filters te sterk worden aangesproken. Hiervoor is het noodig gebleken een kelder van grooteren inhoud te maken. De Leidsche Duinwater Maatschappij Van Khetschmar. Chr. van Spai.l. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. De Directie der Leidsche Duinwater Maatschappij heeft, ingevolge Artikel 5 van het compromis van 2 Augustus 1894', de eer hierbij aan de goedkeuring van Uwen Raad te onder werpen een plan voor het maken van een kelder voor gefil treerd water op het terrein te Katwijk. 't Welk doende enz. De Leidsche Duinwater Maatschappij. Van Kretsciimar. Chr. van Spall. Leiden den 15den December 190G. N°. 30 Leiden, 2 Februari 1907. Met het in de Leeskamer ter inzage liggend advies van de Plaatselijke Schoolcommissie om niet in te gaan op het ver zoek van de vereeniging Schoolkindervoeding om haar over het jaar 1907 een gemeentelijke subsidie te verleenen van f 750.kunnen wij ons niet geheel vereenigen. Wij zijn het geheel met die commissie eens, waar zij het wenschelijk acht dat gehandhaafd blijve het beginsel, dat het bedrag van het gemeentelijk subsidie afhankelijk worde ge steld van de som. die ieder jaar door particuliere giften wordt bijeengebracht. En evenzoo deelen wij haar gevoelen, dat niet tot een blijvende verhooging van het thans toegekende subsidie zou moeten worden overgegaan, zoolang niet de resultaten bekend zijn van een algemeene controle op de verschillende scholen, of wel alle kinderen, die thans schoolkindervoeding genieten, daarvoor ook inderdaad in aanmerking behooren te komen. Maar met de conclusie van haar advies kunnen wij niet meegaan. De commissie wijst er namelijk op, dat van de strengere controle welke op een tweetal scholen door de hoofden werd ingevoerd, het gevolg is geweest, dat het getal kinderen, dat thans op die scholen schoolkindervoeding geniet, belangrijk is afgenomen. Zij acht het niet onmogelijk dat een algemeene doorvoering dier controle op andere scholen hetzelfde effect zou hebben en meent in afwachting van den uitslag van een deswege in te stellen onderzoek verhooging van de subsidie te moeten ontraden. Hoezeer nu in het algemeen juist, meenen wij toch, dat dit advies te verre strekking heeft, waar het ook op het loopende dienstjaar betrekking heeft. Immers ook wij achten een onderzoek, als de commissie in overweging geeft, wen schelijk, maar waar de uitslag van dat onderzoek eerst na den afloop van dezen winter zal kunnen bekend zijn, meenen wij dat het een verhooging van het subsidie voor dit jaar niet zal mogen tegenhouden, indien daartoe overigens termen zouden bestaan. En nu komt het ons voor dat dit laatste inderdaad het geval is. Immers het bestuur wijst er in zijn adres op, dat het aantal kinderen, dat dezen winter schoolkindervoeding geniet, even groot is als verleden jaar en zet tevens uiteen, dat het in dat jaar niet over voldoende middelen beschikte om met de voeding op den gewonen voet door te gaan zonder de reservekas aan te spreken en dat dientengevolge alle middelen thans zijn uitgeput. Indien de vereeniging dus niet van elders geholpen wordt, zal zij reeds dezen winter hare werkzaamheid moeten in krimpen. Daarom is er o. i. wel reden, om voor dit jaar, in afwachting van de resultaten der meer algemeene strengere controle, de vereeniging te helpen. Intusschenwij zeiden het boven reedsook wij meenen dat het verband tusschen de hoegrootheid van de gemeente lijke subsidie en het totaal bedrag der particuliere bijdragen niet behoort te worden verbroken. In 1902 werd besloten, dat de subsidie de helft zou bedragen van het bedrag, waarover de vereeniging over dat jaar uit anderen hoofde zou kunnen beschikken, tot een maximum echter van f 500.Daarna werd de subsidie steeds onder diezelfde condities verleend. Laatstgenoemde beperking nu, die van het maximum, zouden wij voor het jaar 1907 willen laten vervallen, en dus de subsidie bepalen op de helft van hetgeen, waarover de vereeniging uit eigen hoofde beschikt. Stel dat die inkomsten even hoog zijn als in het vorige jaar, d. i. f 1245.645, dan zou dus de subsidie over dit jaar f 625.bedragen. Op grond van een en ander geven wij u in overweging afwijzend op het verzoek der vereeniging Schoolkinder voeding te beschikken, voor zoover daarbij een verhooging der subsidie tot f 750.wordt gevraagd, maar tevens gedeeltelijk aan den wensch der vereeniging tegemoet te komen door uw besluit, waarbij haar een subsidie werd toegekend, in dien zin te wijzigen, dat daaruit zal komen te vervallen de beperking, dat de subsidie niet hooger zal zijn dan f 500 Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 22 October 1906. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen, de Vereeniging «Schoolkinder voeding" goedgekeurd bij Kon. Besluit dd. 6 October 1899, St. n°. 49, vertegenwoordigd door A. 1. Witmans Mzn. als tijd. voorzitter en P. C. G. A. Wijkmans als secretaris, dat zij in het genot is van een jaarlijksche subsidie van hoogstens 500,onder bepaalde voorwaarden, dat echter, zooals is gebleken uit het laatste jaarverslag, het aantal kinderen dat gedurende den winter deelneemt aan de maaltijden tot 600 is gestegen, dat reeds in het vóór laatst winterseizoen, mede dit aantal was bereikt, dat zij tot heden aan die stijgende behoeften heeft kunnen voldoen, door aanspreking van een reservekas, die bestond uit de oprichtingsdagen, dat nu echter al hare hulpmiddelen zijn uitgeput en er niet voldoende gelden aanwezig zullen zijn om aan de aan vragen te kunnen voldoen, dat zij gaarne de taak hoewel erkennende onvoldoende op den bestaanden voet zou wenschen voort te zetten, dat zij mitsdien Uwen Raad beleefd verzoekt, met den aan vang van het jaar 1907, haar een jaarlijksche subsidie te ver leenen van zeven honderd en vijftig gulden 750). 't Welk doende enz. Namens de Vereeniging, A. 1. Witmans Mzn., tijd. Voorzitter P. C. G. A. Wijkmans, secretaris. N°. 31. Leiden, 2 Februari 1907. Aangezien noch bij de commissie van fabricage, noch bij ons college bezwaar bestaat tegen de inwilliging van nevens gaand verzoek van N. Kret, geven wij U in overweging aan N. Kret, alhier, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte sloot langs den Heerensingel, ter lengte van ongeveer 5 Meter, gelegen vóór de Gasthuislaan aldaar, onder voorwaarde: le. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing en de brughoofden worden weggeruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte; 2e. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een riool, inw. wijd 40 bij 60 cM., van cementen bodem- en kruin stukken van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnen werks op 1.15 M. N.A.P. en dit in aansluiting worde ge bracht met het bestaand riool aan de westzijde; 3e. dat aan het oostelijk einde van het gedeelte sloot geplaatst worde een schoeiing met ijzeren hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burg. en Weth. moeten zijn goed gekeurd 4e. dat de loozing uit de Gasthuislaan op het te leggen riool worde aangesloten door middel van een gemetselden put van klinkers in sterke specie; afmetingen en afdekking van dien put nader door Burg. en Weth. aan te geven 5e. dat de Gasthuislaan ten genoegen van Burg. en Weth. aan den singel worde aangesloten en het te dempen gedeelte, voor zoover het niet aan de Gemeente behoort, behoorlijk worde verhard 6e. dat het riool eigendom worde van de gemeente; 7e. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8e. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de ge meente worden, geschiede ten genoegen van Burg. en Weth. 9e. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den 1 Mei 1907 geen gebruik is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2