34 DONDERDAG 7 FEBRUARI-1907. zou gelezen hebben de verordening, die op deze zaak betrek king heeit. Daarin staat nl. op machtiging, zoo'n kind wordt opgenomen op machtiging van het Gemeentebestuur, en de heer van der Lip zeide de vorige keerdat beteekent, op verzoek. Hij is vandaag nog een stap verder gegaan en heelt gezegd het beteekent op last van Burg. en Weth. Hiertegen wensch ik tweeërlei op te merken. Vooreerst, dat wanneer men die woorden op machtiging aldus uitlegt, men dan toch een uitlegging kiest, die absoluut in strijd is met de meest gewone beteekenis van het woord machtigingen dat menwil men een artikel van een verordening uitleggen totaal in strijd met de zeer duidelijke bedoeling, zooals die blijkt uit de letterlijke opvatting van de woorden, dan toch wel zeer sterke historische argumenten moet aanvoerenom een dergelijk betoog te staven. Ik zou willen zeggen, dat de heer van der Lip in dat betoog toch nog werkelijk niet ge slaagd is. Als eenig argument ten bewijze, dat op machtiging zou beteekenen op verzoek of op last, heeft hij aangevoerd, wat 11 Aug. '18(34 bij de vaststelling der verordening in den Gemeenteraad zou zijn gesproken door den heer Tich- ler. Nu heb ik dat ook eens nagelezen, en ik kan met den besten wil van de wereld niet begrijpen, hoe men daaruit nu zou kunnen concludeerendat op machtiging zou beteekenen op verzoek en ook niet, hoe men daaruit zou kunnen concludeeren tot eenig recht van het Weeshuis om subsidie van de Gemeente te ontvangen. De heer van der Lip heeft wel gezegdmen heeft toen tegen die woorden van den heer Tiehler niets ge zegd, maar ik zou willen antwoorden, dat hij dan minstens even oppervlakkig dat oude Raadsverslag heeft gelezen als hij meent, dat ik oppervlakkig die verordening had gelezen. Want wanneer hij even teruggaat in die zitting, dan vindt hijdat de heer Goudsmit het woord heeft gevoerd over die verordening, en speciaal over het artikel, waarin de in komsten worden genoemd. Uit het verslag blijkt, dat de verordening eigenlijk door den heer Goudsmit gemaakt is, want hij zegt voortdurend: ik heb er dit en dat in gezet. Ik maak daaruit op, dat de verordening, wat de redactie be treft, van hem afkomstig is. Wat zegt hij nu? Het ging er over bij het debat, dat men onder de inkomsten ook wilde opnemen een subsidie van de Gemeente, want, werd gezegd: »het Weeshuis heeft toch herhaaldelijk subsidie van de Ge meente gekregen. Wanneer wij nu zeggen, de inkomsten van het Weeshuis bestaan uit: 1°. eigen middelen, 2°. bij dragen van de leden der Nederduitsch Herv. Gemeente, dan moeten wij, willen wij waar zijn, er ook bijzetten, en 3°. uit een subsidie uit de Gemeentekas.» Daar heeft zich Prof. Goudsmit met hand en tand tegen verzet, juist op dezen grond, dat naar zijn meening de subsidie niet moest worden gebracht onder gewone ontvangsten. »Het is anders," zoo sprak hij, »alsof een particulier zeide: ik leef van hetgeen ik verdien en ook nog van cadeaux». «Subsidie is niet anders, dan hetgeen in tijd van nood gegeven kan wordenen men mag ze niet als een recht consacreeren. Daarom heeft men gemeend hier niet van subsidie te moeten spreken, die de wet toelaat, maar niet gesteld wil zien als vaste inkomst, waarop steeds met zekerheid kan worden gerekend.» Nu ge loof ik toch, dat uit die woorden overtuigend blijkt, dat als men zich op dit Raadsverslag wil beroepen, men dat zeker niet kan doen tot staving van een zeker rechtdat men zou hebben tegenover de Gemeente op het ontvangen van sub sidie, op grond, dat in die verordening, die door den heer Goudsmit gemaakt is, de woorden op machtiging worden ge- brujkt. Ik blijf erbij, wanneer men die verordening leest, dan kan men absoluut niet daarin lezen, dat het eigenlijk de bedoeling is geweest, te schrijven: op verzoek of op last van Burg. en Weth. Wanneer ik nu kom tot hetgeen door ons, door den heer Meuleman en mij, in de vorige vergadering is voorgesteld, zou ik voorop dit willen zeggen, dat wij zijn uitgegaan -^van dit denkbeeld: Wanneer het werkelijk waar is, dat het Weeshuis in een of anderen vorm die subsidie voor het opnemen van kinderen dringend noodig heeft, zijn wij bereid alles wat billijk is ook toe te staan, maar op deze ééne voorwaarde, dat ook bij deze zaak de pariteit worde behartigd. Wij zijn bereid toe te staan alles wat billijk is, maar alleen op deze conditieniet alleen voor kinderen, die zijn Ned. Hervormd, maar ook voor kinderen, die zijn Gerefor meerd, Luthersch, Israëliet, Katholiek, of van welken gods dienst dan ook. Dat is het eenige, wat wij in ons voorstel wilden uitdrukken. Nu blijf ik erbij, dat ik nog niet over tuigd ben, dat ons standpunt niet juist zou zijn. Ik ben daarin nog versterkt door het betoog van den heer Fockema Andreae. Ik geloof, dat wat hij gezegd heeft betreffende de opvatting van de Armenwet, volkomen juist is. Ook de Armen wet gaat uit van bet standpunt, dat armenzorg en de kinder verzorging, waarover wij spreken, is een stuk armenzorg - behoort bij de kerkgenootschappen, bij het particulier initiatief, en dat de Overheid alleen aanvullend optreedt, voorzoover dat noodig is. Op dat standpunt hebben wij ons oog gesteld, en daarom wenschen wij niet een groot bedrag voor te stellen, zooals ons geacht medelid Dr. Stigter gedaan heeft, een som, die de volle kosten voor het onderhoud van een kind dekt, want dan treden wij niet meer aanvullend op. Dan is het de volledige betaling. Wat wij voorgesteld hebben, is een klein bedrag van 30.dat echter ook door Regenten van het Weeshuis zelf is verzocht. Daarom zijn wij tot dat bedrag gekomen. Wij hebben gezegd: wij willen dat vaste bedrag wel toestaan, maar dan op de eenige conditie, dat wanneer er anderen komen, die niet zijn Ned. Hervormd, zij dezelfde tegemoetkoming in de verpleging van dergelijke arme kinderen zullen kunnen krijgen. Nu is door den Voorzitter in zijn beantwoording tweeërlei gezegd, dat mij voorkomt niet geheel met elkaar in overeen stemming te zijn. Allereerst heeft hij gezegd: och, stel dat nu niet voor, ge weet, Burg. en Weth. hebben een breeden blik, en kijken er niet naar van wat voor godsdienst iemand is. Wanneer gezorgd moet worden, heeft de Voorzitter gezegd, zorgen wij voor allemaal. Wij zullen dus evengoed voor Gereformeerde, Luthersche, Israëlietische, Katholieke kinderen zorgen als wij zorgen voor Ned. Hervormde kinderen. Maar een oogenblik later hooren wij hem juist zijn betoog adstrueeren door te zeggennoem mij dan een ander gesticht, dat in dezelfde condities is betreffende het opnemen van houkinde- ren. Mijnheer de Voorzitter, daar maak ik dus uit op, dat Burg. en Weth. van meening zijn, dat de eigenlijke grond, waarom zij die subsidie geven, deze is, dat dit speciale ge sticht, dat men voor een speciale gezindheid bestemd heeft, een bijzondere verplichting tegenover de gemeente heeft en dat daarom de gemeente deze instelling alleen moet subsi dieeren. Burg. en Weth. zijn dus niet van plan in dit geval de pariteit te behartigen, en voor een ander kind hetzelfde bedrag te geven. Anders had dat argument niet gebruikt behoeven te worden. Ik stel mij op geheel ander standpunt, dat dunkt mij is het standpunt van de Armenwet. Wanneer het blijkt, dat het werkelijk noodig is, dat de gemeente aan vullend optreedt, welnu, dan moet de gemeente dat doen. Nu geloof ik toch, dat men in het algemeen gerust kan zeg gen, dat niet alleen het Ned. Hervormde Weeshuis, maar ook andere Armbesturen en Diaconieën juist niet in zoodanigen lloreerenden toestand zijn in onze gemeente, dat zij niet, juist door de zorg voor dit soort kinderen, in hun financien allergevoeligst worden getroffen. Zij komen amper toe, en dit zijn buitengewone uitgaven, die zij zich voor die kinderen moeten getroosten. Nu heeft de heer van der Lip gezegd: ik vind het voorstel van de heeren wel heel aardig en ben er ook wel voor, dat men in deze de pariteit behartigt, maar in dit speciale geval zijn wij, Regenten van het Weeshuis, daarmede niet geholpen, want het voorstel werkt alleen voor de toekomst, en ons gesticht heeft thans al 70 van die kin deren, en juist daarvoor zouden wij de subsidie willen hebben. Daarop zou ik dit willen antwoorden, dat het zeer juist is, dat wanneer ons voorstel zou worden aangenomen, zoo als het geformuleerd is, het alleen zou werken voor de toe komst, voor kinderen, die in de toekomst, met machtiging van Burg. en Weth. in een gesticht zullen verpleegd worden, maar dat ik, wanneer dat voorstel zou worden aangenomen, zeer gaarne een nader praeadvies van Burg. en Weth. zou willen afwachten, in hoeverre zij meenden, dat het als billijk was te beschouwen aan dat voorstel een zekere terugwerkende kracht te geven, mits dan ook bij die terugwerkende kracht de pariteit zou worden in acht genomen. Ik geloof, dat dat zuiver for meel is, omdat voor andere gezindten tot nog toe niet met verzoek of medeweten van Burg. en Weth. kinderen in gestichten zijn verpleegd, zoodat die formule dus ook alleen dient om in het systeem te blijven. Het zou feitelijk hierop neerkomen, dat alleen het H. G. Weeshuis iets ontvangt. Daarom, mijnheer de Voorzitter, ben ik werkelijk niet over tuigd, dat ons voorstel de afkeuring verdient, die het ondervindt. Wat betreft de amendementen, die zijn voorgesteld, om het bedrag van f 50,in het voorstel van Burg. en Weth. te verhoogen tot f 75— en f 100is door u gezegd, dat dat een kwestie is van meer of minder, die geenerlei beginsel raakt. Dat ben ik met U eens, wat betreft het voorstel van f 75maar niet wat betreft dat van f 100—, omdat dat juist gemotiveerd is, door te zeggen: dan betalen wij het volle bedrag, en nu geloof ik, dat hierin toch wel dit begin sel ligt, dat men niet uitgaat van het idee, dat de Gemeente alleen aanvullend te werk gaat, en slechts steunt voor zoover het particulier initiatief te kort schiet. In zooverre zou ik uit dat oogpunt beschouwd meer gevoelen voor f 75dan voor f 100—, omdat het laatste het volle bedrag is. De Voorzitter. Ik wil voor wij verder gaan nog even een toelichting geven op wat ik zooeven heb gezegd. Ik had gedacht, dat na de verklaring, die ik namens Burg. en Weth. heb afgelegd, dat zij voortaan zullen handelen op de wijze zooals tot nu toe geschied is, de motie van de heeren Meule man en Aalberse zou zijn ingetrokken geworden, maar nu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 8