DONDERDAG 31
JANUARI 1907.
15
zekeren zin als luxe uitgave mag worden beschouwd" om te
trachten het behoud van bouwwerken zelf te verzekeren, in
de omgeving waarin zij zijn gesticht en waar zij ongetwijfeld
meer nut stichten dan de naar een Museum overgebrachte
fragmenten, hoe nuttig dit overbrengen ook moge zijn, wan
neer op geen andere wijze het behoud te verzekeren is,
dat, waar het direkte nut der beschrijving door het Rijk
zelf werd erkend door de verleende subsidie, de Gemeente,
waarvan zelfs verschillende gebouwen zijn opgenomen, toch
zeker nog meer direkt belanghebbende is,
dat dan ook door het bestuur de voorbereiding werd ter
hand genomen in het volle vertrouwen, dat door Uw College
de medewerking niet zoude worden geweigerd, waar het Rijk
de subsidie zonder eenig bezwaar werd verleend,
dat, waar door de uitgave een werk van algemeen belang
en geen geldelijk voordeel wordt beoogd, het bestuur zich
niet gerechtigd zoude achten om de uitgave achterwege te
laten bij weigering der subsidie, doch dat het dan gedwongen
zoude zijn hieraan eene ongewenschte beperking te geven,
teneinde de draagkracht der Vereeniging niet te overschrijden
dat het met het oog op de beschikbare geldmiddelen der
Gemeente nauwkeurig heeft nagegaan met welk minimum
bedrag als subsidie zoude kunnen volstaan worden en dat
het door eenige bezuinigen en nader overleg in staat is gesteld
dit bedrag te verlagen tot tweehonderd gulden
redenen waarom het bestuur IJ verzoekt het in het adres
van 15 December genoemd bedrag hierovereenkomstig te
wijzigen en U dringend verzoekt om het aldus verminderd
bedrag niet te willen weigeren, waartegenover het bestuur
bereid is om enkele exemplaren der uitgave ter beschikking
der Gemeente te stellen voor het gebruik van den algemee-
nen dienst of voor plaatsing in de bibliotheken van gemeente
scholen.
Namens het bestuur der Vereeniging »Oud-Leiden"
J. C. Overvoorde, Voorzitter.
S. J. Le Poole LGz., Secretaris.
Leiden, 27 Januari 1907.
Zal worden behandeld bij punt 14.
9°. Verzoek van de wed. B. Verhoeven om het gebruik van
een strook grond vóór haar perceel aan den Morschweg n°.
11, ten einde tot tuintje te worden ingericht.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
10°. Adres van M. v. Blankenstein e. a., allen paardenslagers,
houdende mededeeling dat de vergrooting van den paardenstal
van het openbaar Slachthuis h. i. overbodig is.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Leidsche Gemeente Raad.
EdelAchtbare Heeren.
ündergeteekenden, allen Paardenslagers hier ter stede, ge
voelen zich verplicht het onderstaande onder Uwe aandacht
te brengen, zulks speciaal met het oog op de aanstaande ver
grooting van de paardenstallen van het Leidseh Openbaar
Slachthuis en de door haar Directeur aan Heeren B. en W.
gegeven advies.
Wij zullen zoo vrij zijn U eenige inlichtingen te geven
en eenige vragen te stellen.
Zooals wij thans vernomen hebben zal heden in Uwen Raad
beslist worden of er tot de vergrooting van de paardenstallen,
naar aanleiding van dr. de Jong's advies, al dan niet zal
worden overgegaan. Zoo als U weet heeft dr. de Jong in 't
vorige jaar reeds zijn voorstellen daartoe gedaan, maar is
toen door Uwen Raad deze quaestie aangehouden met het
oog op de Engelsche paardenaanvoer.
Daar zulks nu nog niet is geschied kunnen wij U eens even
inlichten dat die vergrooting geheel overbodig is. Wij, paar
denslagers zullen die vergrooting moeten betalen, maar wij
zullen U op grond van het hiernavolgende, inlichten, dat wij
dat niet moeten betalen, daar ons dan anders onrecht wordt
aangedaan.
In 't kort willen wij U even mededeelen dat die ver
grooting overbodig is. 't Is U allerwaarschijnlijks onbe
kend dat de Directeur een gedeelte van het Slachthuis
voor eigen gebruik heeft ingericht. Verschillende gedeelten
van het Slachthuis gebruikt hij voor stalling van kalveren,
geiten enz. Gebruikt hij die verschillende gedeelten van de
stallen niet voor eigen gebruik en werden die ingericht voor
paardenstallen, waarlijk E. A. Heeren de vergrooting kon
achterwege blijven. Maar wil U hem eens onder't oog brengen
dat, indien goed recht wordt gehandeld en stal B geheel voor
paardenstal werd ingericht, dat wij niet een stal voor 32
paarden maar zeker een voor 40 paarden zouden hebben,
daar toch de grootste helft renteloos staat van boven bedoeld
stal en dat de Directeur zijn vee wel kon verplaatsen.
Wij zullen allen heden middag zoo vrij de gemeente
raadzitting bij te wonen, en hoopen in Uw E.A' gunst
te staan ons verders mondelings dit request toe te lichten.
En hebben de eer te zijn,
Leiden, den 31 Jan. 1907. Uw Edl Ab. Dw. Dn.,
M. van Blankenstein.
(Volgen de namen van nog 5 adressanten).
De Voorzitter. Het laatste gedeelte van het verzoek is
natuurlijk niet voor inwilliging vatbaar. Alleen raadsleden en
de Voorzitter voeren hier het woord. Ik stel voor, dit adres
overigens te behandelen bij punt 17 van de Agenda.
Aldus wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
Aan de orde is
I. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcom
missie.
(Zie Ing. St. n°. 20).
De Voorzitter. Ik heb de eer, de heeren Eerstens, van
der Eist, Vergouwen en Zwiers uit te noodigen het stem
bureau te willen uitmaken.
Worden benoemd de Heeren Dr. H. G. van de Sande Bak-
huyzen, met 28, Ds. J. Hoogenraad met 19, Dr. P. Th. L. Kan
met 28 en L. van der Laan met 24 stemmen. Op de Heeren
van der Harst en S de Boer Az. waren resp. 9 en 3 stemmen
uitgebracht terwijl 1 stem van onwaarde was.
II. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht op
het Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 23).
Wordt benoemd de heer Mr. H. M. A. Coebergh, met 25
stemmen, terwijl 3 stemmen van onwaarde waren.
III. Benoeming van een Directeur-Scheikundige van den
Keuringsdienst van eet- en drinkwaren.
(Zie Ing. St. n°. 22.)
Wordt benoemd de heer Dr. J. J. van Eek, met 15 stemmen.
De heeren W. van Dorssen, en J. Pohlman verkregen ieder
5 stemmen, terwijl 3 biljetten van onwaarde waren.
IV. Benoeming van eene 4e Onderwijzeres in de handwerken
aan de school 3e klasse N°. 2.
(Zie Ing. St. n°. 18).
Wordt benoemd Mej. J. G. D. van Gulik, met algemeene
(28) stemmen.
V. Benoeming van een Onderwijzer-plaatsvervangend Hoofd
aan de school 3e klasse N°. 7.
(Zie Ing. St. n°. 17).
Wordt benoemd de heer A. B. van der Voorden, met 19
stemmen, terwijl 9 stemmen zijn uitgebracht op den heer
W. Rank.
(De Heer de Vries komt ter vergadering).
VI. Voorstel tot bekrachtiging van de tijdelijke benoeming
van J. Clay tot leeraar in de Natuurkunde aan het Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 9).
De Voorzitter. Het komt mij voor, dat dit kan afloopen
zonder stemming, wanneer de Raad eenvoudig deze voordracht
goedkeurt.
Overeenkomstig het advies van den Voorzitter wordt
het voorstel zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter. Dan dank ik den Heeren van het stem
bureau voor de genomen moeite.
VIL Voorstel tot wijziging van de besluiten tot benoeming
van Ph. de Vries en C. Henner tot leeraren in de gymnastiek
aan het Gymnasium, voor zooveel het tijdstip van ingang
hunner benoeming en het bedrag van hunnen pensioensgrond
slag betreft.
(Zie Ing. St. n°. 10).
De Voorzitter. De conclusie van Burg. en Weth. is deze,
dat overeenkomstig het verzoek van den Minister in over
weging wordt gegeven de bij besluit van 15 November 1906
geschiede benoemingen aldus te wijzigen, dat de benoeming
van de heeren de Vries en Henner eerst op dienzelfden dag
zal ingaan en in de tweede plaats, dat dan de pensioensgrondslag,
die volgens het besluit 200.zou zijn, thans slechts zal be
dragen ƒ80.
De heer de Goeje. M. d. V. Ik wensch hierover wel
een enkel woord te zeggen. Ik geloof niet, dat er voor den