DONDERDAG 27 DECEMBER 1906. 197 4° Tegen Art. 21, omdat daarin zonder meer verboden wordt het bedrijf verder uit te oefenen, indien men aan der genoemde ziekten lijdende is. 5#. Tegen Art. 26, omdat daarin verboden wordt, melk ten verkoop voorhanden te hebben, anders dan in vaten met gesloten deksel. 6°. Tegen Art. 29, omdat daarin geboden wordt, ook aan- gezuurde melk ter keuring mede te geven. TOELICHTING. De techniek van het karnen eischt, dat er water gebruikt wordt. Op het gebruik van water heeft invloed, de verschillende weersgesteldheden van het jaar, en of men, al dan niet met handkracht werkt. Werkt men met handkracht, dan heeft men meer water noodig als met stoomkracht. En dan is de grens van 7°/0 voor handkracht te hoog gesteld; daargelaten nog, dat een melkverkooper, wanneer hij zijn karnemelk heeft bereid, niet zoomaar kan zeggen, dat is karnemelk van 7/0. En om dan gevrijwaard te zijn voor een proces verbaal, zal de melkverkooper genoodzaakt zijn, de karnemelk als veevoeder te bestempelen. Werd hiervoor in de plaats gesteld, karnemelk met een gehalte van 7 tot 5°/0 vetvrije vaste stof aan te merken als 2e soort en daar beneden als veevoeder, dan zou aan dit bezwaar op billijke wijze worden tegemoet gekomen. Dat het product door karnen van afge roomde melk verkregen uitgesloten is, vindt hierin bezwaar dat het gevolg hiervan zal zijn, dat restanten van afgeroomde melk totaal waardeloos zullen zijn, terwijl door karnen van aangezuurde afgeroomde melk een goed product karnemelk te krijgen is. En het bezwaar, dat het geboden is, om naast een door Burg. en Weth. goedgekeurde Nortonput, ook in gemeenschap te moeten staan met de duinwaterleiding ligt hierin, dat het duinwater voor het afkoelen der melk en het bereiden der boter ongeschikt is, terwijl het water uit een door Burg. en Weth. goedgekeurde Nortonput bacteriënvrij is en voor het uitoefenen van het bedrijf alleszins geschikt is, daar het door het geheele jaar dezelfde temperatuur heeft. Tegen de bepaling in Art. 21 hebben wij ernstig bezwaar. Kan van Art. 19 onder zekeren voorwaarden ontheffing wor den verleend, in Art 21 wordt echter zonder meer verboden het bedrijf uit te oefenen. En daar volgens Art. 13 door deze verordening onder het uitoefenen van het bedrijf van melk verkooper wordt verstaanhet hebben van eene inrichting tot steriliseeren enz., zou men verplicht zijn bij het voor komen van een der in Art. 21 genoemde ziekten, zijn inrich ting te sluiten. Tegen de bepaling in Art. 26, waarbij het verboden is melk ten verkoop voorhanden te houden, anders dan in vaten met gesloten deksel, hebben wij dit bezwaar, dat wanneer versche melk wordt neergezet in vaten met ge sloten deksel, zij binnen zeer korten tijd overgaat tot bederf en ook niet voldoen kan aan Art. 3, wat betreft reuk en smaak. Volgens Art, 29 moet ieder die melk ten verkoop voorhanden heeft, toelaten dat een gedeelte van die melk ter keuring wordt medegenomen. Wordt dit consequent doorge voerd, dan zou men ook van aangezuurde melk, welke ge reed staat die dag of de volgende dag gekarnd te worden, ook een monster moeten medegeven, en hiertegen geldt dit bezwaar, dat, wanneer men een vat aangezuurde melk zou omroeren, het geheele vat bedorven of waardeloos zou zijn En Art. 2 zegt: Hoeveelheden melk grooter dan 3 Liter in het gebouw of op het erf van den melkverkooper aanwezig, worden geacht ten verkoop voorhanden te zijn. Kon hiervan vrijstelling of ontheffing worden gegeven, dan was ook aan dit bezwaar tegemoet gekomen. 't Welke doende enz. F. Colpa ie Voorzitter. N. Verberg ie Secretaris. De Voorzitter. Het is zeker te betreuren, dat dit uitvoerige adres eerst op dit oogenblik bij den Raad inkomt, niettegen staande de ontwerp-verordening en de toelichting ruim vier weken geleden zijn gepubliceerd. Het heeft bij Burg. en Weth. natuurlijk een punt van overweging uitgemaakt of met het oog hierop de behandeling van de verordening op den handel in- en den verkoop van melk zou moeten worden uitgesteld, maar ik geloof toch, dat wij, daar de bezwaren in het adres vermeld reeds door de Gezondheidscommissie en door den Directeur van den Keuringsdienst onder de oogen zijn gezien verder kunnen gaan met de behandeling van de verordening. De bezwaren zijn m. i. niet moeielijk te weerleggen en ik ben hiertoe wel in staat. Bovendien, verschillende van de opmerkingen, die in dit adres staan, zijn reeds belichaamd in de amendementen en van andere is de bestrijding naar het mij voorkomt niet zeer moeilijk. Ik stel dus voor dit adres te behandelen bij punt 22 van de agenda. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dien overeenkomstig besloten. 10°. Amendement van den heer Meuleman op de Ver ordening op den handel in- en den verkoop van melk. 11°. Amendementen van den heer Sytsma op de Verordening op den handel in- en den verkoop van melk. Zullen worden behandeld bij punt XXII der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1". dat op 27 December j.l. heeft plaats gehad de opneming der boeken en kas van den gemeenteontvanger, waar van proces-verbaal is opgemaakt, dat aan Gedeputeerde Staten is medegedeeld en ter lezing van de leden in de Leeskamer is nedergelegd. 2°. dat aan Mej. K. Lens, eervol ontslagen onderwijzeres aan de openbare bewaarschool in het Elisabethshof. met ingang van 1 Januari a.s. pensioen is verleend ten bedrage van ƒ361.'sjaars. De Voorzitter. Mijne heeren. Voor wij overgaan tot behande ling van de agenda heb ik de eer mondeling het volgende praead- vies aan den Raad uit te brengen ln de vorige vergadering is ten aanzien van het collectieve verzoek om ontslag van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs door Burg. en Weth. aan den Raad voorgesteld die Commissie te verzoeken op haar ontslagaanvrage terug te komen onder mededeeling, dat het den Raad leed zou doen, indien de Raad voortaan van de goede diensten van de leden der Commissie verstoken zou moeten zijn. Tegelijk was ingekomen een verzoek van den heer Coebergh om ontslag als secretaris van die Commissie. Dit werd gesteld in handen van Burg. en Weth. ter fine van praeadvies. Nu komt het ons, waar wij op dit adres praeadvies uitbrengen, regelmatig voor en ook verband houdend met het voorstel ten aanzien van de leden der Commissie om voor te stellen ook den heer Coebergh de verklaring te geven, dat de Raad van zijn goede diensten als secretaris van de Commissie gaarne nog lang gebruik zou willen maken en hem dus te ver zoeken in de gegeven omstandigheden ook op zijn aanvrage om ontslag terug te komen. Kan de Raad zich daarmede vereenigen? Zonder beraadslaging wordt bij acclamatie dienovereen komstig besloten. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van een tijdelijk leerares in het Nederlandsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 328). De Voorzitter. Op de gedrukte agenda is abusievelijk ver meld, dat het geldt de benoeming van een tijdelijk leerares in het Hoogduitsch? dit moet zijn in het Nederlandsch. Mag ik de heeren van Hamel, Timp, Zaalberg en Stigter verzoeken het stembureau te willen uitmaken? De heer Fokker. M. d. V. Ik wilde naar aanleiding van deze voordracht de vraag doen, of er nog meer sollicitanten zijn. Ik heb eerst van ochtend in de Nieuwe Rotterdamsche Courant gezien, dat Mej. Gaastra werd voorgedragen. Ik heb dat tot mijne verbazing in de courant moeten lezen vóór het ons officieel werd medegedeeld en ik heb ook tevergeefs naar stukken gezocht in de leeskamer. Wij krijgen alleen dit briefje en wij kunnen toch moeilijk een beslissing nemen, wanneer wij niets anders hebben dan de voordracht alleen. Zouden Burg. en Weth. daaromtrent nog eenige inlichtingen kunnen geven, mijnheer de Voorzitter? De heer van Hamel. M. d. V. Ik kan daarop antwoorden, dat er een andere sollicitante is geweest, maar dat die zich heeft teruggetrokken. Zij heeft zich bij de Directrice ver voegd en die meende reeds een goede keuze gedaan te hebben maar ten slotte heeft zij zich niet bereid verklaard de be noeming te aanvaarden. Men moet ook niet vergetendat dit een benoeming is voor den tijd van drie maandenzoo dat er zich niet heel veel sollicitanten voor opdoen. Mej. Gaastra is bijzonder aanbevolen door een vroeger lid en secretaris van de Commissie, Prof. Muller. Zij is ook hier geweest, zij he«ft zich vervoegd èn bij de Directrice, bij den Voorzitter der Commissie van Toezicht èn bij den In specteur, en allen waren van meening, dat men in Mej. Gaastra een zeer gelukkige keuze zou doen. De Voorzitter. Ik kan den heeren mededeelen. dat mij de wijze, wa-trop deze mededeeling in de courant is gekomen, onbekend is. Ik heb vanmorgen ook in de courant gelezen, dat wij dit voorstel zouden doen. Men hoort nu, dat een sollicitante zich teruggetrokken heeft, dus dat de omstandigheden medebrengen, dat wij slechts éen candidate kunnen voordragen. Dat de benoeming er eene is slechts voor drie maandenis een reden geweest om hiermede haast te maken. Anders zou de gelegenheid voorbijgaan. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt benoemd Mej. Dr. Dienke Gaastra, met algemeene (28) stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 3