WOENSDAG 31 OCTOBER 1906.
155
heer Aalberse dient daarop zijn amendement in. Burg. en
Weth. vinden dan de zaak te ingrijpend om met de behan
deling daarvan voort te gaan, de zaak wordt uitgesteld, en
dan wordt later over de motie met het amendement praeadvies
uitgebracht.
I)e heer Aalberse. Ik geloof, dat de opmerking, die is ge
maakt, formeel volkomen juist is. Ik ben ook niet begonnen
te zeggen, dat ik het amendement nu zou indienen; ik heb
gezegd, dat, wanneer de motie in behandeling kwam, ik dan
een amendement zou indienen. Ik deelde dat echter nu reeds
mede, opdat Burg. en Weth. dan met die aankondiging in
hun praeadvies rekening konden houden. Vindt men nu, dat
het formeel juister is eene afzonderlijke motie iu te dienen,
dan heb ik daartegen geen bezwaar, wanneer ik er dan
maar op mag rekenen, dat de motie in zake de rechtspositie
in stemming komt vóór de motie betreffende de salarisregeling.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil desnoods de moeilijkheid
wel écarteeren door het woord «rechtspositie" in mijne motie
op te nemen.
De Voorzitter. Als de heer Fokker die woorden wil op
nemen, is daar niets tegen, maar de heer Aalberse heeft
reeds gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om
eene afzonderlijke motie in te dienen, zoodat ik geloof, dat
het regelmatiger is, daaraan gevolg te geven.
En dat de motie van den heer Aalberse het eerst in stemming
zal komen later, ligt voor de hand, want zij is van verdere
strekking: zij, die instemmen met eene regeling van de rechts
positie, zijn vanzelf voor eene salarisregeling.
De heer Witmans. M. d. V. Na hetgeen nu is gesproken
ten opzichte van de rechtspositie en de salarisregeling van de
gemeente-ambtenaren behoef ik, dunk mij, bij dit volgnummer
niet meer het woord te voeren. Ik ben degeen geweest, die
in de eerste sectie heeft gesproken over de buitengewone
promotie, die de eerste ambtenaar ter secretarie heeft ge
maakt, en nu weer zal maken. Intusschen wil ik nog wel
opmerken, dat hiermede weer wordt bevestigd, wat reeds
jaren is verkondigd, namelijk dat het inderdaad noodzakelijk
is, dat er komt eene behoorlijke salarisregeling, opdat men
weet, wanneer de ambtenaren worden bevorderd, en men dus
kan weten, hoever zij er aan toe zijn. Ik wil daar nog even
bijvoegen, dat, hoewel ik met de motie van den heer Fokker
zeer goed mede kan gaan, het mij toch voorkomt, dat het
geen doel zal treffen, als een dergelijke verordening niet
tevens de rechtspositie regelt. De ambtenaren, die volgens een
eventueele verordening, regelende de salarissen, niet voor een
bevordering in aanmerking zouden komen, zouden zich moeten
kunnen beroepen op een zeker artikel, dat de rechtspositie regelt,
om een vermeend onrecht ongedaan te doen maken.
De Voorzitter. U is buiten de orde. Mag ik U doen op
merken, dat U nu reeds over dat voorstel spreekt.
De heer Witmans. Ik wilde dit alleen maar even te kennen
geven. Dank U, mijnheer de Voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten en de beide moties gesteld
in handen van Bnrg. en Weth. ten fine van praeadvies.
Volgn. 69 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming onge
wijzigd aangenomen.
Volgnrs. 7078 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 79luidendeKosten van het
archief"f 5195
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb in de sectie er op aan
gedrongen om het salaris van den concierge van het archief
met f 10te verhoogen. Burg. en Weth. hebben daarop
geantwoord, dat de verantwoordelijkheid van dezen concierge
niet zoo groot is, als van den concierge van het museum. Nu
wil ook ik wel die beide ambtenaren vergelijken, maar in rui
meren zin n.l. ook wat de werkzaamheden betreft en dan meen
ik dat de concierge van het archief het drukker heeft, vooral
nu de centrale verwarming daar zal worden ingevoerd. Burg.
en Weth. meenden, dat de verantwoordelijkheid van dezen
concierge niet zoo groot was, maar in het archief worden toch
ook belangrijke zaken bewaard. Of men nu voor een schat
te zorgen heeft, die een beetje grooter of kleiner is, dat maakt
toch geen verschil.
Ik wil daaraan nog toevoegendat ik den archivaris daar
omtrent heb gevraagd, en deze verklaarde mijdat als hem
praeadvies was gevraagd omtrent mijn voorstel, hij dien ambte
naar gaarne die 50.— verhooging zou hebben gegeven,
omdat hij een zeer werkzaam en actief man is en hij dik
wijls veel van hem vergt. De archivaris is zelf een man van
groote werkkracht; er wordt daar ontzaglijk hard gewerkt
en wat de archivaris van zich zelf vergt, eischt hij ook van de
beambten, die met hem samenwerken'. Op grond daarvan zou
ik gaarne het salaris van dezen concierge met 50.zien
verhoogd.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben op dit voorstel
reeds geantwoord, wat in de Memorie staat te lezen. Zij hebben
daaraan slechts weinig toe te voegen. Ik moet er tegen op
komen, dat de heer Sijtsma hier een mondeling advies van
een ambtenaar introduceert, datniet aan Burg. en Weth. is uit
gebracht. Ik kan mij niet voorstellen dat die hoofdambtenaar
zich, op eene wijze zooals de heer Sijtsma heeft medege
deeld tegenover hem heeft uitgelaten. Dat is toch eenigszins
onregelmatig en het was beter geweest, als hij ons zijn mee
ning had doen kennen. Ik zal dat nu ter zijde laten en wil
alleen opmerken, dat, wat de heer Sijtsma heeft gezegd om
trent de groote bemoeiingen, die de concierge in het archief
heeft, en dat die grooter zouden zijn, dan van den concierge
in de Lakenhal, heelemaal niet opgaat. Hij redeneert niet
juist. De concierge van de Lakenhal moet als het ware de
bezoekers op den voet volgen. In de Lakenhal zijn onder
meer verzameld allerlei kleine kostbare voorwerpen, die in
een oogwenk zijn weg te nemen. Daarom is van dien ambte
naar grooter activiteit te wachten en moet daarop bij de
bezoldiging worden gerekend. In het archief zijn geen kijk
dagen wie daar komt, is een enkele mandie archivarische
studiën wil doen en die zich niet aan diefstal zal schuldig
maken.... dat is ten minste nog nooit voorgekomen. In de
Lakenhal is het voorgekomen, dat een klein voorwerp is
weggekomen, niettegenstaande de groote zorg van den con
cierge. Daar is groote toeloop van mesnchendie daar zelfs
op Zondag komen. Uit het oogpunt van het grooter aantal
bezoekers id het dus noodig, dat de concierge van de Laken
hal hooger wordt bezoldigd, dan die van het archief. Dat deze
laatste meer bemoeiingen zou hebben door de centrale ver
warming, kan ik toch niet inzien. Hij heeft tot nu toe moe
ten zorgen voor een groot aantal kachels in de verschillende
vertrekken en dat eischt toch meer werk, dan het verzorgen
van de centrale verwarming. Het komt mij inderdaad voor
dat het niet juist en verstandig geredeneerd is, om den con
cierge van het archief even hoog te bezoldigen als den con
cierge van de Lakenhal.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik moet nu nog een enkel woord
zeggen als protest, waar U hier in twijfel trekt, of ik wel
juist heb gesproken, ten opzichte van hetgeen de archivaris
mij mededeelde. Ik wil dan nogmaals uitdrukkelijk verklaren,
dat dit volkomen juist is. Ik meen, dat ik het recht heb, om,
als ik voor een zaak ijver, voor de verdediging zooveel mogelijk
gegevens te verzamelen en die kon ik in dit geval toch het
best krijgen van den man, die eigenlijk alleen bevoegd is
over den arbeid van den concierge te oordeelen. De archivaris
heeft mij gisteren in dier voege verklaard: «Indien mij een
advies gevraagd was, ik heb gemeend, het zelf niet te
moeten voordragen dan zou ik geadviseerd hebben, die
verhooging te geven." En hij heeft er nog bijgevoegd«Dit
moogt IJ ook in den Gemeenteraad mededeelen", wat ik dan
ook gedaan heb Dit is de zuivere waarheid, mijnheer de Voor
zitter! Waar U wederom de vergelijking hebt gemaakt ten
opzichte van de verantwoordelijkheid, stel ik daar tegenover
de werkzaamheden. Men moet niet vergeten, dat deze con
cierge, zooals men noemt, in alle getouwen mak is en voor
alle zaken wordt gebruikt. Ik noem slechts het maken van
photo's Een belooning van f 565 is werkelijk niet te veel.
Ik handhaaf dus mijn voorstel, om aan den concierge ƒ50.—
meer toe te kennen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Sijtsma wordt, in stemming
gebracht, met 15 tegen 14 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heerenReimeringer, Zwiers, Aalberse,
Fokker, Zaalberg, van Gruting, Meuleman, Timp, Sijtsma,
Paul, van der Eist, Witmans, Vergouwen, van Tol en de Boer.
Tegen stemmen de heeren: Juta, Eerstens, Korevaar, A.
Mulder, van Hamel, Hasselbach, de Vries, Bots, Bosch. Driessen,
le Poole, de Goeje, van der Lip en P. J. Mulder.
Volgn. 79 wordt daarop, gelijk het is gewijzigd, zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 80, luidende: Kosten van aan
plakken en omroepen"t 760.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou bij dit nummer een
vraag willen stellen. Mijn aandacht is toevallig door dezen
post getrokken. Het is mij steeds gebleken, dat het aan
plakken van biljetten gaat via het Weeshuis. Nu zou ik aan
Burg. en Weth. willen vragen, of het niet mogelijk is, dat
de post «aanplakken en omroepen" mettertijd van het hoofdstuk
«uitgaven" naar dat der «inkomsten" verhuisde en dat de