194
DONDERDAG 6 DECEMBER 1906.
De amendementen van de heeren Vergouwen en van der
Eist worden voldoende ondersteund en maken dus een onder
werp van beraadslaging uit.
De heer Sijtsma. Zou U het amendement van den heer
van der Eist even willen doen voorlezen.
De Voorzitter. Het amendement van den heer van der
Eist luidt: »Ondergeteekende stelt voor artikel 2, 5e en volg.
al. aldus te lezen
5e alinea (hoofdagenten) te lezen»met twee verhoogingen,
»eene na twee en eene na vijf jaar dienst, ieder van f 25 tot
»een maximum van ƒ800
6e alinea (ag. Ie kl.) te lezen: »met twee verhoogingen,
»eene na twee en eene na vijf jaar dienst, ieder van 25tot
»een maximum van ƒ775;"
7e alinea (ag. 2e kl.) te lezen: »eene aanvangswedde van
»/!675, met eene verhooging na twee jaar dienst van 25,
»tot een maximum van f'700;"
8e alinea (ag. 3e kl.) te lezen: »met vier verhoogingen,
»ieder van ƒ25, na 13, 6 en 9 jaar dienst, tot een maxi-
»mum van ƒ650."
De Voorzitter. Ik wensch dan de orde der bespreking
even te onderbreken, en thans iets in het midden te brengen
naar aanleiding van den stortvloed van amendementen, die
ons thans bereikt. Wij hebben ons op een dergelijken stort
vloed van amendementen niet kunnen voorbereiden, en het
ware zeker beter geweest en ook in overeenstemming met
ons Reglement van Orde wanneer die amendementen 24 uur
van te voren aan den Voorzitter schriftelijk waren medege
deeld. Wanneer dat het geval ware geweest, zou zeer zeker
dadelijk van ons het voorstel uitgegaan zijn, de behandeling
van het voorstel te verdagen. Het is immers op dit oogen-
blik onmogelijk, de financieele gevolgen te overzien, die
aanneming van deze amendementen zou hebben. Dat de
financieele gevolgen niet onbeteekenend zijn, kan blijken uit
hetgeen ik reeds thans weet. Als het tweede adres van de agenten
wordt ingewilligd, komt dat de Gemeente dadelijk op een
hooger uitgave van 1100.te staan, en in 1910 zou dit al
1200.bedragen. Dat is dus werkelijk voor de Gemeente geen
onverschillige zaak. Het zal, daar wij niet weten, welke de gevol
gen van de voor ons liggende amendementen zullen zijn, raad
zaam zijn, de behandeling van deze zaak tot eene volgende verga
dering te verdagen, om Burg. en Weth. gelegenheid te geven,
de zaak nader te overwegen.
Eén ding moet mij echter al dadelijk van het hart, dat
nl. de heer Sijtsma zeide, dat de financieele positie van de agenten
hier niet goed was. Ik gun mijnen politiebeambten gaarne
alles goeds en een passende bezoldiging is ook iets, waarnaar ik
voor hen streef. Men moet echter niet gaan overdrijven.
Wanneer men nagaat, dat men voor een agent hier een
wekelijksch budget verlangt, gelijkstaande met de bezoldiging
van een hoofdagent te Amsterdam, en als men dan de plaat
selijke omstandigheden vergelijkt, daar het leven in Amsterdam
toch veel duurder is dan hier, dan kan ik dergelijke eischen
niet anders dan overdreven noemen.
Bovendienverandering te brengen in het systeem van de
termijnen van verhooging, voorgesteld door Burg. en Weth.,
heeft ook zijn zeer bedenkelijke zijde. Wanneer menzooals
de heer Vergouwen wenscht, voor agenten 3e klasse de ver
hooging stelt in plaats van om de 1, 4 en 7 jaar om de 1,3,6
en 9 jaar, komt men dadelijk in conflict ten aanzien van de
hoogere politieambtenaren, de Inspecteurs, en verliest men
de verhoudingen uit het oog. En, wat een sterk sprekend
'argument is tegen het tweede adres van de agenten, is dit,
dat terwijl het hoofdmotief om aan de agenten 3e klasse
aanstonds een verhooging toe te kennen, wanneer zij defini
tief worden aangesteld was, is dat zij dan moeten bijdragen voor
pensioensbijdragezulks weer terugkeert in het systeemdat
nu wordt voorgesteld door den heer Vergouwen in aansluiting
aan het adresten aanzien van de agenten 2e klasse.
Want wat is het geval? Tot nog toe was hun aanvangs
wedde ƒ650.— en op dat salaris genoten zij den zoogenaamden
bijslag voor het pensioen, en wanneer zij nu om de symetrie
te bewaren over die grens komen en ƒ075.krijgen, ver
liezen zij dadelijk hun bijslag. Dus wat de grief is geweest
van de agenten 3e klasse en voor hen zou worden opgeheven,
zou het nu worden van de 2e klasse agenten. Ik behoef wel
niet te zeggendat na korten tijd ook die grief tot de noodige
vertoogen aaanleiding zou geven. Dit alles daargelaten, is het
ons op het oogenblik onmogelijk in deze gecompliceerde
geschiedenis ons oordeel te vestigen over de verschillende
ingediende amendementen. Burg. en Weth. zijn dus te rade
geworden deze zaak voorloopig van de agenda af te voeren
en nader overleg te plegen omtrent de amendementen.
De heer Fokker. M. d. V. Er is nog een amendement in
gediend en schriftelijk door mij bij U ter tafel gebracht n. 1.
om de verhooging te doen ingaan op '1 Januari inplaats van
op 1 Juli 1907, dit mede namens de heeren Sytsma, de
Boer, Witmans, van der Eist, Zaalberg en Zwiers.
De Voorzitter. Als u dat amendement wenscht toe te
lichten, dan hebt u daarvoor het woord.
De heer Fokker. Ik geloof, dat het overbodig is het amen
dement verder toe te lichten na 'tgeen ik daarvoor reeds
zeide. Wij achten het beter, dat die salarisverhooging in
treedt op 1 Januari inplaats van op 1 Juli, omdat wij dat
voor de menschen, wien het betreft, billijker achten. Dat is
de nadere toelichting, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan zal dat amendement met de andere
door ons worden overwogen.
Het voorstel van Burg. en Weth., om punt 27 van de
agenda af te voeren, wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XX VIII. Voorstel om in beginsel te beslissen, of al dan niet
van gemeentewege zal worden overgegaan tot de oprichting
van een fonds voor gemeente-ambtenaren ter bestrijding van
buitengewone uitgaven in geval van ziekte.
(Zie Ing. St. no. 286).
De heer Meuleman. M. d. V. Ik meen gehoord te hebben, dat
we nog een geheime zitting zullen hebben. Aangezien ik over
dit onderwerp nog wel een en ander in het midden wensch
te brengen en dat ook misschien nog discussie uit zal lokken,
wilde ik gaarne ook dit verdaagd zien. Er is immers absoluut
geen haast bij.
De Voorzitter. Het is nog geen vier uur en ik meen,
dat het nog wel behandeld zou kunnen worden. Andere
heeren blijken echter van meening te zijn, dat het beter is
de zaak aan te houdenomdat de geheime zitting misschien
wat lang zal duren, waarom ook ik er geen bezwaar tegen
heb om dit voorstel van de agenda af te voeren.
Punt 28 wordt daarop van de agenda voor heden af
gevoerd.
De heer Fokker. Ik zou wenschen te vragen, mijnheer de
Voorzitter, of wij thans spoedig hebben te verwachten de be
handeling van het adres van de gemeentewerklieden?
De staking, eerst een reden om met de behandeling van
het verzoek te wachten, is nu achter den rug. Kunnen
adressanten nu spoedig een antwoord van den Raad tegemoet
zien?
De heer Korevaar. M. d. V. Wij zijn reeds druk bezig
een voorstel daarover uit te werken. Maar natuurlijk, er
zijn andere dingen ook te doen en het is, zooals ik een
vorigen keer reeds de eer heb gehad mede te deelen, werkelijk
niet een zoo eenvoudige zaak als sommige Raadsleden wel
denken. Wij hopen echter zoo spoedig mogelijk ermee klaar
te komen. De Directeur van Gemeentewerken heelt reeds
meer dan eens een gedachtenwisseling daarover met mij
gehad, zelfs gisteren nog, maar wij zijn nog niet tot algeheele
overeenstemming gekomen, en dat is natuurlijk noodig om
tot een voorstel te komen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering dooi
den Voorzitter gesloten.
A. VAN DER Eest."