DONDERDAG 10 JANUARI 1907. 3 te mogen bezitten. Het zal ook voor hem eene groote voldoening zijn, dat hier thans in eene richting wordt gegaan, die hij zoo gaarne wenschte in te slaan. En waar men eerst eene partiëele verbetering op het oog had, wil het mij voorkomen, dat eene radicale verbetering, zooals hier wordt voorgesteld, verre verkieselijk is. Waar ik de zaak dus van harte toejuich, had ik toch gaarne gezien, dat zij door de Gemeente zelf ter hand was genomen en uitgevoerd. Wat doet thans de Gemeente? Zij maakt voor eene Vereeniging de plannen uitvoerbaar, door 50 jaren lang ieder jaar circa f2300.te geven en de risico op zich te nemen, dat het Rijk een gelijk bedrag zal geven. En wat krijgt de Gemeente daarvoor? Wanneer die 50 jaren voorbij zijn, dan zijn de panden afbetaald en is de Vereeniging eigenaresse geworden van de perceelen en niet de Gemeente. Wanneer de Gemeente zelve de exploitatie op zich had genomen, dan zouden over 50 jaar de panden ook zijn afbetaald, maar zou de Gemeente tevens eigenaresse van de woningen zijn geweest. Dat zou, dunkt mij, zijn handelen in het belang van de Gemeente. Wanneer ik de bezwaren naga daartegen door Burg. en Weth. geopperd, waarbij zij zich releveeren aan het rapport van den Directeur van Gemeentewerken, dan geloof ik, dat die bezwaren niet zoo zwaar behoeven te wegen. Die bezwaren zijn dunkt mij van heel geringen aard. De Directeur van de Gemeentewerken zegt, dat de Gemeente niet uit de panden zal halen, wat een particulier er uithaalt. Dit zou ik kunnen toegeven; maar hier is ook geen sprake van een particulier, doch van eene Vereeniging. De Gemeente zou bovendien die woningen desnoods kunnen reserveeren voor Gemeenteambtenarenpolitieagenten, stadswerklieden enz zoodat men voor de verhuring en het binnenkrijgen der huurpenningen geen vrees behoefde te koesteren. Verder wordt gezegd, dat het voor de Gemeente veel meer administratie zou geven. Dat kan ik ook niet inzien. De Gemeente heeft nu eenmaal veel administratie te voeren, en of er nu een 50 woningen bijkomen, dat zal toch niet zooveel uitmaken. Ook wat het onderhoud betreft, dit zou, dunkt mij, evenmin duurder uitkomen. De Gemeente heeft opzichters en stadswerklieden die voor dit onderhoud zouden kunnen zorgen. Alles tezamen genomen zou ik dus zeggen, dat de bezwaren niet overwegend zijn, en dat de Gemeente nu den weg van eigen exploitatie had moeten inslaan, waarop ook door een van de leden van de Commissie van Financiën telkens is aangedrongen. Ik geloof echter, dat mijne stem daarvoor vrijwel zal zijn die eens roepen den in de woestijn en daarom zal ik thans geen voorstel in dien geest doen. Ik heb echter gemeend deze opmerking te moeten maken, opdat wanneer na 50 jaar de zaak anders wordt ingezien, men dan zal kunnen zeggen: die man heeft toen reeds een kijk op de zaak gehad, zooals wij het nu doen. De heer Witmans. M. d. V. Over deze voordracht wensch ik nog het een en ander in 't midden te brengen, met het oog hierop, dat ik thans het eenige lid van de Commissie van Financiën ben, die van het begin af deze zaak heb medege maakt. 't Is waar, dat ik aanvankelijk ook van oordeel was, dat het plan te breedvoerig was opgezet, en daardoor te duur was. Intusschen, nadat ik herhaalde malen deze zaak opnieuw onder de oogen moest zien, ben ik tot het inzicht gekomen, dat wanneer men op dit terrein iets goeds wenschte tot stand te brengen, het inderdaad het beste was, radicaal in te grijpen. De tegenwoordige Commissie van Financiën is dan ook zooals uit de stukken blijkt eenstemmig van datzelfde ge voelen. Wat nu de raming aangaat, gemaakt door het bestuur van de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werk manswoningen, komt het mij voor, dat die op het gezag van de Vereeniging moet worden aanvaard, en blijft het altijd de vraag, of de exploitatie zoo gunstig zal zijn, als door de Vereeniging wordt voorgesteld. Vrij zeker is 't, echter, dat de raming van het onderhoud ad f 900 's jaars zeker te laag is. Intusschen geef ik toe, dat de trek naar deze nieuwe wonin gen zeer groot zal zijn, met het oog op de gunstige ligging in de onmiddellijke nabijheid van fabrieken, etc. Wanneer nu in het praeadvies van Burg. en Weth. het rapport van de Commissie van Financien I uitvoerig \vordt behandeld, komt het mij toch voor, dat het toch werkelijk niet is weg te cijferen, dat een betrekkelijk groot offer van de gemeente wordt gevergd, en dat daartegenover staat, dat gedurende 50 jaren 50 gezinnen een behoorlijke woning kunnen gebruiken. De risico van de gemeente, bij onvoor- deelige exploitatie, of deconfiture van de Vereeniging blijft groot, maar ook ten deze mag toch het algemeen belang niet uit bet oog worden verloren. Intusschen, zooals Burg. en Weth. betoogen, dat de Gemeente zonder bezwaar den gevraagden firiancieeien steun kan verleenen, zou ik niet zoo voetstoots willen onderschrijven, maar zooals ik heb gezegd, voor het algemeen dient ook wei iets te worden gedaan. Het verschil van gevoelen in de tegenwoordige Commissie van Financiën over al of niet gemeentelijke exploitatie, heeft ook blijkbaar bij Burg. en Weth. een punt van ernstige ge- dachtenwisseling uitgemaakt, en in verband met het rapport van den Directeur van Gemeentewerken, meenen zij, dat gemeen telijke exploitatie niet de voorkeur verdient. En waarom niet? Omdat de bouw duurder zou worden, want de voorschriften omtrent minimum loon en maximum arbeidstijd zouden dan in aanmerking moeten worden genomen. Maar mijnheer de Voor zitter, ik hoop toch, dat de Vereeniging dit ook zal doen, want ik zou daar zeer veel prijs op stellen. Dan wordt er gesproken van administratie ven omslag, het niet zoo gemak kelijk verhuren en meer zaken, om te betoogen, dat de Ge meente niet in de eerste plaats de aangewezen exploitante zoude zijn. Welnu, mijnheer de Voorzitter, elders is reeds, al is het op een k'leiner schaal, een proef genomen, die geslaagd is, en ik zie niet in, ondanks de bezwaren van den Directeur van Gemeentewerken, dat het hier niet zou kunnen. Evenwel, ik was in de minderheid in de Commissie van Financien en heb me eindelijk bij de meening der meerderheid neder- gelegd. En nu nog een enkele opmerking omtrent winst te maken door deze Vereeniging. Dit wordt vrijwel in het praeadvies van Burg. en Weth. onbegrijpelijk genoemd. Welnu, mijnheer de Voorzitter, hoe men deze zaak ook wendt of keert, vast staat, dat na 50 jaar de Gemeente nog voor geen steen eigenaresse is. Ik zou willen vragen, heeft dan de Vereeniging geen winst gemaakt? Ik meen van ja. En hiermede, mijnheer de Voorzitter, kan ik eindigen. Immers aan alle lofzangen komt een einde, en zoo ook aan deze zaak. Loffelijk is het zeker, dat de hand aan den ploeg wordt gesla gen, opdat in dat gedeelte van de gemeente een betere woning toestand worde geschapen, in het belang van den arbeider, voor wien toch een goede woning een eerste vereischte is. De heer Korevaar. M. d. V. In de eerste plaats meen ik wel namens Burg. en Weth. te mogen spreken, als ik zeg, dat het college met groot genoegen heeft geboord, dat over het algemeen het plan, dat nu wordt voorgesteld, instemming heeft gevonden en dat de leden van den Raad hunne inge nomenheid hebben betuigd over de wijze, waarop de zaak is behandeld. Wat de enkele opmerkingen betreffen, die omtrent het plan zijn gemaakt, zou ik in de eerste plaats den heer Vergouwen willen beantwoorden. De heer Vergouwen heeft gevraagd, of er geen grooter zeker heid bestaat, dan in de stukken wordt gegeven, dat de Re geering op het verzoek der Vereeniging zal ingaan. Mijn ant woord luidt: Neenwij zijn niet verder dan in de stukken staat. De Minister heeft de toezegging gedaan, die men in den brief van Zijne Excellentie kan vinden. Die toezegging kan uit den aard der zaak niet beslister zijn. De Minister deelt mede, dat er bij hem in hoofdzaak geen bezwaren zijn. Er zijn enkele be denkingen en wanneer die niet opgelost kunnen worden, zegt hij, dan zou hij gaarne de redenen weten waarom. Daarin ligt dus opgesloten, dat de Regeering in hoofdzaak het ver zoek van de Vereeniging wel zal steunen; een meer besliste verklaring van de Regeering te verkrijgen, is niet mogelijk. Met genoegen heb ik gehoord, dat de heer Sytsma voor het voorstel zal stemmen, doch ook hij had nog enkele bedenkingen. De heeren Sytsma en Witmans kunnen maar niet begrijpen, waarom Burg. en Weth. niet hebben voorgesteld, de Gemeente te belasten met de exploitatie van deze onderneming. En waar Burg. en Weth. hebben gezegd, dat de Gemeente duur bouwt en duur exploiteert, daar zijn zij hiervan nog niet overtuigd. Ik wil nu trachten door eenigszins in details te treden, de heeren tot een andere meening te brengen. Dat de Gemeente duur bouwt, is in het rapport van den Directeur van Gemeentewerken vrijwel afdoende uiteengezet. De administratieve omslag verbonden aan alles wat de Ge meente als zoodanig onderhanden neemt, geeft aanleiding, dat het bouwen duurder wordt, maar vooral wordt de exploitatie vanwege de Gemeente zooveel duurder. In de eerste plaats betreft dit het onderhoud. Wanneer men Gemeentewoningen heeft, en men wenscht daaraan kleine verbeteringen te zien aangebracht, dan zijn die zoo moeielijk te weigeren, want de Gemeente is zulk een groot lichaam en de huurders vinden het dadelijk erg onbillijk, wanneer niet terstond aan alle eischen wordt voldaan. En daar staat juist tegenover, dat wanneer een huis op eene behoorlijke wijze zal worden geëxploiteerd, dan moet niet alleen niet aan alle eischen worden voldaan, maar die zelfs voor het grootste deel niet worden ingewilligd; anders wordt er eenvoudig met de huizen geen rekening gemaakt. In de tweede plaats zal de verhuring erg duur worden, omdat de Gemeente nog meer belangen te behartigen heeft, die daarmede in strijd komen. De Verordening op de bewo ning maakt het toch wel eens noodig, dat streng moet wor den opgetreden. Daardoor krijgt men soms gezinnen, waarvan men niet weet, hoe zij behoorlijk onder dak moeten worden gebracht. Nu vrees ik, dat wanneer de Gemeente eigenares is van dergelijke woningen, waarover men maar te beschikken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3