DONDERDAG 6 DECEMBER 1906
187
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekenden allen Officieren der d d. Schutterij
te Leidenopkomende voor de belangen van het Muziek
corps dier Schutterij en daarom, zoo mogelijk, een einde
wenschende te maken aan de onzekerheid waarin de leden
van dit Corps omtrent hun toekomst verkeeren, naar aan
leiding van het besluit genomen in de zitting van den
gemeenteraad van 31 October 1906 betreffende de Subsidie
aan dit Corps, noodigen den gemeenteraad beleefd doch
dringend uit, dat hij zich indien eenigszins mogelijk vóór
1 Januari 1907 uitspreke of het in de bedoeling van den
Raad ligt het Muziek-Corps met ingang van 2 Augustus
1907 als een Stedelijk muziek-corps te doen voortbestaan.
De datum van 1 Januari wordt hier aangegeven omdat in
den regel de sluiting der contracten tot het geven van
Concerten voor een volgend Seizoen in de maand Januari
plaats heeft; dat reeds nu eene aanvraag is ingekomen; en,
daar de Concerten tot in September voortduren, het sluiten
van contracten met een Corps, welks bestaan na 1 Augustus
niet verzekerd is, groote moeielijkheden zal opleveren, zoo
niet onmogelijk zal zijn. De ondergeteekenden vertrouwen
dat de Raad wel tot een voortbestaan zal besluiten, omdat:
1° door de opheffing van het Corps met 1 Augustus een
enkele broodeloos zal zijn en velen een grooter of kleiner
deel van hun inkomen zullen moeten missen;
2° dat door de opheffing der Schutterij de gemeenteuit
gaven jaarlijks reeds met een niet onbelangrijk bedrag worden
ontlast, terwijl de Subsidie voor het muziek-corps en de
aanschaffing voor instrumenten thans/4000.'sjaars bedra
gende, niet zal behoeven te worden verhoogd, indien het
Muziek-Corps op denzelfden voet als thans worde in stand
gehouden en beheerd; (zie bijl. 1).
3° dat het voor een gemeente als Leiden wel haast nood
zakelijk genoemd mag worden een dergelijk Corps te bezitten,
dat toch jaarlijks zulke goede diensten aan de gemeente
bewijst; noemen wij slechts de volksconcerten oorspronkelijk
op 10 bepaald, thans reeds vrijwillig tot 20 vermeerderd;
de uitvoeringen op verjaardagen van de leden van het
Vorstelijk huis, op welke dagen toch het uiterst moeielijk
is Corpsen van buiten te verkrijgengezwegen nog van de
kostendat de 3 Octobervereeniging, de Vereeniging tot Bev.
van het Vreemdel. verkeer, de Vereeniging voor de Volks
bijeenkomsten, enz. bij hunne voor de gemeentenaren te
geven feesten steeds op de hulp van zoo'n Corps kunnen
rekenen.
Redenen waarom zij hopen dat hun boven uitgesproken
vertrouwen, door den Raad niet zal worden beschaamd.
't welk doende, enz.
Van Waveren, majoor.
(Volgen de namen van nog 7 adressanten).
Leiden, den 23 November 1906.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Verzoek van P. Dikshoorn om eervol ontslag als Hoofd
der School 4e klasse N°. 2.
5°. Verzoek van A. R. H. Kamminga om eervol ontslag als
onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de School 4e klasse
N°. 2.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Adres van de vereeniging van bezoldigde agenten van
politie »Door Eendracht Saam gebracht", naar aanleiding van
het ingediend praeadvies op haar verzoek om herziening van
de salarisregeling der dienaren van politie.
De Voorzitter, Ik stel voor, dit adres, hetwelk reeds in
in druk aan de leden is rondgedeeldte behandelen bij punt
27 van de agenda.
Aldus wordt besloten.
7U. Verzoeken van W. Koops Azn, M. van Wamelen en
P. A. Hibma om benoemd te worden tot Hoofd der Jongens
school le klasse.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
8°. Adres van de Vereeniging »Rembrandt Harmensz. van
Rijn", houdende mededeeling onder dankbetuiging voor de
van het Gemeentebestuur ondervonden medewerking dat
geen gebruik behoeft te worden gemaakt van de toegezegde
bijdrage in een eventueel tekort, dat het batig saldo ver
moedelijk ter beschikking zal worden gesteld van de Commissie
voor het Sted. Museum en verzoek om mededeeling op welke
wijze de entreegelden ad f 935.kunnen worden verrekend.
Dit stuk luidt als volgt
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Namens het Bestuur der Vereeniging Rembrandt Harmens-
zoon van Rijn hebben wij de eer U te berichten, dat het
Bestuur geen gebruik behoeft te maken van de dooi U aan
deze Vereeniging gedane en tenzeerste gewaardeerde toe
zegging om in een eventueel te kort, tot een maximum
van twee duizend gulden, bij te dragen.
Dank zij de van vele zijden ondervonden medewerking en
de algemeene belangstellingdie aan de Rembrandt-hulde-
tentoonstellingen is ten deel gevallen, sluit de rekening met
een niet onbelangrijk batig saldo.
Het Bestuur zal in de weldra te houden Algemeene Ver
gadering voorstellen, dit batig saldo ter beschikking te
stellen van de Commissie voor het Stedelijk Museum, teneinde
hiervan een schilderij van een Leidsch meester aan te koopen,
als blijvende herinnering aan de hulde, in 1906 aan den grooten
meester gebracht.
Volgens het besluit, waarbij de zaal van het Stedelijk
Museum ter beschikking van de Commissie werd gesteld
zoude van de bezoekers der tentoonstellingten behoeve van
de Gemeentehetzelfde entreegeld worden gehevendat
onder gewone omstandigheden voor het Museumbezoek wordt
gevorderd. Door het belangrijk bezoek bedraagt het hiervoor
aan de Gemeente af te staan bedrag c. f 935.Aangenaam
zoude het ons zijn van U te mogen vernemen, op welke
wijze dit bedrag met de Gemeente dient te worden ver
rekend.
Ten slotte is het ons eene aangename plicht, om U, namens
de Vereeniging, onze groote erkentelijkheid te betuigen voor
de welwillende wijzewaarop ons steeds bij de voorbereiding
en uitvoering der plannen door het Gemeente-bestuur de zoo
zeer gewaardeerde medewerking werd verleend.
Namens het Bestuur der Vereeniging
Rembrandt Harmensz. van Rijn,
J. C. O vervoorde, Voorzitter.
W. Martin, Secretaris.
De Voorzitter. Dit adres kan men moeilijk voor kennis
geving aannemen; het eischt een antwoord, want er wordt
in gevraagd, op welke wijze de ƒ935.die over zijn, met
de Gemeente zullen worden verrekend. Ik geloof, dat hier kan
worden geconstateerd, dat wij hier te doen hebben met een
St. Nicolaas-cadeautje voor de Gemeente. Sommigen hebben
indertijd gevreesd, dat van de Gemeente werkelijk die f 2000.
zou worden gevorderdals bijdrage in de kosten. Het resul
taat is nu, dat wij niet alleen niets hebben te betalen,
hoegenaamd niets, maar dat er bovendien ook bij de Com
missie een saldo is, dat aangewend zal worden ten behoeve
van het museum.
Nu is het antwoord op de vraag, wat met die f 935.
zal moeten worden gedaan, naar de meening van Burg. en
Weth., zeer eenvoudig. Het zou wel het meest eigenaardige
zijn, als dat saldo gevoegd werd bij het bedrag, dat de
Commissie heeft bijeengegaard, om dan uit dat gezamenlijk
bedrag een schilderij aan te koopen, ter gedachtenis aan de
Rembrandthulde, die hier heeft plaats gevonden en zoo schit
terend is geslaagd. De Commissie voor de Lakenhal krijgt
dan vermoedelijk de beschikking over het geldmet de
bestemming, daarvoor een schilderij, zoo mogelijk een van
een ouden meester aan te koopen, dat een blijvende herinnering
aan de Rembrandthulde zal zijn.
Het schilderijdat daarvoor gekocht wordtblijft het eigen
dom van de Gemeente. De verrekening zou derhalve van zeer
eenvoudigen aard zijn en het komt ons voor, dat het alle aanbeve
ling verdient om van dit buitenkansje gebruik te maken om het
fonds voor den aankoop van een schilderij te versterken en
daardoor de gelegenheid te openen dat ter herinnering aan
die feestviering in het Stedelijk Museum te plaatsen en alzoo
ook de eigendommen van de Gemeente daardoor te ver
meerderen.
Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. wordt
zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming bij
acclamatie besloten.
9°. Missive van den Arrondissements-Schoolopziener naar
aanleiding van het door Burg. en Weth. uitgebracht rapport
op zijn schrijven van 13 Augustus jl.
Zal worden behandeld bij punt 25 der agenda.
10°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen
hunnen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1906.
De heer Fokker. Mag ik naar aanleiding hiervan even iets
vragen? Is het niet mogelijk, dat wij die bezwaarschriften
niet alle tegelijk ter behandeling krijgen, maar dat ze bij
gedeelten aan den Raad worden overgelegd? Wanneer men
zoo'n groot dossier krijgt, is het moeilijk elk punt behoorlijk