DONDERDAG 27 DECEMBER 1906. 203 is, een stedelijk muziekcorps en dan kan ik den heeren wel de verzekering geven, dat het bij die 4000.niet zal blijven. De chefs van de Schutterij, die er toch wel een beetje over kunnen oordeelen, hebben herhaaldelijk verklaard, dat alleen wanneer men in de toekomst tevreden zal blijven met de muziek, ik zal beleefd zijn en zeggen, kunst, zooals het Schutterij muziekcorps die op het oogenblik prresteert en vooral geen hoogere eischen zal stellen, men in de toekomst met 4000.zal kunnen volstaan; maar dan had men vergeten de kosten voor de uniformen, die waren daarin niet begrepen. De uniformen worden bij het tegenwoordige corps zoo'n beetje geschikt en geplooid en van oude uniformen gemaakt, want er zijn oude uniformen genoeg, maar de heeren zullen mij toestemmen, dat, als eenmaal de Raad gunstig op het verzoek beslist en bepaalt, dat het corps in de toekomst zal zijn een stedelijk muziekcorps, de leden van het corps niet alleen be hoorlijke muziek moeten kunnen maken en beter dan die van het tegenwoordige Schutterij muziekcorps kunnen musiceeren, maar ook behoorlijk gekleed moeten zijn, Dus reeds alleen wat betreft de kleeding en de musicale kennis, die bij uit voeringen zal moeten blijken, kan ik den heeren de verzekering geven, dat het bij deze 4000.onmogelijk zal kunnen blijven. Er is ook gezegd, dat wij tegenover die muzikanten zedelijke verplichtingen hebben. Tot nu toe is mij niet recht duidelijk, waarom. Er zijn bij de Schutterij langzamerhand eenige, laat ons zeggen musicale krachten bijeengezameld, menschen, die er nog gaarne wat bij willen verdienen, en die als bijvak meedoen als er muziek gemaakt wordt door de Schutterij. Die verdiensten loopen geloof ik van 25.—per jaar tot ƒ175 Ik zie absoluut niet in, waarom de Gemeente een zedelijke verplichting heeft om die menschen die bijbaantjes te blijven betalen, zij het dan ook voor zekeren tijdomdat zij vroeger bij het muziekcorps van de Schutterij waren. Daar gevoel ik niets voor. Alleen zou misschien een uitzondering kunnen worden gemaakt voor den Kapelmeester. Er is gesproken van menschen uit hun brood stooten, maar er wordt niemand uit zijn brood gestooten, dan misschien alleen de Kapelmeester en wil de Raad te zijnen opzichte een uitzondering maken, door hem bijv. gedurende drie jaar een soort wachtgeld te geven, dan kan ik daarvoor iets gevoelen. Daarmede zou ik kunnen meegaan, maar er kan geen sprake van zijn, dat de muzikanten van de Schutterij uit hun brood worden gestooten. Er is ook gesproken van de kans, dat wij het muziekcorps van het 4de Regiment kwijt zullen raken. Ik breng de heeren in herinnering, dat dat geen nieuwigheid is Ik herinner mij, dat eenige jaren geleden, hoeveel weet ik niet precies, ook een sterke geest van bezuiniging heerschte aan het departe ment van Oorlog. Toen zouden ook vele muziekcorpsen worden opgeheven, of veel goedkooper worden en in fanfarecorpsen worden omgezet, en Leiden zou ook zijn corps verliezen. Op papier is die maatregel ten uitvoer gebracht, maar de macht van de praktijk, welke bij de muziekcorpsen heerschte, is sterker geweest, dan de bepalingen, die indertijd gemaakt zijn en de fanfarecorpsen waren weer heel gauw veranderd in muziekcorpsen. Ik zou den Raad toch wel dit in overweging willen geven. Laat ons nu niet uit vrees, dat misschien die maatregel van den Minister van Oorlog voortgang zal hebben, dat nl. in de plaats van muziekcorpsen bij de regimenten, zullen komen muziekcorpsen bij de divisiën, een maatregel, die misschien in het leven zal worden geroepen, nu reeds besluiten van het muziekcorps der Schutterij een stedelijk muziekcorps te maken. Er is dunkt mij, toch een andere weg. Die is hier reeds met een enkel woord aangestipt en verworpen, maar lijkt mij toch niet zoo geheel verwerpelijk. Als het nu eens gebeurde, dat de stafmuziek van het 4de Regiment werd weggenomen en niet eens veranderd in fan faremuziek, dat is toch al het allerergste, want ik geloof, dat de Regimenten wel altijd muziek zullen behouden, zij het dan misschien onder den naam van een fanfarecorpsis dan niet het oogenblik aangebroken om te zeggennu gaan wij een stedelijk muziekcorps instellen? Dan stel ik mij voor, dat de muzikale krachten, waarover wij in Leiden te be schikken hebben, wel voldoende zullen zijn, zoo niet in eens, dan misschien in den tijd van een of twee jaar, om weer een muziekcorps samen te stellen, dat zeker niet minder zal zijn dan het tegenwoordige. Daar maak ik mij sterk op. Er wordt hier onder den bur gerstand veel aan muziek gedaan. Er bestaan hier muziek- vereenigingen en muziekscholen, en ik zou er geen enkel bezwaar in zien hier in Leiden een stedelijk muziekcorps op te richten, wanneer de Raad dat wenschelijk vindt; maar om nu al uit vrees, dat wij misschien de stafmuziek van het vierde regiment zullen verliezen, te besluiten tot oprichting oprichting, want het is iets nieuws van een stedelijk muziekcorps daarvoor is voor mij zeker de tijd nog niet rijp. Ik zou zeggen, zooals ik in het begin heb gezegd: men make zich geen illusie, het zal bij die ƒ4000.absoluut niet kunnen blijven, ook niet al wil men er niet, zooals de heer de Goeje heeft gemeendgrenadiers en jagersmuziek van maken of een gemeentelijk muziekcorps, zooals dat in Haarlem onder Kriens. Daar denk ik in de verste verte niet aan. Ik denk er alleen maar aan, dat men in Leiden, wanneer men een stedelijk muziekcorps wil hebben, er een moet hebben, dat waardig dien naam kan dragen, ook buiten Leiden, en waar van de leden behoorlijk gekleed gaan. Dan denk ik nog in het geheel niet aan een muziekcorps, dat uitblinkt door groote muzikale gaven, zooals dat in Haarlem en de muziek van de grenadiers en jagers; een zoodanig muziekcorps zou nog veel meer kosten. Ten slotte wil ik ook de financieele bedenkingendie bij de zaak behooren, met een enkel woord bespreken. Steeds nieuwe uitgaven dringen zich, op verschillende gronden, aan de gemeente opverzoeken om salarisverhooging van ver schillende, en niet het minst van lager geplaatste ambtenaren, komen herhaaldelijk met grooten aandrang bij den Raad in, zoodat er bijna geen weerstand aan te bieden is, en niet alleen dat, ook verschillende verzoeken om sociale hervor mingen en verbeteringen dringen zich in de laatste jaren aan den Raad op, waarvan sommige zoo noodzakelijk zijn, dat men er zich absoluut niet tegen kan verzetten, hoezeer men uit een financieel oogpunt de bezwaren ertegen niet kan ontkennen. Nu vraag ik, is het dan niet beter om wat meer aan die sociale eischen tegemoet te komen en wat zuiniger te zijn met uitgaven voor wat men tegenwoordig den grootsehen naam geeft van het muziekcorps der Stede lijke Schutterij, dat naar mijn bescheiden meening geen muziekcorps is. De heer van Hamel. Het standpunt, door Prof. de Goeje ingenomenis ook mijn standpunt geweest in petiDcomité van Burg. en Weth. bij de bespreking van dit onderwerp. Het komt mij voor, dat het onder de gegeven omstandig heden voor ons de vraag is of wij, wanneer wij geen muziek corps van de Schutterij hebben, wel een vreemd muziekcorps kunnen krijgen. Nu wij dat corps eenmaal hebben, komt het mij voor, dat het op het oogenblik het beste is het te houden. Wij kunnen, dunkt mij, nooit goedkooper uit dan wanneer wij dat corps bestendigen. De heer Juta zegt. wanneer te een of anderen tijd het stafmuziekcorps mocht weggaan, kunnen wij altijd zoo noodig een stedelijk muziekcorps oprichten. Ik geloof, dat dat heel moeilijk zal gaan. Dan zijn de leden van het tegenwoordige corps uit elkander gegaan en zal het een toer zijn hen weer bij elkaar te krijgen Onder de gegeven omstandigheden lijkt het mij het goedkoopste wanneer wij, bij wijze van proef, het corps handhaven en in dat opzicht sluit ik mij aan bij den heer van Gruting, die voorstelt om voor, zeg drie jaar, de proef te nemen, of bet Schutterij-muziekcorps, onder een an deren naam, kan blijven bestaan. De Raad heeft het toch altijd, door middel van een te benoemen Commissie van Toezicht, in de hand, invloed uit te oefenen op de samenstelling van het personeel en daardoor op de kwaliteit van de muziek. Ook heeft de Raad de kosten zelf in handen. Wanneer men zichzelf den band aanlegt van 4000.is het niet noodig hooger te gaan De heer Fokker heeft gezegd, dat men zuinig moet zijn. Ik ben ook een groot voorstander van zuinigheid, maar er zijn toch enkele uitgaven, waaronder, dunkt mij, in casu vooral deze uitgave, waaraan wij in den laatsten tijd gewend zijn, die een stad zich onmogelijk kan ontzeggen. Het komt mij voor, dat het wel degelijk behoort tot de taak van de gemeente Leiden, om een stedelijk muziekcorps te houden en een klein beetje aanzicht te geven aan de stad. Gemeenten als Kampen, Sneek en Hoorn hebben ook een stedelijk muziek corps. Zooals ik zeide, men heeft het in de hand de som niet hooger te doen zijn, dan men zelf wil. Laat men zich be palen tot 4000.— of 4200.— en laat men, bij wijze van proef, gedurende drie jaar het corps tot een stedelijk muziek corps maken. Dat sluit volstrekt niet in dat men de daaraan verbonden personen tot ambtenaren promoveert met pensioen aanspraken of recht op wachtgeld. Dat zou ik er volstrekt niet in willen lezen. Ik voel heel weinig voor het argument, dat aangevoerd wordt voor de handhaving van het corps, dat, door opheffing, een enkele broodeloos en velen in hun inkomen geschaad zouden worden. Dat is dunkt mij niet wat hier den doorslag moet geven. De heer Le Poole. M. d. V. Ik wil mijn instemming be tuigen met het advies van de meerderheid van het college van het Dagelijksch Bestuur. Voor de heeren, die meenen, dat men zoo kan blijven staan bij 4000.wil ik eenige geschiedenis van het corps mededeelen. Als oud-officier van de dienstdoende Schutterij ben ik met die geschiedenis wel eenigszins bekend. Jaren geleden waren er verschillende leden van het officierscorps der dienstdoende Schutterij die ieder jaar 10.15.contributie betaalden. Ik herinner mij den tijddat er van Gemeentewege slechts 3600.werd gegeven, terwijl het nu al over de 4000.is. Men ziet dus,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 9