44
Den 17en Mei I90G kwam daarop een verzoek in van de
gemeentewerklieden-vereeniging »Recht en Plicht'- om de
loonen der stadswerklieden te verhoogen.
Het is u bekend waarom de uitslag van het door ons in
gesteld onderzoek, zoo min als ons praeadvies op het verzoek
van »Recht en Plicht" u tot dusver kon bereiken. Schroom
om ook maar eenigszins op de oplossing van het hangende
geschil tusschen de patroons en de werklieden in het timmer
vak te influenceerenweerhield ons van onze meening omtrent
het al dan niet voldoend zijn van de loonen der stadswerk
lieden te doen blijken. En dat onze opvatting hieromtrent
ook door de meerderheid Uwer Vergadering werd gedeeld,
bleek ons toen in de raadsvergadering van 31 October 1906
een motie van de heeren Fokker en Sijtsma, waarbij op een
spoedige indiening van ons praeadvies op het adres van de
vereeniging »Recht en Plicht'' werd aangedrongenwerd
verworpen.
Zoodra echter het geschil in de bouwvakken was bijgelegd,
was dan ook het oogenblik gekomen om u onverwijld met den
uitslag van ons onderzoek in kennis te stellen. Immers alle
mogelijke inlichtingenzoowel bij de besturen van andere
gemeenten als bij de daar gevestigde Kamers van Arbeid voor
de Bouwbedrijven, waren inmiddels ingewonnenalle gegevens
voor het aan ons college uit te brengen rapport door de
commissie van fabricage verzameld. Het zeer uitvoerig rap
port dier commissie kon ons dan ook al spoedig bereiken
en is met de daarbij behoorende bijlagen in de Leeskamer
ter inzage neergelegd.
Het komt ons voor dat wij dit rapport hier niet op den
voet behoeven te volgen. Hen, die met al de daarin vermelde
details en de overgelegde uitvoerige staten wenschen kennis te
maken, meenen wij naar de Leeskamer te mogen verwijzen.
Hier meenen wij met een korte vermelding van de hoofd
zaken te mogen volstaan, te meer waar men zich slechts door
een nauwkeurige kennisneming van al de overgelegde stukken
volledig op de hoogte kan stellen.
De commissie van fabricage wijst er dan op, dat bij de
regeling van de loonen der stadswerklieden met een viertal
factoren moet worden rekening gehouden:
1°. de loonen in andere, met Leiden op een lijn te stellen,
gemeenten aan de gemeentewerklieden betaald;
2°. den plaatselijken loonstandaard
3°. de voordeelen, speciaal aan den dienst bij de gemeente
verbondenen
4Vde minimum-behoeften van een arbeidersgezin.
Wat de door andere gemeenten betaalde loonen betreft
deelt de commissie mede, dat er naast steden, waar de loonen
hooger zijn, zooals Haarlem, den Haag, Schiedam en Hilver
sum, ook gemeenten zijn, waar een lager loon wordt uitbe
taald, zooals Vlaardingen, Gouda, Delft. Het is echter duide
lijk, dat deze vergelijking slechts cum grano salis kan
worden aanvaard, daar zij zonder nauwkeurig rekening te
houden met allerlei locale omstandigheden, die opdeloonsre-
geling van invloed moeten zijn, noodwendig tot onjuiste ge
volgtrekkingen zou leiden.
Ten aanzien van den plaatselijken loonstandaard komt de
commissie tot de conclusie, dat niet geheel kan worden ont
kend, dat de loonen door particuliere werkgevers betaald,
over het algemeen iets hooger kunnen worden geacht, dan
die bij gemeentewerken.
Wij doen hierbij intusschen opmerken, dat hieruit aller
minst mag worden afgeleid, dat de loonen der stadswerk
lieden daarom ook inderdaad lager zouden zijn, dan die van
hen, die bij particulieren arbeiden. Want al wordt door hen
wekelijks in geld minder ontvangen, dan door de werklieden
in particulieren dienst, dan is het toch zeer wel mogelijk dat
hun loon feitelijk hooger is, wanneer men rekening houdt
met al de hun door de gemeente toegekende voordeelen.
Zoo komen wij van zelf tot den derden factor, die de com
missie noemt: de voordeelen aan den gemeentedienst ver
bonden. Zij somt onder die voordeelen op: het recht op
pensioen zoo voor den werkman zelf, als voor zijn vrouw en
kinderenvast loonziekengeld en uitbetaling van een ge
deelte van het loon ook tijdens de vervulling van militaire
plichtenuitbetaling van het loon, ook als het werk stilstaat,
en op christelijke en andere feestdagenverhoogd loon voor
overuren en voor arbeid op Zon- en feestdagen en des nachts;
verlof met behoud van loon. Even zoovele voordeelen die, ook
waar het door de gemeente betaalde uurloon geringer mocht
zijn, de weegschaal naar de zijde van de gemeente kunnen
doen overslaan.
In de vierde plaats noemt de commissie het noodzakelijk
levensonderhoud. En zij wijst er op hoe de laagstbezoldigde
d. i. de 15 cents uurlooner, wanneer hij zonder overuren
werkt, wekelijks na aftrek van zijn pensioensbijdrage slechts
f 7.86 in handen krijgt. Maar zij laat er onmiddellijk op vol
gen »dat verreweg de meeste laagstbezoldigden elke week vrij
stellig kunnen rekenen op een niet onbelangrijke oververdienste
door het maken van overuren." En zij toont dan verder aan
dat het maken van overuren niet als een misbruik moet
worden aangemerkt, maar in de gemeentelijke huishouding
onmogelijk kan worden gemist. Bij de beoordeeling van het
loon moet dus wel degelijk met de overuren worden reke
ning gehouden. En dat het maken dier overuren geen boven
matige inspanning eischt, wordt duidelijk in het rapport
aangetoond.
Ten slotte merkt de commissie nog op, dat de kortingen
hier ter stede voor eigen- en voor weduwen- en kinderen-
pensioen, trots de verstrekte toelage van 40 cents per week
hooger zijn dan in andere gemeenten.
De slotsom nu waartoe de commissie door hare verschillende
overwegingen wordt geleid, is deze, dat het uurloon voor de
stadswerklieden, behalve voor de schilders en de straatmakers,
moet worden verhoogd met 1 cent. Voor de schilders niet,
aangezien hun tegenwoordig uurloon (19 cent) zeker niet
lager is, dan het loon dat door particuliere werkgevers wordt
uitbetaaldvoor de straatmakers niet aangezien deze in
tarief werken, en reeds thans een zeer hoog gemiddeld week
loon maken. Voor de zeer enkele malen, dat de straatmakers
hun bedrijf niet als stukwerk verrichten, doch in uurloon,
wil zij het in ambacht verdiende loon ook met 1 cent per
uur verhoogen.
Slechts op één punt bestaat bij de commissie geen eenstemmig
heid. De meerderheid wil ook den timmerlieden een verhooging
van 1 cent gevenaangezien er h.i geen enkele reden is, waarom
aan de timmerlieden een hooger loon zou worden toegekend
dan aan de metselaars. Daarentegen wil de minderheid met den
Directeur van Gemeentewerken aan de timmerlieden een ver
hooging van 2 cent geven, aangegezien immers door de particu
liere patroons reeds nu aan de timmerlieden met ingang van 1
Januari '1908 een uurloon van 22 cent is toegezegd en het haar
niet gewenscht voorkomt telkens in de gemeentelijke loonrege
ling verandering te brengen. Wij meenen ons hier aan de zijde
der minderheid te moeten scharen, daar immers de particu
liere patroons door hunne toezegging reeds in beginsel hebben
uitgemaakt dat een uurloon van 21 cent voor de timmerlieden
hier ter stede te gering is. Dat dientengevolge gedurende het
nog resteerende gedeelte van dit jaar de timmerlieden in dienst
van de gemeente een hooger loon zullen genieten dan die in
particulieren dienst schijnt ons geen overwegend bezwaar.
Nog in een ander opzicht echter wenscht de commissie van
fabricage verbetering te brengen in de positie der gemeente
werklieden. Zij wijst er op hoe door de thans voorgestelde
verhooging het loon in handen van den laagstbezoldigde zal
stijgen van 7.86 op ƒ8 36 en dit loon schijnt haar, ook al
neemt men in aanmerking dat dit loon verhoogd wordt door
de extra-verdiensten wegens overuren, niet voldoende. Toch
bestaat bij haar overwegend bezwaar om het loon der
opperlieden nogmaals met 1 cent te verhoogen, omdat daar
door vele werkzaamheden hooger zouden worden betaald dan
door particuliere werkgevers en omdat het noodzakelijk onder
ling verband tusschen de verschillende groepen van werk
lieden dan zou worden verbroken. Zij wil daarom deze moei
lijkheid oplossen door voor sommige werklieden de tegemoet
koming in de pensioensbijdrage iets te verhoogenen wel voor
de opperlieden en daarmee gelijkgestelden met ƒ0.25 en voor
hen, die een uurloon van 17 cent verdienen met ƒ0 15. oor
dezen wordt de gemeentelijke bijdrage dan resp gebracht op
0 65 en 0.55 terwijl zij voor al de overigen blijft bedragen
0 40 en /0.30.
De aanneming van de voorstellen der commissie van fabri
cage, aldus gewijzigd dat het uurloon der timmerlieden aan
stonds op ƒ0.22 zal worden gebracht, zal voor de gemeente
een jaarlijksche uitgave meebrengen van ƒ3200.-.
Het is hier de plaats om nog een oogenblik stil te staan
bij het in uwe vergadering van 17 Mei 1906 ingekomen
schrijven van de Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven,
waarbij deze aandringt op een absoluut ver bod voor de ge
meentewerklieden om in hun vrijen tijd arbeid te verrichten
voor particulieren. Zij meent dat deze zaak bij de behande
ling van de loonregeling behoort ter sprake te komen, omdat
de door de gemeente uitbetaalde loonen noodwendig moeten
worden verhoogd, indien deze niet voldoende zijn om den
stadswerkman in staat te stellen, zonder bijverdienste van
particulieren behoorlijk rond te komen. Zij wijst er op dat
de stadswerkman zijn volle werkkracht aan de gemeente
moet geven; hoe het werken in vrijen tijd ten behoeve van
particulieren zoowel hemzelf en zijn gezondheid, als de ge
meente benadeelten hoe de stadswerkliedendoor voor
particulieren arbeid te verrichten, de arbeidsverhoudingen
voor de particuliere gezellen ongunstiger maken. Zij dringt
er daarom op aan dat de ten deze nog bestaande mogelijk
heid om uitzonderingen op het verbod van particulieren
arbeid toe te laten uit het werkliedenreglement zal worden
weggenomen.
Het komt ons met de commissie van fabricage voor, dat
voor inwilliging van dit verzoek geen termen aanwezig zijn.