18
DONDERDAG 31
JANUARI 1907.
een meer geregelde hoeveelheid electriciteit per uur van de
24 uur. Nu heeft men dat willen bereiken door twee andere
tarieven voor te stellenen daarbij wordt dan geen enkele
toelichting gegeven. Daarom zou ik daaromtrent gaarne een
inlichting willen hebben. Jn Rotterdam heeft men voor
lichtgebruik een hoogen prijs en voor krachtgebruik een lagen
prijs; men heeft dan voor lichtgebruik weinig aansluitingen
en het groote gebruik van electriciteit in de avonduren
wordt dan minder. Hier heeft men het eenigszins anders
willen doen en zegt tot de krachtgebruikers: «Denkt erom,
als gij in de avonduren werkt, moet gij meer betalen." Nu
wensch ik te vragen: Is het waar, dat men het gedaan heeft,
omdat men wenscht, dat de klachtverbruikers gedurende de
avonduren zoo min mogelijk stroom verbruiken. Ik zou zeggen
dat er hier dan een bezwaar voor de hand ligt. Men moet
er toch in de eerste plaats voor zorgen, dat de industrie
niet bemoeilijkt wordt en het is voor de industrie toch lastig
gedurende eenige uren het gebruik te onderdrukken. Ik zou
daaromtrent gaarne eenige inlichtingen ontvangen.
De heer Le Poole. M. d. V. Wat de heer Stigter gevraagd
heeft, heeft een voornaam punt van overweging uitgemaakt
bij de behandeling van deze tarieven. Het is gebleken, dat
het in de praktijk geen bezwaar oplevert. De uren, waarop
het hoogste tarief geldt, is het verbruik het sterkst. Nu zal
men hier toch hetzelfde resultaat bereiken als in Groningen,
waar de tarieven eenigszins anders zijn ingericht en waar
dit ook in het geheel geen bezwaar oplevert.
De heer Stigter. Ik dacht, dat het een van de ingrijpende ver
anderingen was. In allen gevalle blijkt nu toch, dat het waar
is, dat men probeert die gelijke verdeeling te krijgen door
een zekeren druk te leggen op de industrie, waar het geldt
het verbruik op zekere uren van den dag. Nu doet het mij
genoegen, dat men dat heeft kunnen toetsen aan de praktijk,
die men daarmede in Groningen reeds heeft gehad en ik wil
mij voorloopig dan ook wel neerleggen bij de inlichtingen,
die ik nu van deskundige zijde gekregen heb, al moet ik
eerlijk zeggen, dat ik den indruk heb gekregen, dat die wel
eenigszins onvoldoende zijn. Ik zal echter gaarne de praktijk
laten spreken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 6 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 7 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over art. 8.
De heer Fokker. M. d. V. Het schijnt mij toe, dat art. 8
wel wat erg Russisch geredigeerd is. Er staat met zooveel
woorden in, dat wanneer een kwitantie tweemaal tevergeefs
is aangeboden, onverschillig om welke oorzaken, de directie
verplicht is om den aangeslotene, binnen tweemaal 24 uur,
wat nogal een korte termijn is bovendienop het kantoor te
laten komen om daar het verschuldigde te voldoen. Ik wil
gaarne gelooven, dat er personen zijn, voor wie een dergelijke
maatregel noodig is, maar ik geloof, dat er toch ook wel
personen in de Gemeente zijn, die bijv. door uitstedigheid
niet in de gelegenheid zouden zijn een kwitantie oogenblik-
kelijk bij aanbieding te betalen en die nog minder, wanneer
zij bv. in het buitenland zijn, binnen tweemaal 24 uur op
het kantoor kunnen komen. Ik zou daarom in overweging
willen geven het denkbeeld van art. 8 te behouden, maar het
voorschrift facultatief in plaats van imperatief te maken en
het zoo te redigeeren, dat de directie, wanneer zij dat wil,
den aangeslotene ook kan uitnoodigen ten kantore te komen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat deze bepaling wel zal zijn
in overeenstemming met die, welke voor het gasverbruik geldt
en dat geconstateerd mag worden, dat men daarbij niet
Russisch, maar volkomen Nederlandsch handelt, zoodat niemand
daaraan aanstoot heeft genomen. Die bepaling zal natuurlijk
met billijkheid worden toegepast en wanneer iemand uitstedig
is, dan zal daarmede zeker rekening worden gehouden. Men
zal in dergelijke omstandigheden niet zoo onbillijk zijn als
het ware bij verrassing te zeggennu zijt ge er bijen den
stroom afsluiten. Ik geloof wel, dat wij, rekening houdende
met de ervaring ten aanzien van het gasverbruik opgedaan,
dit artikel kunnen behouden in het vertrouwen, dat hiervan
door de directie van de lichtfabrieken geen onverstandig ge
bruik zal worden gemaakt.
De heer Le Poole kan zich hiermede misschien wel ver
eenigen?
De heer Le Poole. Ik sluit mij volkomen bij Uw betoog
aanmijnheer de Voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 8 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De art. 913 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 14.
De heer Korevaar. M. d. V. Het komt mij toch wel een
beetje arbitrair voor, dat de hoogste beslissing over het beklag
blijft bij de Commissie van Beheer, zonder dat het College
van Dagelijksch Bestuur in deze iets te zeggen heeft. Ik zou
wel voor willen stellen daaraan toe te voegen: behoudens
beroep op het College van Burg. en Weth. Ik kan met vol
vertrouwen dit voorstel thans doen, nu ieder weet, dat bij
het College van Burg. en Weth. en bij zijn leden in het ge
heel geen wantrouwen bestaat tegen de Commissie van Beheer
van de Stedelijke Gasfabriek. Een persoonlijke kwestie is het
dus volstrekt niet; maar wanneer wij dit artikel aannemen,
geven wij toch aan alle volgende Commissies van Beheer een
mandaat, zonder dat Burg. en Weth. daarin gekend kunnen
worden, zonder dat er beroep is op een College, dat in hoogste
instantie beslist. Ik stel dus voor, mijnheer de Voorzitter,
hieraan toe te voegen: behoudens beroep op het College van
Burg. en Weth.
De heer Fokker. M. d. V. Ik had ongeveer dezelfde ge
dachte als door den heer Korevaar nu is uitgesproken, maar
ik meende, dat de beslissing niet zou moeten komen aan
Burg. en Weth., maar aan den Raad en dat de aangeslotenen
altijd recht van beroep op den Raad zouden moeten hebben. Ik
had altijd gewenscht, dat de aangeslotenen een beroep op den
Raad zouden hebben. Wanneer het amendement-Korevaar nu
iets duidelijker zou moeten worden gesteld, dan zou ik tevens
een subamendement willen indienen, nl. om in plaats van
«Burg. en Weth." te lezen: «de Raad".
De heer Aalberse. M. d. V. Ik heb met verwondering de
wijziging gehoord, die men nu voorstelt, om in art. 14 te
gaan aanbrengen. Als ik mij niet vergis, is het artikel onge
wijzigd overgenomen uit de oude verordening en hebben wij,
zoolang de gasfabriek hier bestaatonder dezelfde draconische
bepaling van commissarissen gezucht. Nu weten de Leidenaars
in den regel uitstekend den weg naar den Raad te vinden.
Wij hebben hier over allerlei kwesties adressen gekregen en
men ontziet zich ook niet, wanneer men over het ge
meentebestuur of ambtenaren meent te klagen te hebben, dat
op zelfs krasse wijze aan den Raad te zeggen. Zoolang ik in
den Raad zitheb ik nooit gehoorddat iemand zich beklaagd
heeft over onrechtvaardigheid van commissarissen van de
gasfabriek. Daaruit blijkt al voldoende, dat iedere wijziging
absoluut overbodig is. Zooals het nu in art. 14 staat, lijkt
het mij bovendien ook de meest logische oplossing van het
geval, dat nl., wanneer er kwestie tusschen een aangeslotene
en de directie is, de commissarissen beslissen. Men spreekt
er hier altijd van, dat het geheele bedrijf mercantiel moet
worden ingericht; wij moeten een mercantiele boekhouding
hebben en de gas- en electriciteitsfabriek moet geheel als een
handelszaak worden behandeld. Nu zouden wij toch uit den
toon vallenwanneer wij haar daarna weer onder het directe
beheer van Burg. en Weth. gingen brengen. Ik geloof, dat
dat niet met een goede opvatting van het beheer der Ge
meente-bedrijven strookt.
Iets anders is, dat, wanneer commissarissen zich aan een
verkeerde arbitraire handeling zouden schuldig maken, ieder
het recht heeft en daarvan behoeft niets in de verordening
te staan, dat volgt al uit ons gemeenterecht zich met
een adres tot den Raad te wenden, om zich over de hande
lingen van commissarissen te beklagen. Nu zou, wanneer het
voorstel van den heer Korevaar werd aangenomen, er eenige
onduidelijkheid kunnen ontstaan, of men zich nl. direct tot
den Raad zou moeten richten, of eerst tot Burg. en Weth.
Bij den Raad kan men ten slotte altijd komen. De ervaring,
die wij in de tientallen jaren, die achter ons liggen, hebben
opgedaan, Leert ons, dat het werkelijk niet noodig is, dat
artikel te veranderen. De Gemeentewet zelf heeft, buiten de
verordening om, in alle gevallen voorzien, die zich mogelij
kerwijze kunnen voordoen, en de voorgestelde wijziging zou
tot allerlei misbruik aanleiding kunnen geven. Ik kan er dus
absoluut niet voor zijn, om nu eensklaps anders te gaan
handelen, dan tot nu toe gebeurd is, en er iets in te gaan
zetten omtrent een mogelijk beroep op Burg. en Weth. of
op den Raad. Als wij dat er in gaan zettenwordt het vaste
gewoonte, om, als commissarissen ongunstig hebben beslist,
zich tot den Raad of Burg. en Weth. te wenden. Als het er
niet instaat, zal men zich bij hunne beslissing neerleggen,
tenzij er werkelijk een beslist onrechtvaardige beslissing is
genomenen dan weet men zeer goed den weg naar den
Raad te vinden. Het lijkt mij dus overbodig en verkeerd het
gebruik maken van een hoogere instantie uit te lokken,
zonder dat dat noodig is.
De Voorzitter. Ik zou over de verschillende amendemen
ten wel het een en ander willen zeggen. De heer Fokker