208
DONDERDAG 27
DECEMBER 1906.
de middenmoot van hetgeen U hebt gezegd, dat door hen
nl. zou worden beproefd een dergelijk fonds intercommunaal
tot stand te brengen en dat, als dat niet gelukt, de zaak
opnieuw zal worden besproken. Om a priori uit te maken
dat wij bet in geen geval anders dan intercommunaal zullen
doen, vind ik niet noodig.
Als ik U goed begrepen heb toch, mijnheer de Voorzitter,
was de bedoeling van Uw tweede rede, dat onderzocht zou
worden, of het intercommunaal kan worden gedaan. Wan
neer blijkt, dat dat kan, zal de Raad moeten beslissen, of hij
het wil doen en nog geheel vrij zijn. Omgekeerd, wanneer
blijkt, dat het niet kan, zal ook de Raad nader kunnen
overwegen, in hoeverre wij het alleen willen doen, zonder
thans daaromtrent nog iets te beslissen. Met een dergelijk
voorstel kan ik mij geheel vereenigen.
De Voorzitter. Wij zijn bepaald van meening, dat een
Gemeente als deze het niet kan doen. De groote, administratieve
rompslomp, het geringe aantal gevallen, en daarenboven het
groote percentage, dat reeds voor eigen-en weduwenpensioen
moet worden betaald, maakt, dat wij er bezwaar in zien,
voor die enkele gevallen een nieuwen last te leggen op onze
ambtenaren. Ik vraag, wat wil men nu toch eigenlijk,
waar men weet, dat in de gevallen, waarom het gaat, de
ambtenaren reeds nu in sanatoria worden behandeld; wat
is toch de grondslag voor de redeneering, dat men de zaak
toch onderzocht wil hebben voor die weinige gevallen, terwijl
blijkt, dat de ambtenaren nu reeds worden behandeld?
Ik zou zeggen, laten wij trachten ons met andere Gemeenten
tot een eenigszins grooter complex te vereenigen, ten einde
te trachten deze zaak langs den weg der verzekering te re
gelen. Het gaat niet aan over zoo weinig gevallen een ver
zekering in te richten. Ik ben overtuigd, dat wanneer wij
Prof. van Geer voorleggen de vraag: maak een wetenschap
pelijke balans voor deze zaak, de verplichte omslag voor
alle ambtenaren niet zou meevallen, dat men daarvoor zou
terugschrikken.
Ik zou dus door den Raad willen laten uitmakendat nu
uit het praeadvies van Burg. en Weth deze conclusie kan
worden getrokkendat het niet gewenscht isdat de Gemeente
deze zaak alleen ter hand neemt en dat Burg en Weth.
de opdracht krijgen, daarover met andere Gemeenten te
onderhandelenten einde zoo mogelijk te geraken tot een
intercommunale regeling.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik begrijp toch heusch niet,
hoe U zeggen kunt, dat de ambtenaren behandeld worden.
Het is absoluut niet waar Al wat ik gezegd heb, heeft ge
strekt om te betoogendat de ambtenaren die behandeld
zijn, veel te laat zijn behandeld en dat er ook zijn voor wie
het noodzakelijk was, die niet zijn behandeld. Hoe komt U
er toch toe te zeggen: ze worden wel behandeld?
Zij worden in werkelijkheid of niet of veel te laat behandeld.
Want het zal geen medicus in de gedachten komen, om,
wanneer hij een geval van beginnende tuberculose consta
teert, reeds dan bij de Gemeente aan te komen om sanato
riumbehandeling. Dan zou het niet worden toegestaan. Men
begint eerst het toe te staan, wanneer de persoon invalide
is geworden. Daarin zit hier de quintessens van de zaak.
De Voorzitter. Op bladzijde 129 van de bijlagen zeggen
Burg. en Weth in hun praeadvies, dat het de voorkeur
verdient ook in het vervolg op den tot dusver gevolgden weg
voort te gaan en dus in die gevallen, waarin sanatoriumver-
pleging noodig, maar zonder hulp van de Gemeente niet te
verkrijgen is, den onmisbaren financieelen steun uit de Ge
meentekas te verleenen.
Daarin ligt het geheele plan, dat Burg. en Weth. zich
voorstellen in de toekomst uit te voeren en ik zie werkelijk
niet in het groote nut om dat langs den weg van verzekering
gedaan te krijgen, terwijl het langs den weg, door Burg. en
Weth. aangegeven, zonder administratieven rompslomp kan
gebeuren.
De heer Meuleman. De weg, dien Burg. en Weth. tot
nog toe gevolgd hebben, deugt niet. Zij beginnen de Gemeente
ambtenaren te helpen, wanneer zij invalide zijn geworden en
zij moeten geholpen werden, wanneer het voor eemdeskundig
oog blijkt, dat zij hulp noodig hebben. Dat is een groot
verschil. Nu zeg ik, zal het geen mensch in de gedachte
komen bij het gemeentebestuur aan te komen om subsidie,
wanneer hij het allereerste begin van tuberculose constateert,
want dan zou iedereen zeggen: voor dit geval is het nog
niet noodig. Wij komen eerst, wanneer de verwoestingen
zoover zijn gevorderddat de ambtenaar invalide is gewor
den en dat wensch ik door de oprichting van een fonds te
voorkomen. Dat is dunkt mij klaar en helder, en ik kan het
niet duidelijker zeggen.
De Voorzitter. Wanneer U dat voetspoor wilt volgen
geloof ik werkelijk, dat wij zouden komen tot het resultaat,
dat er te veel gebruik van zou worden gemaakt, dat het op
die wijze voor de gemeente bezwaarlijk zou worden in alle
gevallen te voorzien. Wanneer U ieder beginnend geval zoudt
willen behandelen zooals de meeste particulieren dat niet
doen en op een wijze, die inderdaad zeer royaal kan worden
genoemdgeloof ikdat de gemeentefinanciën den last be-'
zwaarlijk zouden kunnen dragen.
De heer Stigter. Mag ik dan voor wij overgaan tot stem
ming over deze zaak even releveerenopdat allen het hooren,
dat als conclusie van de hier gehouden discussies mag aan
genomen worden, dat de medici volkomen het recht hebben
om, waar zij bij de Gemeenteambtenaren een beginnend geval
van tuberculose aantreffen, of een geval van zenuwziekte,
een geval, waarbij zij met de hand op het hart en desnoods
onder controle van andere geneesheeren kunnen verklaren
dat het voor den patient noodzakelijk is om te gaan naar
een sanatorium, bij het Dagelijksch Bestuur op sanatorium
behandeling aan te dringen en dat zij dan bij Burg. en Weth.
en den Gemeenteraad een gewillig oor zullen vinden.
De Voorzitter. Wanneer deskundigen bij ons aankloppen
en mededeelen, dat er een geval is waarbij het wenschelijk
is, dat de patiënt in een sanatorium wordt verpleegd, zullen
wij hun een gewillig oor verleenen Of de Raad in die om
standigheden met ons mee zal gaan, is een andere zaak.
Ik geloof, dat wanneer dit tusschen ons vaststaat, het niet
noodig is verder op de zaak in te gaan en Burg. en Weth.
met hun voorstel om overleg met andere gemeenten te
plegen wel zoover gaan, als in deze met billijkheid te vor
deren valt.
De heer Sijtsma. M. d. V. Met de opdracht, die U aan
vaard hebt, om andere Gemeenten te polsen of zij geneigd zijn
met ons mede te gaan, kan ik mij best vereenigen, maar het
voorstel om wanneer dit niet het geval is, de zaak voorgoed
uit te doen zijn, gaat mij te ver. Dat zou ik in het midden
willen laten. Wij ontvangen te zijner tijd mededeelirig van
het resultaat van het met andere gemeenten gepleegde overleg
en willen wij nu verder voortgaan, dan doen wij dat, en achten
wij het niet wenschelijk, dat het geschiedt, dan kunnen wij
het nalaten. Ik wilde hier even op wijzenwant wanneer
gezegd wordt: wij aanvaarden de opdracht om de zaak met
andere Gemeenten te bespreken en verder niets, dan geloof
ik, dat de zaak daarmede afgedaan zal zijn. Ik zou u om
uit de impasse te geraken willen voorstellen alleen het
eerste gedeelte van uw voorstel in stemming te brengen.
De Voorzitter Wij kunnen ons in zooverre bij die opdracht
neerleggen, dat wij innig overtuigd blijven, dat het niet aangaat
de zaak communaal te regelen, omdat de gevallen veel te luttel
in aantal zijn en de zaak o. i. alleen intercommunaal tot een
goed einde zou kunnen worden gebracht. Wanneer men het
met de conclusie, die ik de eer zal hebben voor te stellen,
niet eens is, moet men er tegen stemmen. Mijn meening is,
dat het wenschelijk is, dat de Raad zich uitspreekt, dat de
communale regeling van de zaak afstuit op te groote bezwaren,
maar dat aan Burg. en Weth. wordt opgedragen te trachten
langs intercommunalen weg de zaak tot een goed einde te
brengen.
In dien zin breng ik de conclusie van het praeadvies van
Burg en Weth. in stemming.
De heer Aai.berse. M. d. V. Ik zou dan wel een amen
dement op de conclusie willen voorstellen, n.l. de eerste zinsnede
te schrappen, zoodat de Raad alleen besluit aan Burg. en
Weth. op te dragen, te onderzoekenin hoeverre bij andere
Gemeenten de neiging bestaat, om deze zaak intercommunaal
aan te vatten. Ik acht het absoluut overbodig reeds nu te
praejudicieeren.
De Voorzitter. Dit amendement wordt door ons over
genomen.
De aldus gewijzigde conclusie wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XXVI. Voorstel tot het verleenen van afschrijving van
plaatselijke directe belasting, dienst 1906.
(Zie Ing. St. n°. 325).
De heer Witmans. Slechts een kleine opmerking over no.
69 van dezen staat. Daar worcft voorgesteld afschrijving te
verleenen, omdat de belastingschuldige overleden is. Vergis
ik mij niet, dan is dat niet juist U kunt het nog wel laten
onderzoeken. Ik geloof bepaald, dat het een abuis is.
De Voorzitter. Wij zullen de rectificatie aanbrengen. De
betrokken belastingschuldige is niet overleden, maar ver
trokken.
Het voorstel wordt, aldus gewijzigd, zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.