D. Teske Jr. DONDERDAG 28 FEBRUARI 1907. 45 De Heer Fokker had 't bij 't ware eind, maar heeft '1 ge holpen? Niets, want men is, om dit punt van de agenda spoedig af te handelen, maar direct tot stemming overgegaan. En wat gaf ons en de Gemeente Leiden nu die stemming? Wij hebben gedeeltelijk onzen zin gekregen en de Gemeente Leiden kan betalen. Maar dit laatste verlangen wij ook niet Mijne Ueeren, want ook wij zien gaarne dat ons Leiden bloeit. Wij weten uit ervaring dat de vergrooting overbodig is en, daar deze alleen verlangd wordt door den Directeur van het abattoir, hopen wij thans nog dat de thans aangenomen vergrooting niet zal doorgaan en U Mijne Heeren daartoe een degelijk onderzoek zal doen instellen. De Heer Bosch wilde zijn oordeel over het al of niet aan nemelijke der vergrooting op schorten, maar ook daaraan is geen gehoor gegeven. Wij vragen U weder waarom is daar aan geen gehoor gegeven? Wij zullen hetgeen de Heer Eerstens heeft gezegd over 't hoofd zien, daar deze, weliswaar de functie van voorzitter van de Slachthuiscommissie bekleedende, geheel en al ver keerd is ingelicht geworden door den Directeur van het abattoir en ook in 't geheel niet zaakkundig heeft gesproken. Alleen willen wij hem even opmerken, dat, toen de paar den te Rotterdam werden geslacht, het slacht- en keurloon niet ƒ4.05, maar in totaal ƒ2.80 per paard bedroeg en de overblijvende ƒ1.25 werd betaald door de invoerders dei- paarden. Dus ook hieruit blijkt Mijne Heeren, dat de Heer Eerstens totaal verkeerd is ingelicht geworden. «Laten de Heeren echter voor ze in ernst met zulke be zwaren komenzelf een onderzoek in loco instellen", zeide de Heer Sijtsma, zeer terecht. Nogmaals vragen wij U, naar aanleiding hiervan, waarom is er geen onderzoek ingesteld? «Indien paarden marmotten waren, ja, dan zou met ver wijdering van een proefdiertje hier en daar, de stal niet behoeven te worden vergroot" zeide de Heer Sijtsma, maar wij zeggen: «Indien de proefdieren van Dr. de Jong marmotten waren dan zou met verwijdering van een proefdiertje hier en daar, de stal niet behoeven te worden vergroot." Nog zeide een der Heerendat het bedrijf van paarden- slager ongetwijfeld de verhooging der tarieven kan velen (Is Mijnheer soms zelf paardenslager geweest), die ook daarom niet onbillijk zijn, omdat de ervaring inderdaad heeft geleerd, dat paarden veel meer schade aan stal en slachthal toe brengen, dan runderen. Zulks is gedeeltelijk waar, maar hier op het abattoir is de mogelijkheid echter niet uitgesloten dat de paarden, maar ook de runderen veel meer schade aan stal en hal zullen toebrengen dan de beesten aan de abattoirs te Amsterdam en Rotterdam. Wij herhalen als voorbeeld daartoe nogmaals dat eenige weken geleden de eerste steen van een der vloeren in het slachthuis te Rolterdam, dat reeds 20 jaren bestaat is losgeraakt en van ons abattoir de vloeren reeds op verscheidene plaatsen gaan scheuren. Maar men mag ook niet anders ver wachten van een Kaartenpaleis. Het verslag van uwe vergadering van 7 dezer, in het Leidsch Dagblad van 8 dezer zegt: «de paardenslagers enz., vertrokken met van genoegen stralende gezichten. De Leidsche Raad is toch niet zoo kwaad was blijkbaar de grondtoon van hun gedachtengang." Ja Mijne Heeren dat was weliswaar onzen gedachtengang, maar wij verlangen niet alleen dat ons recht geschiedt, maar ook onze Gemeente recht geschiedt en dat zij niet noodeloos groote sommen uitgeeft, terwille van de grillen van één man. Ons doel met dit schrijven is daarom, dat, dat schromelijk overtreden recht worde hersteld, n 1. dat U E.A. Heeren thans nog er toe zal overgaan een degelijk onderzoek in te stellen en daarna tot de overtuiging te komen, dat eene vergrooting voor de paardenstal van het abattoir te Leiden totaal overbodig is. Wij zijn, desgewenschtbereid U, alle desbetreffende in lichtingen te geven. Leiden, der: 28 Februari 1907. M. v. Blank enstein. J. Riethoven. E. F. W. van Luijken. Abr. den Os. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. Aan de orde is: I. Benoeming van eene onderwijzeres aan de Meisjesschool le klasse. (Zie Ing. St. n°. 43). De Voorzitter. Mag ik den heeren de Vries, Driessen, van der Lip en Fokker verzoeken het stembureau te willen uit maken. Benoemd wordt met 20 stemmen Mej. A. M. E. de Leeuw. Mej. Ittmann verkreeg 4 en Mej. Hoogkamer 3 stemmen. II Benoeming van eene onderwijzeres en 4 onderwijzers met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 7. (Zie Ing. St. n°. 47). Benoemd worden achtereenvolgens: Mej. J. H. ten Holten en de heeren: M. G. van Ewijk, J. van Noord, D. de Jong en A. M. van Sermondt, allen met algemeene (27) stemmen. III. Benoeming van twee onderwijzers met verplichte hoofd akte aan de school der 4e klasse No. 2. (Zie Ing. St. n°. 47). Worden achtereenvolgens benoemd de heeren: W. Wolda, met 26 stemmen, een briefje was in blanco en J. Heemstra met 24 stemmen. De heer G. Beun verkreeg 2 stemmen en de heer van Sermondt 1 stem. De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stem bureau voor de verleende medewerking. (De Heer Meuleman verlaat de vergadering). IV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting der dienstdoende schutterij, dienst 1906. (Zie Ing. St. n°. 44). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. V. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ter bestrij ding van de kosten van de onlangs gesloten geldleening. (Zie Ing. St. n° 48). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. VI. Verzoek van P. van Nijnatten om vergunning tot het bouwen van een houten loods, bestemd tot berging van hout waren, in den tuin van het perceel Rijnkade No 12. (Zie Ing. St. n°. 40). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gun stig op beschikt. VII. Voorstel om Rurg. en Weth. te machtigen tot Hare Majesteit de Eoningin het verzoek te richten de vergunning tot het verplegen van 24 vrouwen in de houten hulppavil joens op «Endegeest" te verlengen tot 1 Januari 1910. (Zie Ing. St. n°. 46). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. VIII. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een gedeelte van de Magdalena Moonsstraat. (Zie Ing. St. n°. 42). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. IX. Voorstel tot onderhandsche verpachting van het recht van tolheffing aan de Leiderdorpsche brug aan P. J. Ramaker. (Zie Ing St. n°. 38). De Voorzitter. Burg. en Weth. hadden reeds kennis ge nomen van het adres van de Jong dat zooeven werd voor gelezen en waarbij in overweging werd gegeven om over te gaan tot eene openbare verpachting, op grond dat wellicht andere gegadigden zich zouden aanbieden.. Het College van Burg. en Weth. is op dit punt niet eenstemmig. De meer derheid meent, dat met het oog op de soliditeit van den tegen- woordigen pachter, die reeds 23 jaar achtereen de brug heeft gepacht en daarvoor een alleszins voldoende pacht geeft er termen bestaan om wederom aan dien pachter de tolheffing te gunnen en dus niet over te gaan tot eene openbare ver pachting. Twee leden van het College achten het evenwel beter de zaak aan te houden. De heer Witmans. M. d. V. Wanneer er eenige kans bestond dat bij eene openbare verpachting de pachtsom hooger zou worden, dan zou ik er zeer voor zijn om de zaak nu aan te houden. De Jong schrijft niet wat het hem waard zou zijn, maar vermoedelijk is hij toch een van de gegadigden voor de pacht. Wanneer wij bij eene nieuwe verpachting per jaar wat meer konden bedingen dan nu door Ramaker wordt gegeven, dan zou dit over 5 jaar een aardig bedrag kunnen zijn. De Voorzitter. Wat door den heer Witmans is aange voerd, was ook het argument van de twee leden van ons College om deze zaak aan te houden. De meerderheid van ons was echter van meening, dat waar wij hier te doen hebben met een pachter, die blijkens de ervaring in al die i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3