DONDERDAG 27 DECEMBER 1906.
207
een dergelijk fonds, dat de geheele ziekteverzekering draagt,
de gewone zoowel als de buitengewone, veel gemakkelijker
worden gedragen en zal dat zeer zeker gemakkelijk een zelf
standig bestaan kunnen voeren. Daarvoor behoeft men niet
in den blinde te gaan vragen naar andere gemeenten, op
wier medewerking toch niet te rekenen is. Dit is, wat ik in
het midden wilde brengen. Ik heb dit gezegd, ook en in de
eerste plaats voor de ooren van den heer Meuleman. Mis
schien zal hij daarmee in zekeren zin willen meegaan, zijn
voorstel veranderen of wat dan ook.
De Voorzitter. Ik wil uit de rede van den laatsten ge-
achten spreker even dit op den voorgrond brengendat waar
hij sprak van onverplichte toetreding tot een fonds, natuur
lijk alle wetenschappelijke berekeningen zouden moeten falen
omdat het gissingen zouden worden en dikwijls vergissingen.
In de tweede plaats wijs ik erop, dat er dan altijd zullen
zijn, die niet zullen toetreden en dan, wanneer ze ongesteld
zijn, toch tot de Gemeente zullen komen. Ik zou wel eens
willen zien, of de Gemeenteraad in dergelijke gevallen, omdat
die menschen niet zijn toegetreden, de toelage zou weigeren.
En dat zou toch niet billijk zijn tegenover hen, die voor dat
voorrecht geregeld betalen. En maakt men de toetreding
verplicht, dan moet men toch werkelijk bedenken, dat de
gemeenteambtenaren reeds 71/2 van hun traktement be
talen voor eigen- en weduwenpensioen en dat het bezwaarlijk
is, daar nog iets op te leggen. Ik geloof, dat dit, waar het
geschiedt ten bate van enkelen, werkelijk ontevredenheid
zal wekken. Daarmede moeten wij toch eenigszins rekening
houden. Op het oogenblik blijven de menschen bovendien
niet onverzorgd. Eenigen tijd geleden, tien, vijftien jaar
terug, moge de aandacht al niet zoo gevestigd zijn geweest
op de sanatoriumverplegingik kan verzekeren, dat wan
neer tegenwoordig bij eenigen tak van dienst personen daar
voor in aanmerking komen, de geneesheeren niet in gebreke
blijven dat te betoogen en de Gemeente niet om geldelijk
bij te springen. Er zijn ambtenaren, die in deze reden tot
grooten lof hebben. Ik zou zeggen: Laat de zaak aan Burg.
en Weth. over. Dan zullen wij besprekingen houden met
andere Gemeenten. Slagen wij dan niet, dan kunnen wij het
resultaat mededeelen en zeggendat andere Gemeenten het
niet willen. Dan kunnen de heeren nog zienwat ze willen
doen. Nu a priori te zeggen: daar komt toch niets van
samenwerking met andere Gemeentenzooals de heer Stigter
doet, is een conclusie, die men niet mag trekken. Burg. en
Weth. willen welmaar meenen niet te kunnen met het oog
op de omstandigheid, dat in de Gemeente de gevallen te
sporadisch voorkomen.
De heer Fokker M. d. V. Ik heb gemeend te bemerken,
dat tusschen U en den heer Meuleman wel eenige overeen
stemming bestaat, maar dat U van oordeel bent, dat admi
nistratieve omslag het voornaamste bezwaar is om hier ter
stede een fonds te spheppen voor sanatoriumbehandeling van
Gemeenteambtenaren. Ik zou willen vragen: is het niet de
aangewezen weg om een verordening te maken, waarbij aan
de Gemeenteambtenaren het recht wordt toegekend zich van
wege de Gemeente, en dan ook geheel of gedeeltelijk op
kosten van de Gemeente en niet door bijdragen van particu
lieren, in een sanatorium te doen verplegen in geval van ge
bleken noodzakelijkheid en dat op de begrooting een vaste
post wordt uitgetrokken, waaruit de uitgaven daarvoor wor
den bestreden? De ambtenaren weten dan, waar zij rechtop
hebben.
De Voorzitter. Ik wil even opmerken, dat dat wel in ons
systeem komtmaar dat wij geen vasten post op de begrooting
willenmaar telkens wanneer een geval zich voordoet den
Gemeenteraad laten beslissen.
De heer Fokker. Ik ben dat eerste ook met U eens, maar
ik zou het recht op behandeling, wanneer die noodzakelijk is,
in een verordening willen neerleggen. Het is nu een goed
heid en ik wilde er gaarne een recht van maken.
De heer Stigter. Ik wil nog een opmerking maken en dat
is dit. Wanneer binnenkort de Ziekteverzekeringswet er komt,
dan zullen alle vaste werklieden zich moeten verzekeren.
U weet, niet waar, dat dan alle werkgevers ziekenkassen
kunnen oprichten, zoogenaamde ondernemingsziekenkassen,
en dan kunnen in de Gemeente bijzondere ziekenkassen op
gericht worden door allerlei vereenigingendie geen winst
beoogen. Ik heb gemeend, dat er reden was juist op die
organisaties het oog te laten vallen. Wanneer eenmaal, bij
uitvoering van die Ziekteverzekeringswet, van gemeentewege
zal gezorgd worden, dat de ambtenaren in een ziekenfonds
worden opgenomen, komt het mij voor, dat het aanbeveling
verdient van een dergelijk lichaam gebruik te maken. Zulk
een instelling kan zeer gemakkelijk zonder buitengewonen
rompslomp en het heffen van extra premie, die buitengewone
hulp in geval van ziekte verstrekken. Daarom geloof ik, dat
men gerust een dergelijk idee onder de oogen kan zien, en
dat de mogelijkheid bestaat het uit te voeren zonder dat
men behoeft te rekenen op de onzekere hulp van andere
gemeenten, waarvan de Voorzitter ook nadrukkelijk gezegd
heeft, dat het twijfelachtig is, of ze zullen mededoen.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch alleen te consta-
teeren, dat U den tweeden keer, dat U gesproken hebt, geheel
iets anders hebt gezegd dan den eersten keer. Ik kan met
hetgeen U den tweeden keer hebt gezegd volkomen mede
gaan. Den eersten keer hebt U gezegd, dat het in beginsel
uitgemaakt moest worden, dat het niet van deze Gemeente
alleen kan uitgaan; maar in tweeden termijn hebt U gezegd:
laten wij ons wenden tot eenige groote Gemeenten en als die
niet willen dan kunnen de heeren nog altijd zien, wat zij
willen doen. Daarmede ga ik geheel accoord. Laten wij ons
tot andere gemeenten wenden en afwachten, wat die ant
woorden. In dien tijd kunnen wij er rustig over denken.
De Voorzitter. Uwe opmerking is juist en de heeren in
mijn nabijheid hebben mij er ook opmerkzaam op gemaakt,
dat ik den tweeden keer iets te ver ben gegaan. In zooverre
ben ik iets te ver gegaan, dat het college van Burg. en Wreth.
nog altijd niet staat op het standpunt, dal ook wanneer mocht
blijken, dat samenwerking met andere Gemeenten niet gelukt,
wij ons geVv'onnen zouden geven. Daar denken wij niet aan.
Het komt ons voor, dat het beter is het denkbeeld van ge
meentelijke organisatie op te geven om de reden, waarop ook
de heer Stigter gewezen heeft, dat de Ziekteverzekeringswet
in de toekomst ligt. Dan wordt de geheele zaak Rijkszaak.
Zullen wij ons voor dien korten tijd organiseeren en ons dien
geheelen rompslomp op den hals halen, terwijl het toch in
de toekomst ligt, dat het Rijk de zaak geheel voor zijn reke
ning zal nemen en wij er niets meer mede te maken zullen
hebben? Laten wij dien tijd. dien wij nog moeten doorleven
voor de Ziekteverzekeringswet er is, doen wat wij tot nu toe
hebben gedaan, en uitkeering geven aan ambtenaren. Daar
mede kom ik in den geest van den heer Fokker, maar Burg.
en Weth. willen niet aanvaarden, hetgeen hij wenscht, dat
bepaald in een verordening wordt geschreven, dat zij het
recht hebben die uitkeering te vorderen. Die wordt hun toe
gekend en zij waardeeren dat en Burg. en Weth. zullen niet
in gebreke blijven voor te stellen hun die te verleenen. Maar
dat zij een recht zullen kunnen laten gelden acht ik niet
gewenscht.
De heer Aalberse. Ik sta eenigszins verbaasd over de
wendingen, die het scheepje van Burg. en Weth. herhaalde
lijk neemt. De tweede rede van den Voorzitter bracht ons,
dacht mij, in het goede sop. Wij zouden eerst onderzoeken,
of het mogelijk was, het fonds intercommunaal in te richten
zonder iets te praejudicieeren voor later. Blijkt dan, dat het
kan, dan zal iedereen zeggendat is beter dan dat wij het
op ons eentje doen, de risico is dan veel beter verdeeld; blijkt
dat het niet kan, dat andere gemeenten niet mee willen
doen, dan kunnen wij de zaak voor ons zelf nog eens gaan
bekijken.
Wat het in uw laatste rede gebruikte argument betreft,
dat de ziekteverzekeringswet op komst is, ik geloof, dat Burg.
en Weth. zich daarin eenigszins vergissen. Ik meen, dat de
geheele ziekteverzekeringswet niets te maken heeft met het
geval, dat wij hier op het oog hebben. Dat is invaliditeits
verzekering. Dat hebben wij in Duitschland gezien. Daar
heeft men kassen, die de zorg voor invaliden hebben en sa
natoria oprichten, omdat bleek, dat het voordeeliger uitkwam
om de menschen zoo n dure sanatoriumbehandeling te geven
dan ze een invalidenpensioen toe te kennen, want in het
eerste geval bleek, dat ze na verloop van een jaar, na wel
iswaar veel geld gekost te hebben, weder arbeitsfahig werden
en daardoor aan de kas veel minder kostten, dan wanneer
men ze kalm hun pensioen gegeven had, dat te weinig was
om behoorlijk van te leven, in elk geval niet voldoende om
daarvan een goede medische behandeling te bekostigen, en
daarom kan ik mij voorstellen, dat wanneer er op het oogen
blik sprake van was, dat binnen afzienbaren tijd de invalidi
teitsverzekering tot stand kwam, Burg. en Weth. zouden
zeggen: laten wij die afwachten. Nu weten wij echter juist,
dat het Ministerie, hetwelk op het oogenblik aan het roer is,
uitdrukkelijk heeft verklaard, dat er van invaliditeitsverzeke
ring tot 1910 geen sprake zal zijn, want die gaat natuurlijk
geld kosten en Minister de Meester heeft in zijn berekening,
hoeveel geld er tot 1910 of 1911 noodig zal zijn, waarvoor
dan de voorgestelde belastingen zullen moeten dienen, wel
gerekend op de ouderdoms-, doch niet op de invaliditeits
verzekering. Minister Veegens heeft ook, zooals bekend is,
medegedeeld, dat voorloopig alleen ouderdomsverzekering zal
worden voorgesteld, terwijl de invaliditeitsverzekering nog
„in studie" is, en iedereen weet, wat dat in hoogparlemen-
taire taal beteekent. Ik geloof dus, mijnheer de Voorzitter, dat
Burg. en Weth. het best zullen doen, terug te komen op de