6 DONDERDAG 10 JANUARI 1907. De heer Fockema Andrea. M. d. Y. Mag ik nog een enkel oogenblik het woord, om daarover nog iets te zeggen. Wat U in het midden hebt gebracht, zie ik natuurlijk ook zeer goed in. Bij mij is echter de vraag gerezen; Is het mogelijk, dat wij ons elk jaar er rekenschap van geven, wat de waarde van die huizen is? Meenen Burg. en Weth. nu, dat dat ge makkelijk door de ambtenaren der Gemeente of door deskun digen kan worden geconstateerd, en wij dus elk jaar de balans goed kunnen beoordeelen, dan is het mij wel. Anders zou ik zeggen, is het beter, dat maar eenmaal geschat behoeft te worden, wanneer wij overnemen zullendan behoeven wij er er ons elk jaar niet om te bekommeren, voor hoeveel die perceelen op de balans worden gezet. Wanneer Burg. en Weth. echter geen bezwaar tegen deze formuleering hebben, dan zal ik ook geen wijziging voorstellen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik meen te bemerken, dat er bij Burg. en Weth. neiging is, aan het verlangen van den heer Fockema Andreae gevolg te geven. Daarom wil ik even opmerken, dat art. 16 van het Kon. Besluit zegt, dat het be drag, waarvoor de Gemeente de bezittingen kan overnemen, van te voren moet worden vastgesteld. Wanneer men nu be paalt, dat de waarde door deskundigen zal worden geschat, heeft men dan nog wel een bedrag «vastgesteld bij het ver- leenen van het voorschot"? De Voorzitter. Ik moet den heer van der Lip opmerken, dat de balanswaarde ook geen vastgesteld bedrag is. Wat de vraag van den heer Fockema Andreae betreft, wil ik nog even herinneren, dat Burg. en Weth. tegenover een andere maatschappij wat betreft het afschrijven op de balans, wel wisten, wat zij hadden te doen en dit ook hebben doen ge voelen. De heer Reimeringer. M. d. V. Mag ik even vragen, of het bedrag, waarmede de huizen jaarlijks moeten worden afge schreven, vastgesteld is? De heer Juta. M. d. V. Op de bezittingen, die de Vereeni- ging thans heeft, wordt jaarlijks een zeker bedrag afgeschre ven. Zooals de heer Reimeringer weet, zal de administratie van het plan, dat thans bij den Raad in behandeling is, af zonderlijk worden gevoerd. De heer Reimeringer. Er is dus daarvoor geen percentage vastgesteld De heer Juta. Neen, daarvoor is geen percentage vast gesteld. De beraadslaging wordt gesloten. Punt 2 en daarna punt 3 worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het voorstel in zijn geheel, alsmede het voorstel om Burg. en Weth. te machtigen tot Hare Majesteit de Koningin het verzoek te richten ten behoeve van de uitvoering van het plan der Vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen aan de Gemeente te verstrekken een voorschot van ten hoogste f 172.500, worden daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. a. Verzoek van de Vereeniging van bezoldigde agenten van politie «Door Eendracht Saamgebracht", om herziening van de salarisregeling van de dienaren van politie. b. Voorstel van de heeren Fokker c.s. tot wijziging van art. 3 der verordening, houdende regeling van de bezoldiging der politiebeambten in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. n°. 280 van 1906 en 4 van 1907). De Voorzitter. Bij het voorstel van Burg. en Weth. komen nu ook in de behandeling de daarop voorgestelde amende menten n.l. van den heer Vergouwen strekkende: 1°. om de verhooging van de agenten 3e klasse te doen plaats hebben niet na 1, 4 en 7 jaar, maar na 1, 3, 6 en 9 jaar en 2°. om het aanvangssalaris van de agenten 2e klasse te brengen op f 675 en een van de twee voorgestelde verhoo gingen voor dezen te doen vervallen; van den heer van der Eist strekkende orn artikel 2, 5e en volg. al. aldus te lezen; 5e alinea (hoofdagenten) te lezen: »met twee verhoogingen, »eene na twee en eene na vijf jaar dienst, ieder van_/25 tot »een maximum van ƒ800;" 6e alinea (ag. Ie kl.) te lezen: «met twee verhoogingen, «eene na twee en eene na vijf jaar dienst, ieder van ƒ25 tot «een maximum van 775;" 7e alinea (ag. 2e kl.) te lezen: «eene aanvangswedde van «ƒ675, met eene verhooging na twee jaar dienst van ƒ25, «tot een maximum van ƒ700;'' 8e alinea (ag. 3e kl.) te lezen: «met vier verhoogingen, «ieder van ƒ25, na 1, 3, 6 en 9 jaar dienst, tot een maxi- «mum van ƒ650"; en van de heeren Fokker, Sytsma, de Boer, Witmans, van der Eist, Zaalberg en Zwiers om de verhooging te doen in gaan op 1 Januari in plaats van op 1 Juli 1907. Zonder eenigszins de discussie te willen bemoeielijkenzou ik willen vragen, of het geen aanbeveling verdient, om in de eerste plaats het woord te geven en te laten aan den eersten onderteekenaar van elk der amendementen. Ik geef dus nu het eerst het woord aan den heer Vergouwen. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan bij de verdediging van mijn amendement heel kort zijn, omdat die taak mij zeer gemakkelijk is gemaakt. Het is een feit dat de agenten 3e klasse te wier voordeele mijn amendement in de eerste plaats strekt, het grootste deel vormen van het korps politie agenten en dat zij zeer langen tijd als agenten 3e klasse werkzaam zijn. Uit de gegevens, die wij hebben gekregen, is zelfs gebleken, dat zij 9 jaar en nog langer in dien rang werkzaam kunnen zijn. Over het algemeen genomen meen ik, dat het ambt van politieagent vrij goed moet worden bezol digd, om den aard van het ambt zelve. Een politieagent toch kan niet als andere menschen uit gelijken stand er iets bij-verdienenhij moet geheel leven van het salaris aanzijn ambt verbonden, wat met anderen van zijn stand niet het geval is. Vandaar dat mijn voorstel strekt om zoo spoedig mogelijk aan die menschen een salaris te geven, dat zij ten minste fatsoenlijk voor den dag kunnen komen. Het heeft bij mij altijd groote belangstelling gewekt, te weten hoeveel een agent voor de Gemeente presteert. De pensioensregeling gaf mij daarvoor eenigen maatstaf. Die geeft nl. aan, dat een poli tieagent op 55-jarigen leeftijd feitelijk als zoodanig niet meer bruikbaar is. Dan kunnen zij gepensionneerd zijn. Als wij daarop letten, kunnen wij daaruit de conclusie trekken, dat die menschen zeer veel althans gemiddeld genomen voor de Gemeente presteerenzij lijden aan om een plat woord te gebruiken verwering. Daar zij hoofdzakelijk in de buitenlucht leven, is dit een term, die hiervoor zeer goed te gebruiken is. Wan neer wij daarop letten, moeten wij zeer zeker trachten, om deze personen, die in zoo'n zwaren dienst van de Gemeente werkzaam zijn, het leven zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Vandaar dat mijn voorstel strekt, om in plaats van de ver hoogingen, zooals Burg. en Weth. voorstellen, 3 keer te doen plaats vinden, die 4 keer te geven en dan in korter tusschen- ruimten. Het plan, dat Burg. en Weth. hebben gegeven, vindt bij mij in het algemeen geen bestrijding, maar toejuiching. Ik zal het voor het oogenblik hierbij laten. De heer van der Elst. M. d. V. Het doet mij genoegen, dat Burg. en Weth. nog een nader advies hebben ingediend, naar aanleiding van de verschillende amendementen. Ik wil daarom met een enkel woord terugkomen op hetgeen ik in een vorige vergadering heb gezegd. Laat ik dan in de eerste plaats een schrijffout herstellen. In mijn amendement heb ik voorgesteld, dat de hoofdagenten als maximum f 800,zouden moeten kunnen krijgen. Zoo als reeds door Burg. en Weth. is opgemerkt, moet dat f 850.zijn. Tot de zaak zelf doet het intusschen weinig af. Nu is uit het nader advies van Burg. en Weth. gebleken, dat de financieele gevolgen, die mijn amendement zou hebben, vrij wel kloppen met hetgeen daaromtrent in een vorige vergadering door U is medegedeeld. Die verbetering zou ongeveer f 1000. kosten en later f 1200.Dat bedrag is mij werkelijk zeer medegevallen. Er zijn misschien heeren, die het veel vinden, maar ik vind het geen groot bedrag, vooral als men weet, dat de zaak daarmede voor jaren is afgedaan. De Vereeniging van agenten heeft op dat nader advies van Burg. en Weth. nog een adres tot den Raad gericht, en daarin wordt gepoogd, de verdere argumenten van Burg. en Weth. te weerleggen. Wat nu de examenkwestie betreft en de aftrek van de pensioenbijdrage, ik zal daarop niet verder ingaan, want voor mij komt de kern van het geheele betoog hierop neer, dat alle agenten 3e klasse niet agenten 2e klasse kunnen worden, en dat alle agenten 2e klasse niet agenten eerste klasse kunnen worden, om de eenvoudige reden, dat er geen plaatsen zijn, evengoed als alle kapiteins geen majoors en alle majoors geen overste kunnen worden, ook al zijn zij bijzonder geschikt en bekwaam. Zoo kunnen ook de zeerge schikte lagere agenten niet opklimmen, eenvoudig omdat er geen plaatsen zijn. Nu is de groote kwestie deze, dat juist in de jaren, dat de gezinnen het meest kosten, en dat zijn voor de agenten 2e en 3e klasse de jaren tusschen de 30 en 50 jaar zij niet genoeg verdienen en de kinderen nog niet oud genoeg zijn, om bijverdienste te verschaffen. Een kind van een agent 3e klasse eet precies evenveel, als dat van een agent 2e klasse. Het komt dus daarop neer, dat de agenten, hoe geschikt zij ook zijn, altijd 3e of 2e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 6