432 N°. 294. Leiden, 28 November 1906. Door ons college is, naar aanleiding van een door H. C. van Woerkom, H. I. Sloots en J. G. Rietbergen tot ons ge richt verzoek, aan dezen bericht dat de gemeente bereid was, onder nader door ons gestelde voorwaarden, een aan hen toebehoorend gedeelte sloot langs den Haarlemmerweg voor hunne rekening te doen dempen. Mocht door hen op deze voorwaarden worden inge gaan, dan zal het wenschelijk zijn dat tegelijkertijd van gemeentewege wordt overgegaan tot demping en rioleering van het daaraan grenzende, aan de gemeente toebehoorende, vóór de Groenoordstraat gelegen slootgedeelte. Bij gelijktijdige uitvoering toch zal voor beide partijen eenige besparing op de kosten worden verkregen, terwijl bovendien de algerheene toestand zal worden verbeterd. De kosten dezer demping worden voor de gemeente begroot op 300.en zullen uit de loopende begrooting kunnen worden bestreden. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten, dat bijaldien door H. C. van Woerkom, H. I. Sloots en J. G. Riet bergen tot demping van de hun toebehoorende slootgedeelten wordt besloten, van gemeentewege tot demping van het gedeelte der sloot langs den Haarlemmerweg, vóór de Groen oordstraat gelegen, zal worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N». 295. Leiden, 28 November 1906. Voor de aanschaffing van eenige hulpmiddelen bij het geneeskundig onderzoek op de openbare scholen, het drukken van formulieren e. d. zal voor dit jaar een uitgaaf van ongeveer f 360.— noodig zijn, waarin bij de begrooting niet is voorzien. Wij geven U daarom in overweging volgn. 159a der loopende begrooting «Kosten van bet geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen" te verhoogen met f 360, te vinden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop nog f 2155.beschikbaar is. Een staat van af- en overschrijving, model B, wordt ter vaststelling hierbij overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 296. Leiden, 29 November 1906. Bij arrest van den Hoogen Raad dd. 15 October j.l. (Week blad van 't Recht n°. 8442) werden eenige bepalingen van de verordening op wegen, lanen, straten, enz. en wateringen en slooten, van den öen Juli 1899, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van den 30en November 1905 (Gem. Blad n°. 33), niet verbindend verklaard, n.l. die, waarbij de bijzondere eigenaren van openbare wegen, lanen, straten enz. met het onderhoud daarvan zijn belast. De Hooge Raad grondt zijne beslissing hierop, dat zoodanige last in het publiek belang der gemeente niet mag worden opgelegd, zonder dat op de voorschriften de Koninklijke goedkeuring is verkregen, terwijl de onderwerpelijke verordening als eene gewone politiever ordening is beschouwd en ook als zoodanig is vastgesteld. De Hooge Raad achtte hierdoor geschonden artikel 239 in verband met de artikelen 232 tot en met 237 der gemeente wet en vernietigde dientengevolge een vonnis van den Kantonrechter alhier, waarbij iemand was veroordeeld wegens niet naleving van de bepalingen der verordening waarbij de onderhoudsplicht is opgelegd. De kern der uitspraak wordt naar onze meening aange troffen in de beslissing, dat, vermits de straat in kwestie tot publieken dienst bestemd was, het onderhouden van dien weg, ofschoon bijzonder eigendom, als arbeid en levering ten behoeve van een gemeentewerk te beschouwen is, waarop naar luid van artikel 239 gemeentewet, de voorschriften betreffende vaststelling van belastingverordeningen van toe passing zijn. De juistheid van het door den Hoogen Raad in deze ge huldigd stelsel omtrent de uitlegging van artikel 239 gemeente wet kan, naar de meening Uwer Commissie, worden in het midden gelatenomdat bij het arrest aan de verordening blijkbaar eene strekking is toegekend, in strijd met de be doeling van hare opstellers. Deze toch wilden doen zorgen voor den goeden staat van die wegen, welke, ofschoon niet aan de gemeente overgedragen, noch rechtens voor den open baren dienst bestemd, toch feitelijk met gedoogen der eigenaars voor het publiek verkeer openstaan. De toelichting der oorspronkelijke voordracht (Ing. St. n°. 134 van 1899) doet deze bedoeling duidelijk blijken. Motief der verordening is dus politiezorg en tegenover het gratis politie toezicht der gemeente, wordt van gemeentewege gevorderd zorg voor de veiligheid van het publiek, dat dien weg passeert. Tegenover de lusten de lasten. Aldus opgevat is de verordening terecht als gewone politieverordening beschouwd en tot stand gekomen; zij wordt beheerscht door artikel 135 gemeentewet. Nu intusschen blijkbaar het woord «openbare" in artikel 1 tot misverstand heeft geleid, is het gewenscht, dit woord te doen vervallen en in artikel 1 te doen uitkomendat hier slechts van een met toelaten van de eigenaars voor het publiek verkeer openstaan de rede is. Maar dan ook is er niet meer sprake van een weg of straat tot publieken dienst bestemd en dus zeker niet van een «gemeentewerk", zoodat het arrest van den Hoogen Raad onze verordening niet treft. De voorgestelde wijziging van artikel 1welke hierachter volgt, is door vorenstaande beschouwing voldoende toegelicht. Van deze gelegenheid maken wij tevens gebruik, om U nog een tweetal wijzigingen van zeer eenvoudigen aard in over weging te geven. In artikel 3, al. 6 wordt gesproken van de verordening op het bouwen en sloopen «van den llden Juli 1895". Aangezien deze verordening evenwel is ingetrokken bij artikel 93 der nieuwe verordening op het bouwen en sloopen, moeten de woorden «llden Juli 1895" vervangen worden door: »12den October 1905". Eindelijk zouden wij in artikel 23 onder de ambtenaren, belast met het opsporen der overtredingen, ook willen op nemen den ingenieur van gemeentewerken en den opzichter der bouwpolitie. Op grond van een en ander stellen wij Uwe Vergadering alsnu voor, de hierbij gaande verordening, houdende wijziging der verordening op wegen, lanen, straten, enz. en wateringen en slooten, vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie voor de Strafverordeningen. VERORDENING houdende wijziging der verordening van 6 Juli 1899 (Gem. Blad n°. 15) op wegen, lanen, straten, enz. en wateringen en slootenlaatstelijk gewijzigd bij verordening van 30 November 1905 (Gem. Blad n°. 33). Art. 1. In artikel 1 opder a vervalt het woord «openbare" en wordt achter «zijn" toegevoegd: «en met gedoogen van de recht hebbenden voor het publiek verkeer openstaan". Art. 2. In artikel 3 al. 6 wordt in plaats van «llden Juli 1895", gelezen: »12den October 1905". Art. 3. In artikel 23 wordt achter «directeur" ingevoegd«de inge nieur" en achter «inspecteur": «en de opzichter". N°. 297. Leiden, 30 November 1906. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis, dienst 1905, geene be denkingen heeft. Zij stelt U voor die rekening goed te keuren: in ontvangst adf 30069.93 in uitgaaf33423.51 sluitende met een nadeelig slot van f 3353.58 Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 298. Leiden, 30 November 1906. Tegen de in hare handen gestelde begrooting van het College van Vrouwen Kraammoeders, het dienstjaar 1907 betreffende, heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar. Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die begrooting te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 299. Leiden, 30 November 1906. Tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders, opgenomen onder n°. 287 der Ingekomen Stukken, heeft de Commissie van Financiën geene bedenkingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 2