26 Onder mededeeling dat deze voordrachten zijn opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van de Hoofden der betrokken scholen, en dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging alsnu tot deze benoemingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 48. Leiden 21 Februari 1907. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat de kosten van de onlangs ten behoeve van de gemeente gesloten geld- leening hebben bedragen in totaal 3606.565, verdeeld als volgt: zegels1780. drukloon443.58 advertentiën174.98s courtages868. voor door den kassier der gemeente bewezen diensten 400.— te zamen 3666.56s Deze kosten mogen ingevolge de geldende voorschriften eveneens uit geldleening worden bestreden. Mitsdien geven wij U in overweging tot de vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot f 3667.over te gaan, ter beschikbaarstelling van de voor de voldoening der nog niet verevende nota's vereischte gelden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 49. Leiden, 22 Februari 1907. Wij kunnen geen vrijheid vinden u tot algeheele inwilli ging van nevensgaand verzoek van de gemeente-commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap alhier, te adviseeren. In hoofdzaak bestaan daarvoor twee redenen. In de eerste plaats blijkt uit het feit, dat thans in eens een bedrag van niet minder dan 163.000.wordt noodig geacht voor herstel en restauratie der kerk, dat gedurende een lange reeks van jaren jaarlijks een veel te gering bedrag aan het onderhoud van de Kerk werd ten koste gelegd Had adressante beter voor het onderhoud van de kerk zorg gedragen, dan zou deze thans niet in zulk een toestand van verval zijn geraakt En in de tweede plaats wordt naar het ons voorkomt een veel te gering bedrag in de restauratiekosten door de leden van het Kerkgenootschap zelf bijgedragen Wanneer de restau ratie in 20 jaren zal worden tot stand gebracht, zal jaarlijks een bedrag van f 8000.moeten worden verwerkt. Hierin zal het Rijk jaarlijks 4000.— bijdragen, de provincie ƒ1000.— de kerk zelf 1500.— en particulieren 500.—, terwijl dan voor de resteerende 1000.een beroep wordt gedaan op de gemeente. Nu komt het ons voor, dat waar de leden van het Kerkgenootschap, de onmiddellijk belanghebbenden dus, jaarlijks niet meer dan f 500.bijdragen, moeilijk van de burgerlijke gemeente kan worden verlangd, dat zij gedurende 20 jaren een jaarlijksch offer zou brengen van f 1000.— Zoo werd in de gemeente Dordrecht, waarop door de gemeente commissie in een vroeger door haar aan ons college gericht adres een beroep wordt gedaan, ten behoeve van de restauratie van een kerk, waarvoor gedurende 8 jaren 10.000.—'sjaars moest worden verwerkt en waarin door de gemeente een jaarlijksche bijdrage van ƒ1000.werd verleend, door de kerk zelf ƒ2000.— 'sjaars en door particulieren niet minder dan ƒ3000.— 'sjaars bijgedragen. De kerk en particulieren brachten daar dus tezamen de helft der kosten bijeen, terwijl dit bedrag hier slechts gedeelte zou bedragen. Daar komt dan nog bij dat een uitgave als deze voor de ge meente niet strikt noodzakelijk kan worden geacht en dat zij dan ook moeielijk te rechtvaardigen zou zijn in een tijd, waarin het geheele streven van ons college daarop is gericht, om de uitgaven ten laste van de gemeentekas tot de onvermijdelijke te beperken. Dit neemt intussehen niet weg, dat wij geenszins blind zijn voor het belang dat ook voor de gemeente aan het behoud van een zoo schoon historisch monument, als de Pieterskerk, verbonden is. Wij stellen U daarom voor aan de gemeente-commissie gedurende 20 jaren een jaarlijksche bijdrage te geven van ƒ500.onder voorwaarde evenwel dat de dan nog ontbrekende 500.uit particuliere bijdragen zullen worden gevonden. Alleen dan toch, wanneer de onmiddellijk belanghebbenden toonen bereid te zijn aan de behartiging van dit belang een grooter offer te brengen, dan waarvan tot dusver gebleken is, mag er o.i. van financieele steun van de zijde der gemeente sprake zijn. Voorts zal dezerzijds moeten worden gecontroleerd, dat niet tot de uitbetaling van de toegezegde subsidie wordt overgegaan, wanneer niet een bedrag van ten minste 8000.— 'sjaars is verwerkt. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten aan de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerk genootschap, met ingang van een nader door ons college te bepalen tijdstip, gedurende twintig jaar een jaarlijksche bijdrage te verleenen van 500.— in de restauratiekosten van de Pieterskerk alhier, onder voorwaarde: P. dat de bijdragen van particulieren in de kosten dier restauratie jaarlijks ten minste 1000— bedragen; 2°. dat na verloop van ieder jaar door de gemeente-com missie verslag wordt uitgebracht van de in dat jaar verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten; en 3°. dat de uitbetaling niet zal plaats hebben, wanneer in een bepaald jaar het bedrag der aan de restauratie verwerkte gelden minder dan ƒ8000.— mocht blijken te hebben bedragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 15 Februari 1907. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen; de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap alhier; dat zij gaarne ten spoedigste zou kunnen overgaan tot de sedert vele jaren door haar beraamde restauratie van de Pieterskerk, voor welk doel haar van verschillende zijden krachtigen steun is verleend of toegezegd, maar waartoe haar tot hiertoe de onmisbare medewerking van het Gemeentebe stuur van Leiden ontbreekt. Gelijk ook in Uwen Raad niet onbekend zal wezen, heeft zich de Gemeente-Commissie in het vorige jaar tot de Inge zetenen van Leiden gewend, met verzoek om geldelijken steun voor het gemelde doel, en zij mocht daarbij zoodanig slagen, dat zij uit de opbrengst dier particuliere bijdragen, gedurende twintig jaren, op ten minste vijfhonderd gulden jaarlijks rekenen kan. Uit de kerkelijke fondsen kan, gedu rende hetzelfde getal jaren, daarbij een jaarlijksch subsidie van vijftienhonderd gulden gevoegd worden, en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal werd onlangs de rijks- begrooting voor 1907 goedgekeurd, waarop, als eerste termijn van een totaal bedrag van tachtigduizend gulden, vierduizend gulden voorkomt ten behoeve van de restauratie van de Pieterskerk te Leiden. Gelijk bij de Landsregeering, mocht de Gemeente-Com missie ook bij het Gewestelijk bestuur haar verzoek om medewerking met gunstigen uitslag bekroond zien: de Pro vinciale Staten van Zuid-Holland namelijk bewilligden, in hunne vergadering van 11/14 December 1906, voor meerge meld doel, en eveneens gedurende twintig jaren, eene som van duizend gulden ieder jaar. De in afschrift aan dit adres toegevoegde begrooting van kosten volgens welke de Gemeente-Commissie haar plan zou kunnen zien uitgevoerd, om de herstellingswerken in twintig jaren te doen geschieden, deze begrooting bedraagt in totaal 163,260 gulden, zoodat voor elk der twintig jaren een te verwerken bedrag van ruim acht duizend gulden zou komen. De jaarlijksche bijdragen uit de tot hiertoe genoemde bronnen, te weten, van particulieren a 500. uit de kerkelijke fondsen a 1500. van het Rijk a 4000. van de Provincie Z.-H. a 1000.— vormen evenwel te zamen niet meer dan zevenduizend gul den. Maar de Gemeente-Commissie durft voor het ontbre kende een beroep doen op den Raad der Gemeente Leiden, in dezelfde overtuiging als waarvan tijdens de gevoerde onderhandelingen, de Regeeringen, zoo van het Rijk, als van de Provincie, bleken vervuld te zijn; deze overtuiging, dat, indien Rijk en Provincie meenen het voorgenomen werk met kracht te moeten steunen, voorzeker de Gemeenteraad van Leiden zich geroepen zal gevoelen om mede te werken tot het hergeven van hechtheid en luister aan een gebouw, dat toch vóór, en boven alles een eeuwenoud Leidsch monu ment is. In dit vertrouwen wendt zich de Gemeente-Commissie eer biedig bij dezen tot Uwen Raad met het verzoek haar, ten behoeve van de restauratie van de Pieterskerk, gedurende twintig [jaren, een jaarlijksche ondersteuning van duizend gulden te willen toekennen. Hetwelk doende, De Gemeente-Commissie voornoemd P. J. van Hoeken, Voorzitter. (1. M. Sasse, Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 4