38
DONDERDBG 7 FEBRUARI 1907.
De Voorzitter. Derhalve wordt f 100.gegeven per kind,
dat, zonder dat Regenten daartoe verplicht zijn, ingevolge
verzoek aan het Weeshuis is en wordt opgenomen.
Verlangt iemand hoofdelijke stemming over het geamen
deerde voorstel?
De heer Aalberse. Jawel, mijnheer de Voorzitter, en ik
zou gaarne motiveeren, waarom ik stemming vraag Ik acht
het niet eenvoudig maar een fraaiigheid; ik was van plan
geweest te stemmen voor het amendement-Vergouwen, om
f 75.- te geven, dus heb ik gestemd tegen het voorstel om
f 100.te betalen. Nu wil ik gaarne een stemming uitlokken
over het geheele, geamendeerde voorstel, opdat tenminste
blijken kan, of men niets wil, of zich bij de aanneming van
het amendement-Stigter neerleggen.
De 2de conclusie van het praeadvies van Burg. en Weth.,
zooals die thans gewijzigd is, wordt, in stemming gebracht,
met 21 tegen 7 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren: Vergouwen, Bots, A. Mulder, van
der Eist, van Tol, P. J. Mulder, de Boer, Meuleman, Stigter,
Zwiers, de Vries, van der Lip, Bosch, van Hamel, Le Poole,
Hasselbach, Aalberse, Zaalberg, Timp, Paul en Reimeringer.
Tegen stemmen de heerenWitmans, Juta, Eerstens, Fokker,
Sijtsma, Fockema Andreae en Driessen.
VIII. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden voor de vergrooting
van den paardenstal van het openbaar slachthuis;
b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
der verordening van '12 Juli 1906, regelende de heffing van
belastingen voor het gebruik van het openbaar slachthuis.
(Gem. blad N°. 28.)
(Zie Ing. St. n°. 14).
De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch geen lange alge-
meene beschouwingen te voeren, maar ik wensch alleen een
enkele vraag te stellen. Ons is ter hand gesteld een adres
van 6 personen, die direct belang hebben bij de kwestie en
die personen zeggen niets meer of minder, dan dat een ge
deelte van het Slachthuis staat ter dispositie van den Directeur.
Mij dunkt, het zal den Directeur en de Commissie van het
Slachthuis niet anders dan aangenaam kunnen zijn, wanneer
hier duidelijk wordt gevraagd, of wat in dit adres medegedeeld
is, waar is, en indien het waar is, of het gemotiveerd is, dat
een groot deel van het abattoir, zooals de heeren zeggen,
ten dienste staat van den Directeur. Ik wensch hier dus alleen
te vragen: is het waar, dat, hetzij voor particulier, hetzij
voor wetenschappelijk gebruik, de Directeur van het Slacht
huis een groot deel van het abattoir in eigen gebruik heeft?
De heer Fokker. Ik heb over deze zaak verschillend ge
dacht. Toen ik de voordracht in handen kreeg, ben ik gegaan
naar het Slachthuis om persoonlijk den toestand op te nemen.
Toen ik uit het Slachthuis kwam had ik de overtuiging en
ik heb dat toen aan den Directeur meegedeeld dat er wer
kelijk behoefte was aan uitbreiding van de gelegenheid om
paarden te stallen, en ik aan het voorstel mijne stem zou
kunnen geven. Maar intusschen heelt ons bereikt een adres
van eenige paardenslagers en de toelichting daarvan. Ik wil
over dat adres alleen nog dit zeggen, dat die heeren niet den
juisten toon schijnen gevonden te hebben om den Raad toe
te spreken, en dat de indruk van hun adres beter ware ge
weest, wanneer zij hunne bezwaren in eenigszins gematigder
vorm hadden geuit. Maar dit adres heelt gedeeltelijk toch
den indruk bevestigd, van hetgeen ik persoonlijk gezien heb.
Ik zie met verlangen het antwoord tegemoet op de vraag
van den heer Meuleman, want bij mijn bezoek heb ik op
verschillende plaatsen dieren aangetroffen, die nu niet bepaald
op den naam van koe of paard aanspraak kunnen maken en
waarvan mij is medegedeeld, dat zij niet toebehooren aan
particulieren, maar gedeeltelijk aan Dr. de Jong, en er werd
mij bij verteld, ik neem die verzekering gaarne aan
dat die dieren, zoodra er gebrek was aan ruimte, oogenblik-
kelijk verwijderd zouden worden van de plaats, die toekwam
aan de gemeente, en die tijdelijk was afgestaan, daar ze
anders toch ongebruikt bleef. Hiertegen kan niemand bezwaar
hebben.
Maar er is iets anders. De stal, die in het Slachthuis gere
serveerd is om de paarden van personen, die met paard en
rijtuig daar komen, te doen afspannen, scheen mij toe te kunnen
worden aangewend om slachtpaarden onder te brengen. Ook
rees de vraag bij mij, toen ik de ruimte bezocht waar betrek
kelijk zoo weinig koeien waren gestald vergeleken bij het
groot aantal paarden in den paardenstal, of het niet rationeel
zou zijn de betrekkelijk groote ruimte, die voor de koeien is
ingericht te verlaten en die voor de paarden te gebruiken,
en de betrekkelijk kleine ruimte, nu voor de paarden bestemd,
door de koeien te laten innemen. Het kwam mij voor, dat
door die verwisseling het raadsel zou zijn opgelost. Ik zou
dit plan aan het oordeel van Burg. en Weth. willen onder
werpen: van hun antwoord zal ik mijn stem over het voor
stel, die op het oogenblik nog niet geheel vaststaat, laten
afhangen.
De heer Witmans. M. d. V. Deze zaak is behandeld in de
Commissie van Financien en na ampele besprekingen is toen
gebleken, dat voornamelijk over de tarieven een meerderheid
en een minderheid bestond, en wij hebben dat in ons advies
aan den Raad doen uitkomen. Het wil mij voorkomen ik
behoor tot de minderheid in de Commissie van Financien in
deze dat het toch niet aangaat, wanneer de gemeente
besluit om den paardenstal uit te breiden en daaraan te be
steden f 7500.dan de belanghebbenden, in dit geval de
paardenslagers, de kosten daarvan te laten betalen. Wat zou
in de toekomst het geval zijn? Die menschen zouden dan
betalen 4— per paard. Mij dunkt, dat dat een bijzonder
hoog slachtloon is, wanneer dat indertijd op 3 is vast
gesteld. Nu sta ik ten deze op een ander standpunt. Ik heb
nog niet de gelegenheid gehad, dat uiteen te zetten, maar ik
meen altijd nog, dat wanneer men een maatregel neemt in
het algemeen belang, zooals in casu de vergrooting van het
Slachthuis, het op den weg der gemeente ligt de kosten daar
van zelf te dragen en die niet le leggen alleen op de schouders
van de slagers. Afgezien daarvan, mijnheer de Voorzitter, heb
ik er ernstig bezwaar tegen de tarieven, daar zij inderdaad hoog
zijn, nog te verhoogen, en voornamelijk ook nog wel voor
de verbruikers. Want wat zal het gevolg zijn, wanneer het
slachtloon van een paard wordt verhoogd? Ik stel mij niet
voor, dat de paardenslagers dat feitelijk zullen betalen. Zij
zullen dat gaan omslaan als exploitatiekosten in hun zaak,
en het gevolg daarvan zal zijn, dat degenen, die nu eenmaal
verplicht zijn paardenvleesch te eten, ook meer zullen moeten
gaan betalen. En wie zijn het, die paardenvleesch eten? In
het algemeen de armsten van de armen. Ik wensch er niet
op die manier toe mede te werken, dat de onderste laag in
de maatschappij, die dan nog een stukje vleesch kan krijgen,
dat vleesch nog duurder zal moeten betalen. Dat is mijn
ernstig bezwaar tegen de verhooging van de tarieven.
De heer Bosch. M. d. V. Ik ben nog niet overtuigd van de
noodzakelijkheid van deze uitbreiding en ik zie met belang
stelling het antwoord tegemoet, dat gegeven zal worden op
de vraag door den heer Meulerr an dienaangaande tot de Com
missie van het Openbaar Slachthuis gericht. Wellicht dat ik
dan nog gelegenheid vind, op dat punt terug te komen. Ik
zal dus mijn oordeel daaromtrent opschorten tot ik dat ant
woord vernomen heb Maar waar ik wel van overtuigd ben
is dit, dat ik ook uit een zaakkundig oogpunt het een zeer
scheeve voorstelling vind om te zeggen: mijn zaak breidt
zich uit, nu moet ik gaan verbouwen en nu moet mijn
clientele maar wat meer betalen, opdat die verbouwing eruit
kan komen. Ik zal dus in elk geval stemmen tegen de ver
hooging.
De heer Eerstens. M. d. V. De beide rekesten, die door
heeren paardenslagers zijn ingediend, zijn mij in zekeren zin
niet onwelkom geweest. Zij zijn mij niet onwelkom, omdat
daaruit m.i. één zaak gebleken is, en dat wel de hoofdzaak,
nl. dat er volledige overeenstemming bestaat tusschen de
paardenslagers eenerzijdsen Burg. en Weth., waarbij zich
heeft aangesloten de Commissie van het Slachthuis, ander
zijds, omtrent het gebrek aan ruimte, dat er bestaat. Allen
zijn het eens, dat de stal, die thans bestemd is om de En-
gelsche slachtpaarden onder te brengen, niet aan de behoefte
voldoet Alleen bestaat er groot verschil omtrent de wijze,
waarop in de behoefte aan ruimte tot stalling van de En-
gelsche slachtpaarden kan en moet worden voorzien.
Ik wil nu eerst beginnen met den heer Meuleman te be
antwoorden. De heer Meuleman heeft de vraag gesteld, of
het waar is, dat een gedeelte van het Slachthuis ter dispo
sitie staat van den Directeur voor dieren, hetzij voor parti
culier gebruik, hetzij voor wetenschappelijke proefnemingen
bestemd. Ja, mijnheer de Voorzitter, die vraag moet ik toe
stemmend beantwoorden. Sommige gedeelten van het Slacht
huis, die tijdelijk beschikbaar zijn, worden gebruikt om
proefdieren te stallen en nu verwacht ik toch, dat het wel
niet bij een van de leden van den Raad zal opkomenom
te beweren, dat het hebben van die proefdieren en het
nemen van proeven op die dieren niet is in het belang van
het Slachthuis. Alleen in het belang van het Slachthuis
worden die proeven genomen. De heer Fokker is het met
Burg en Weth. eens, dat er wel behoefte bestaat aan ruimte,
maar hij meent, als ik hem goed verstaan heb, dat die
ruimte zou kunnen worden gevonden door den stal in te
nemen, die gebruikt wordt voor de slagerspaarden en voor
de paarden van boeren, die vee aan het Slachthuis aanbreit-