
veranderen in gothische ramen, die in overeenstemming zouden
zijn met den stijl van het Kerkgebouw. Het veranderen van
die ramen heeft evenwel met het dreigend ondergaan van het
Kerkgebouw absoluut niets te maken.
Het tegenwoordige adres maakt dan ook van die bouw
valligheid waarin het Kerkgebouw zou verkeei en geen melding.
Daarin wordt gesproken van de restauratie der ramen.
Nu kan men natuurlijk onder restauratie alles verstaan,
ook vernieuwingen en herstellingen, zelfs verandering van
ramen, die geen herstel noodig hebben, doch die men alleen
wenscht te veranderen om ze in overeenstemming te brengen
met den stijl van het gebouw.
Nu is mijne meening, en die van den heer Korevaar, dat
men in de eerste plaats het Kerkgebouw niet zoover had
moeten laten vervallen, dat daardoor de hulp van Rijk, Pro
vincie en Gemeente weder noodig is om het in een behoor
lijken toestand te brengen. Het geldt hier eene. zaak van
jaarlijks onderhoud, en wat aangaat de verandering van be
staande ramen om ze weer in overeenstemming te brengen