200 DONDERDAG 27 DECEMBER 1906. De Voorzitter. De bijlagen zijn toch gedrukt. In zoo verre is de bestudeering van de kwestie niet zoo moeilijk als van de melkverordeningwaarvan de bijlagen niet ge drukt zijn. De heer V ergouwen. Ik wil ook wel hulde brengen aan Burg. en Weth., dat zij de stukken zoo uitvoerig hebben gegeven. Daardoor wordt het overzicht natuurlijk zeer ver gemakkelijkt, maar op de Leeskamer liggen dan toch zeker ook nog andere. En ook voor een onderzoek, zooals wij in dertijd hebben ingesteld, ontbrak nu de tijd. De Voorzitter. Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Juta. M. d. V. In het algemeen is de Raad zeer geneigd om wanneer eenige leden bezwaar maken tegen de behandeling van een voorstelomdat zij geen gelegenheid hebben gehad de stukken behoorlijk te onderzoeken, aan dat bezwaar tegemoet te komen, maar in dit geval moet ik toch opmerken, dat de stukken betredende dit voorstel Vrijdag de leden hebben bereikt. Wanneer ik nu den Zondag uit zonder, hebben de leden toch, ook gedurende de twee Kerst dagen, ruimschoots de gelegenheid gehad van de stukken kennis te nemen, vooral waar hier zoovele stukken, welke anders in de Leeskamer voor de leden worden neergelegd gedrukt zijn en aan de leden thuisgezonden. Wat schiet er buiten de gedrukte bijlagen nog over? Alleen de teekening van het plan en de heer Vergouwen zal mij willen toegeven, dat die teekening verleden jaar, toen hij lid was van de Commissie van Financiën precies hetzelfde was als nu. Daarin is geen verandering gekomen. Ik zie dus inderdaad niet in, dat de leden geen tijd zouden hebben gehad, om behoorlijk kennis te nemen van de stukken. Met voordacht zijn meer stukken gedrukt en aan de leden gezonden dan anders, juist om het den leden zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Ik kan mij dus niet vereenigen met het voorstel om deze zaak weer uit te stellen. De heer Vergouwen. M. d. V. Nog een enkele opmerking, De heer Juta spreekt van «weer uitstellen", maar dit is feite lijk de eerste keer, dat deze zaak in den Raad komt. Van »weer" uitstellen is dus geen sprake. De heer Juta kan zich niet zoo gemakkelijk indenken, dat ik geen tijd heb gehad alles precies na te gaan. Hij zal mij echter wel willen gelooven als ik zeg, dat ik indertijd als lid van de Commissie van Financiën niet alleen deze kwestie met bijzondere belangstelling heb bekeken, maar er ook bijzonder veel werk van heb gemaakt, om mij daarover een oordeel te vormen. Vandaar, dat ik gaarne in denzelfden geest wil doorgaan en zien in hoeverre mijn oordeel van toen al of niet gewijzigd kan worden. Het is waardat wij Vrijdag avond de stukken hadden, maar eerst Zaterdag wisten wij, dat de zaak vandaag op de agenda kwam. Van Zondag werken is natuurlijk geen sprake. Maandag was dus de eenige dag. Men spreekt van Woensdag, maar toen is toch zeker het Stadhuis gesloten geweest. De gedachte is tenminste bij mij niet opgekomen om toen naar de Leeskamer te gaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Vergouwen, in stemming gebracht, wordt met 16 tegen 12 stemmen aangenomen. Voor stemmen de heerenSijtsma, Bosch, P. J. Mulder, Witmans, de Boer, Fokker, van Gruting, Hasselbach, Stigter, Timp, Zaalberg, Reimeringer, van Tol, Vergouwen, Paul en Zwiers. Tegen stemmen de heeren: Meuleman, van Hamel, Kerstens, Korevaar, Juta, Driessen, van der Lip, Le Poole, van der Eist, de Goejë, Aalberse en Bots. XXI1. Vaststelling van de Verordening op den handel in- en den verkoop van melk. (Zie Ing. St. n°. 273.) De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil allereerst iets zeg gen omtrent hetgeen U zooeven hebt meegedeeld, nl. dat Burg. en Weth. het niet noodig vinden om naar aanleiding van het ingekomen adres van de vereeniging van melkver- koopers «Eensgezindheid zij ons doel" de behandeling dezer Verordening aan te houden. Ik ben dit met Burg. en Weth. niet eens, ik zou er wel voor zijn de behandeling uit te stellen en eerst het advies van de Gezondheidscommissie in te winnen. Wanneer ik mij niet bedrieg, hebben de rnelk- verkoopers deze verordening niet met tegenzin ontvangen. Dat is een goed ding naar mijne meening. Maar zij hebben enkele bezwaren en nu zou ik zeggendat wij verstandig zullen doen door, als het eenigszins doenlijk is, aan die bezwaren tegemoet te komen. Dat kan de werking van de verordening slechts ten goede komen. Daarom zou ik het raadzaam vinden, wanneer wij eerst omtrent de door de melkverkoopers geopperde bezwaren hoorden die autoriteit, welke daarover het best kan oordeelen, nl. de Gezondheids commissie. Want wij kunnen, dunkt mij, die bezwaren niet juist beoordeeleri en daarover beslissen, wanneer wij niet eerst weten, hoe die Commissie erover denkt. U hebt zooeven wel gezegd, dat de meeste punten in het adres genoemd door de Gezondheidscommissie reeds zijn behandeldmaar ik herinner mij b.v. niet, dat ik in de stukken iets heb gelezen omtrent de grieven, die de Vereeniging van Melkverkoopers heeft tegen de voorgestelde artikelen 2126 en 29. Daarom wil ik een motie voorstellen, om de behandeling der voorgestelde Verordening aan te houden totdat het ad vies van de Gezondsheidscommissie omtrent de bezwaren der Melkverkoopers is ingewonnen. Dit zal bovendien dit voordeel hebben, dat wij nog eens kalm kunnen nadenken over de amendementendie wij heden voor ons op tafel hebben gevonden. Mijn motie luidt: De Raad, kennis genomen hebbende van het adres der Vereeniging van Melkverkoopers „Eensgezindheid zij ons doel", 't weoschelijk achtende, dat omtrent de in dat adres neder- gelegde bezwaren eerst de Gezondheidscommissie gehoord wordt Besluit de behandeling der Verordening op den handel in en den verkoop van melk uit te stellen totdat het advies dier Commissie is ingewonnenen gaat over tot de orde van den dag. De Voorzitter. Ik wensch even uiteen te zetten, waarom Burg. en Weth. er prijs op stellen, dat deze verordening nog dit jaar wordt behandeld. Dr. Filippo gaat ons verlaten, hij gaat naar den Haag en wij hadden ons gevleid, dat hij, wanneer deze verordening nog dit jaar tot stand kwam, aan de invoering daarvan nog zou kunnen medewerken. Hij had zich daarvan zelf ook veel voorgesteld en zijn tactvolle manier van optreden is wel in staat de menschen te ver zoenen met verordeningen, die ingrijpen in het bedrijf. Daarom geloof ik niet, dat opvolging van den raad van den heer van der Lip om de behandeling van deze zaak uit te stellen, zou zijn in het belang van de zaak zelve. Bovendien is er nog iets anders. Waar moet het heen, indien meer dan vier weken tevoren een concept-verordening is gedrukt en rondgedeeld, en er komt een uur voor de ver gadering een uitvoerig adres, waarin eenige bezwaren zijn opgesomd, die reeds alle onder de oogen zijn gezien door den Directeur van den Keuringsdienst. De melkverkoopers hebben reeds een conferentie gehad met Dr. Filippo. Alle bezwaren zijn daar behandeld en ze zijn geëindigd met de verklaring, dat zij hun bezwaren opgaven. Ik heb ook Dr. Filippo over sommige bezwaren gehoord en meen ze te kunnen weerleggen. Mocht nu blijken, dat er onoverkomelijke be zwaren zijn tegen verdere behandeling, dat er bezwaren zijn genoemd, die door mij niet kunnen worden weerlegd, dan kunnen wij de verdere behandeling nog altijd uitstellen. Laten wij beginnen met de behandeling van de zaaklaten wij zien, hoever wij het brengen, misschien is het dan nog mogelijk de zaak nog dit jaar tot stand te brengen. Om deze redenen kan ik de motie van den heer van der Lip niet ondersteunen. De heer van der Lip. M. d. V. Wat tegen mijn motie hebt aangevoerd, heeft in mijne zienswijze geen verandering gebracht. U zegt ten eerste: »Dr. Filippo gaat ons binnenkort verladen en wij zouden nog gaarne zijn hulp hebben bij de invoering der verordening''. Maar dat zal toch in elk geval slechts voor zeer korten tijd kunnen zijn. Dr. Filippo ver trekt l Februari en voor de verordening is afgekondigd, zal het toch wel ongeveer 1 Februari worden. Voor dat argument gevoel ik dus niet veel. In de tweede plaats zegt U, dat het adres van de Melk verkoopers zoo laat is ingekomen. Dat ben ik volmaakt met U eens en ik betreur dit met Umaar het adres is nu een maal ingekomen en wij zullen er dus rekening mede moeten houden. En wat nu aangaat de verder nog door U genoemde omstandigheid, dat de melkverkoopers hun bezwaren al met Dr. Filippo besproken hebben, dat kan waar zijn, mijnheer de Voorzitter, maar houd mij de opmerking ten goede, dat bij slot van rekening de Raad zal te beslissen hebben en niet Dr. Filippo, hoeveel waarde wij ook aan zijn adviezen mogen hechten. De Raad zal zelfstandig moeten beoordeelen, in hoeverre aan de wenschen van de melkverkoopers kan worden tegemoet gekomen. De Voorzitter. Ik wil nog even opmerken, dat van een vergadering van de Gezondheids-commissie in deze maand niet kan komen, omdat de Voorzitter wegens ongesteldheid afwezig is. Hij moet een rustkuur ondergaan. Het uitstel zou dus van langen duur worden. Dr. Filippo zou misschien nog als Directeur van den Keurings dienst kunnen worden gehoord, maar ook de Commissie voor i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 6