22 DONDERDAG 31 JANUARI 1907. Burg. en Weth. zeggen, dat er in 18 jaren 42 kinderen waren, die niet op den naam van houkinderen aanspraak mochten maken. Voor de duidelijkheid zal ik die kinderen twijfelaars noemen. In 32 jaar heeft het Weeshuis geen sub sidie van de Gemeente gehad. Volgens een eenvoudigen regel van drieën zouden er dus in 32 jaar 75 twijfelaars geweest zijn. Stelt men nu, dat dooreengenomen zulke twijfelaars 10 jaar in het Weeshuis vertoeven, (dat getal 10 is juist, daarvan heb ik mij vergewist)dan zouindien de Gemeente in die 32 jaar jaarlijks, zooals Burg. en Weth. nu voorstellen, 50 gulden voor iederen twijfelaar had vergoeddoor de Ge meente aan het Weeshuis 750 X 50 of f 37.500.zijn betaald of m. a. w. het Weeshuis heeft in 32 jaar ƒ37.500.uitge geven voor die 75 twijfelaars, dat is dus voor kinderen, die het Weeshuis in het geheel niet verplicht was op te nemen, en dan laat ik de rente van zulk een kapitaal nog rusten. Dat kapitaal heeft dus het Weeshuis in den loop van 32 jaar ten behoeve van die twijfelaars ingeteerd en het komt mij voor, dat er alleszins termen voor bestaan, dat de Gemeente ten minste jaarlijks de rente van dat kapitaal aan het Wees huis vergoedt; tegen 4°/0 is dat ƒ1500.— Üp het oogenblik zijn er weinig twijfelaars, slechts 14. Burg. en Weth. willen nu voor iederen twijfelaar 50.— geven, dat is dan ƒ700. plus de ƒ1500.in rente maakt ƒ2200.En wat vragen nu de Regenten? De Regenten vragen ƒ30.per houkind, waarbij zij de twijfelaars ook houkinderen noemen. Er zijn op het oogenblik, volgens het jongste jaarverslag niet 87, maar 69 houkinderen Regenten vragen 69 maal 30.-- dat is ƒ2070.— dus ƒ130.minder, dan de Gemeente aan het Weeshuis naar mijne meening behoort te vergoeden. Wanneer het verzoek van Regenten door den Raad wordt ingewilligd, dan kan er nooit meer sprake van zijnwat een houkind en wat een twijfelaar is. Burg. en Weth. kunnen dan ten allen tijde dergelijke kinderen in het Weeshuis onder dak brengen. Nu prijs ik het zeer in Burg. en Weth., dat zij de zuinigheid willen betrachten, maar wij moeten niet vergeten, dat het aankweeken van maatschappelijke en christelijke deugden bij jongens en meisjes ook rente geeft van het geld, dat de Ge meente ten behoeve van die kinderen aan het Weeshuis schenkt. Ik geloof dan ook, dat inwilliging van het verzoek van Regenten van het Weeshuis door den Raad, den Raad tot eer zal strekken. Ik zal daarom tegen het voorstel van Burg. en Weth. stemmen. De heer Fockema Andrae. M. d. V. Ik vraag het woord met groote aarzeling. De heerendie een subsidie aan het weeshuis verdedigd hebben een instelling, die wij allen hoog waardeeren --- en vooral de heer van der Lip, die dat op een zoo uitnemende wijze heeft gedaanhebben in deze zaak le beau röle. Ik heb ook ongaarne een anderemaar toch kan ik het niet met mijne overtuiging in overeenstem ming brengente stemmenzooals de heer van der Lip wel zou wenschendat ik stemde. Ik moet er bij voegendat ik het evenmin met mijne overtuiging kan rijmen te stemmen, zooals Burg. en Weth. wenschen. Ik zal als ik niet tot andere gedachten wordt gebracht stemmen vóór het eerste en tegen het tweede deel van het voorstel van Burg. en Weth. Ik treed niet in de vraag ik heb in den laatsten tijd de historie van het weeshuis ook eens nagegaan tot opneming van welke kinderen het weeshuis verplicht is en in hoe verre het verplicht is, kinderen, die er in zijn, te houden. Ik wil speciaal spreken over de kinderen, welke dat dan ook zijn, dat zij er zijn, daarover zijn, ik zal maar zeggen partijen, het eens -- die onverplicht worden opgeno men. Nu is het vooreerst dunkt mij niet waar, wat de heer Zaalberg heeft gezegd, dat de Gemeente in billijkheid ver plicht zou zijn achteraf nog voor die kinderen te contribu- eeren omdat ze zoolang onverplicht in het gesticht zijn ge houden door het Wees- en Houhuis. Dat is een weldadige stichting. Wanneer men zich tot die weldadige stichting wendt met de vraagwilt gij deze of die kinderentot op neming waarvan gij niet verplicht zijt, een onderkomen ver schaffen? en het Gesticht antwoordt: ja, dan kan men zeggen: ik dank U, gij doet daarmede een goed werkmaar dat nu zelfs in billijkheid degeen, die de opneming heeft ver zocht, later verplicht zou kunnen worden om nog te betalen voor kinderenover betaling waarvoor bij opneming geen woord was gewisseld, dat komt mij voor niet volkomen juist te zijn. Maar behoort dan nu de Gemeente voortaan te betalen, hetzij f 50. zooals Burg. en Weth. willen, of f 100 zooals de heer van der Lip meent, dat in elk geval behoorlijk zou zijn voor kinderen, die voortaan onver plicht opgenomen worden? Er is wel iets te zeggen voor wat de heer van der Lip zegt, dat indien het Gemeentebestuur verzoekt de opneming van kinderentot het opnemen waarvan men niet verplicht is en wanneer aan dat verzoek wordt voldaan, daarvoor de in het reglement als minimum bepaalde som moet worden betaald. Maar dat de Raad nu, want dat zou de Raad doen door aanneming van het tweede deel van het voorstel Burg. en Weth. zou mach tigen om zoo dikwijls zij dat noodig vonden, kinderen te doen opnemen in het Weeshuis tegen betaling, tot opneming van welke het Weeshuis niet verplicht zou zijn, maar die het op zou nemen, wanneer ervoor behoorlijk betaald werd, dat komt mij eenigermate bedenkelijk voor. Op dit oogenblik te besluiten, dat het Dagelijksch Bestuur van de Gemeente, dat Burg. en Weth. gemachtigd zullen zijn om in het Heilige GeestWeeshuis tegen betaling kinderen te doen opnemen zoo dikwijls het daartoe aanleiding vond, dat zou mij voor komen hierom een gewaagd besluit te zijn van den Raad. Door mijne bemoeiingen met den Voogdijraad ben ik in den laatsten tijd vooral, in de gelegenheid te zien, hoeveel kin deren er zijn en hoeveel kinderen er zullen komenonge twijfeld steeds meer, van wie blijkt, dat langs den weg van armenzorg in hnn onderhoud moet worden voorzien. Binnen kort zal dat blijken, zoo is mijn overtuiging. Wij kunnen de zaak nog niet overzien. Wij weten ook niet in hoeverre de drang van de omstandigheden den Staat aanleiding zal geven om zijn beurs te openen, ruimer dan hij op dit oogenblik doet ter verzorging van die kinderen. Maar wanneer wij nu het tweede gedeelte van het voorstel van Burg. en Weth. aannemen, dan besluiten wij daardoor principieel, niet slechts om hervormde verlaten kinderen, die het hier geldt, te verzorgen, door ze in het Heilige Geest Weeshuis te doen opnemen, maar evengoed, om onder gelijke omstandigheden in de verzorging van Katholieke kinderen, Gereformeerde kinderen en ook die van andere gezindten, te voorzien van gemeentewege. Dat komt mij voor een zeer be denkelijk besluit te zijn, vooral op dit oogenblik, nu juist de vraag, hoe in het onderhoud van zoo menig hulpbehoevend kind zal worden voorzien, aan de orde komt. Juist nu komt, door de invoering van het ontzetten uit de ouderlijke macht en de voogdij aan het licht, hoeveel kinderen slecht verzorgd zijn. Nu zal ook ten slotte blijken, wie voor de verzorging van die kinderen de beurs zal moeten openstellen. De parti culiere liefdadigheid in de eerste plaats, maar zal verder de last rusten op de Gemeente of op het Rijk? Dat wij nu juist op dit oogenblik misschien voel ik dat, daar ik wat meer van die omstandigheden zie, sterker dan anderen de kin deren, waarmede men geen weg weet, voor rekening van de Gemeente in het Heilige Geest Weeshuis zal doen verzorgen, waar zij uitmuntend verzorgd zijn komt mij zeer beden kelijk voor. Ik geloof, dat inderdaad, al heeft het uitlokken van een beslissing door Burg. en Weth. lang op zich laten wachten, het op dit oogenblik toch nog te vroeg is ge komen. Wij zijn nog niet in een tijdsgewricht, waarin een zoo belangrijk besluit moet worden genomen, als in het be ginsel van het tweede voorstel van Burg. en Weth. is gelegen. De heer Vergouwen. M. d. V. Het is mij niet duidelijk geworden, verondersteld, dat aan het verzoek van Regenten van het Heilige Geest Weeshuis wordt voldaan, of er dan een precedent zou worden geschapen ten opzichte van andere ge stichten, en welk precedent. Dat is mij uit de stukken niet gebleken. Ik zou haast zeggen, dat van het antwoord, dat ik op die vraag krijg, de beslissing van mijn stem afhangt. Wat het tweede punt betreft, ik ben het niet geheel eens met hetgeen de heer Fockema Andreae heeft gezegd, omdat het feit er nu eenmaal is, dat door Regenten kinderen worden opgenomen in het weeshuis op verzoek van het Gemeentebe stuur, zonder dat zij daartoe verplicht zijn. Nu stellen Burg. en Weth. voor, hen daarvoor ƒ50.per kind te geven. Met den heer van der Lip acht ik een subsidie van ƒ50.— per kind te gering. Daarom zou ik wel willen voorstellen, die op ƒ75.— te brengen. Ik ben ook lid van het college van Regenten van een Weeshuis, waar ook een vergoeding gegeven wordt van ƒ75.per kind. Deze dekt wel niet den geheelen kosten- den prijs, maar het is toch een vrij goede tegemoetkoming. De heer Aalberse. M. d. V. Ook ik wensch, niettegen staande het zeer uitvoerig praeadvies, nog een paar vragen te stellen. Vooreerst over de kwestie van de verordening, waar over de heer van der Lip gesproken heeft. In de verordening staat, dat die kinderen worden opgenomen met machtiging van het Gemeentebestuur, terwijl Burg. en Weth. zelf ook voort durend zeggen, dat die kinderen worden opgenomen op ver zoek van het Gemeentebestuur. Wanneer ik die verordening goed versta, dan blijkt, vooral ook als men de oude uitvoeriger verordening ziet, dat de oorsprong daarvan is een zekere waakzaamheid van de Gemeente, dat de bezittingen van het W7eeshuis niet verkeerd zullen worden besteed, dat niet te groote uitgaven zullen worden gedaan. Dat staat ook uitdruk kelijk in de oude verordening, die regelt welke inkomsten het Weeshuis zal moeten hebben. De Gemeente zelf benoemt ook de Regenten en heeft ook toezicht op de rekening. De geheele overheidszorg bestaat dus hierin, dat gelet wordt op de finan ciën van het Weeshuis, opdat die behoorlijk worde nbeheerd en nu meen ik die woorden »op machtiging''' van Burg. en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 10