WOENSDAG BI
OCTOBER 1906.
151
Wanneer ik echter iets in het midden zou willen brengen
dan zou ik willen opmerken, dat de toon van het antwoord
van Burg. en Weth. wel iets te wenschen overlaat. Be weet
niet, bij wien daarvan de schuld ligt en kan dat ook niet
naspeuren, maar ik vind het opmerkelijk, dat, wanneer b. v.
uit den Raad aandrang komt, om een ambtenaar een ver
hooging te geven, Burg. en Weth. zich steeds scherp daar
tegen verzetten. Wanneer daarentegen Burg. en Weth.
iemand voor een verhooging voordragen, en uit den boezem
van den Raad, in de secties, wordt dan daarover een
schuchtere opmerking gemaaktdan verzetten Burg. en
Weth. zich en vinden, dat men daaraan niet zou mogen
tornen.
Wanneer voorts vragen worden gedaanof opmerkingen
worden gemaakt, dan treft het mij elk oogenblik, dat
door Burg. en Weth. wordt verwezen naar hetgeen in
vorige jaren daaromtrent is gezegd. Maar het is ons toch
niet er om te doen, om te weten, hoe Burg. en Weth.
het vorig jaar over een onderwerp dachten, maar wij willen
weten, hoe zij er nu over denken. Het is natuurlijk wel
veel gemakkelijker voor den ambtenaar met het stellen van
het antwoord belast, om maar eenvoudig te verwijzenmaar
om die verwijzing is het ons niet te doen. Zoo vond ikwaar
gesproken wordt over de vereeniging van twee scholen eerste
klasse, een verwijzing van Burg. en Weth. naar hetgeen
daaromtrent het vorig jaar is gezegd; en toen ik dat nu
nasloeg, werd ik weer ver wezen naar wat een paai' jaar ge
leden in 1904 daarover is gezegd. Dat is mij dan toch
wel een beetje al te machtig. Die verwijzingen zijn misschien
voor Burg. en Weth. wel gemakkelijk, maar voor de leden
van den Raad is dat zeker niet het geval.
Mijnbeer de Voorzitter! Er is nog een punt, dat ik hier bij de
algemeene beschouwingen ter sprake zou willen brengen. Het
zou mij nl. zeer wenschelijk voorkomen, wanneer de openbaar
heid, die de vergaderingen van den Raad kenmerkt, zich ook
zou uitstrekken tot de vergaderingen van het College van
Burg. en Weth. De heeren lachen daarover, maar ik geloof,
dat geen enkel wettelijk bezwaar zich daartegen verzet, en
dat het zelfs in het algemeen belang zou zijn, als iedereen
wist, wat in het College van Burg. en Weth. wordt behandeld.
Ik breng dit ter sprake, ofschoon ik misschien straks van
den Voorzitter ten antwoord zal krijgen, en ik verwacht
dat dat Burg. en Weth. er heelemaal niet over denken,
maar het schijnt mij toch goed als eens blijkt, dat hierover
toch wel eens ernstig wordt gedacht.
Een ander punt. Het heeft mij gefrappeerd uit het verslag
van Burg. en Weth., dat bij enkele onderdeelen van het
gemeentelijk beheer zoo weinig stelselmatigheid is. Wanneer
ik toch zie ten aanzien van rijwielen, hoe men komt aan
deze nuttige middelen van vervoer voor den dienst van de
gemeente, dan merk ik daarbij op drieërlei systeem, namelijk
dat, 'twelk bij de politie geldt, «aankoop van rijwielendat,
't welk voor één ambtenaar wordt toegepasthuuren het
derde systeem, volgens 't welk weer voor andere ambtenaren,
naar mij onlangs in de afdeelingsvergadering is verzekerd,
elk oogenblik een rijwiel disponibel wordt gehouden. Het
lijkt mij toch toe, dat wat meer centraliteit in het beheer
en wat meer eenvoudigheid wenschelijk zou zijn.
In de derde plaats wensch ik er de aandacht op te vestigen,
dat hier wel een openbare zwemplaats is, maar eene gelegen
heid waarvan meer' gegoeden gaarne gebruik zouden wenschen
te maken, mist men in deze gemeente, behalve dan de inrichting
van den heer van Ingen Schenau in het Galgewater. Nu heb ik
dezer dagen gezien, dat die inrichting te koop is aangeboden
en dus misschien gaat verdwijnen. Ik zou willen vragen,
of Burg. en Weth. niet hunne gedachten er over zouden
willen doen gaanof in deze behoefte niet kan worden
voorzien.
De heer Vergouwen. Dat laatste punt, mijnheer de Voorzitter,
door den heer Fokker terj sprake gebracht, behoort dat bij de
algemeene beschouwingen thuis, of kan dat later nog worden
behandeld?
De Voorzitter. Ik had wat dat punt betreft, juist willen
antwoorden, dat wij ons daarover moeilijk thans kunnen uit
laten, want het is niet in het Verslag ter sprake gebracht.
Misschien kan dat later, maar het gaat niet aan om dergelijke
belangrijke punten, die niet in de Afdeelingen zijn besproken,
hier rauwelings te gaan behandelen.
Indien niemand meer het woord wenscht voor het houden
van algemeene beschouwingen, dan wensch ik naar aanleiding
van wat in het midden is gebracht een en ander op te merken.
De heer Fokker zegt, dat de algemeene indruk van deze
begrooting was, dat Burg. en Weth. niets nieuws op het ge
touw zetten en dat het alles bij het oude blijft. Voorzichtig
heidshalve heeft hij daaraan toegevoegd, dat ook geen nieuwe
bronnen van inkomst voor Burg. en Weth. openstaan, en
daarmede is het juiste antwoord gegeven op de vraag. Waarom
hebben Burg. en Weth. niets nieuws aangepakt? Omdat de
toestand van de gemeente-financiën het niet toeliet. Er zijn
zeer noodige verbeteringen aan te brengen in het belang van
de gezondheid of anderszins, maar de gemeente-financiën ge-
doogen het niet. Dat alles wijst er op, hoe noodig het is, dat
spoed worde gemaakt met de behandeling van een eventueel
ontwerp van wet, waarbij wordt vermeerderd het subsidie
van staatswege aan de groote gemeenten toe te kennen. Want
werkelijk, zooals de toestand op het oogenblik is, dat noodige
zaken, als rioleering en waterverversching, niet onder de oogen
kunnen worden gezien, omdat zij te veel geld kosten en
daarvoor de financiën ontbreken, is inderdaad zeer bedenkelijk.
De Staat moet zich m. i gaan haasten om hier tusschenbeide
te komen, teneinde die groote gemeenten te helpen, die
daaraan zoo dringend behoefte hebben.
De toon in het antwoord van Burg. en Weth. is den heer
Fokker niet naar den zin. Nu heb ik niet zoozeer veel over
dien toon gehoord, als wel over het verzet van Burg en Weth.
tegen voorstellen, die van sommige Raadsleden uitgaanen
spreker is vooral ontstemd geweest over de volharding, waar
mede Burg. en WTeth. in deze bestrijden de verhooging, die
enkele leden van den Raad wenschen te zien toegekend aan
sommige ambtenaren, maar waarmede Burg. en Weth. het
niet eens zijn. tn voor een dergelijk standhouden is zeer
zeker alle reden, omdat Burg. en Weth. het best de ver
diensten van de ambtenaren kunnen beoordeelenbeter dan
eenig Raadslid kunnen zij beoordeelen, of een ambtenaar
verhooging verdient, ja dan neen. Daarom is het werkelijk
allerminst ongepast, wanneer Burg. en Weth. meenen, dat de
een of andere verhooging met het oog op de verhouding met
salarissen van anderen, niet moet plaats vinden, omdat het
niet in het belang van de Gemeente zou zijn, aan een amb
tenaar een verhooging te geven, wanneer die op de onderlinge
verhouding der salarissen storend zou werken.
De heer Fokker maakte voorts bezwaar tegen verwijzingen
naar vorige jaren, die bij sommige antwoorden zijn gegeven.
Dat is een gebruikelijke wijze van beantwoorden in verslagen,
die ook in regeeringsstukken voorkomt. Ik weet het van nabij,
dat, wanneer vragen gesteld worden, die reeds vroeger zijn
beantwoord, in die stukken veelal naar vroeger gegeven ant
woorden wordt verwezen.
Nu moge het waar zijn, dat de kwestie van de vereeniging
der scholen nóg een jaar vroeger is behandeld, maar dan is
dat een omstandigheid, die over het hoofd is gezien. Er is
verleden jaar echter toch wel iets over die vereeniging gezegd
en discussie is er ook over gevoerd. Burg. en Weth. hebben
althans bij de beraadslaging wel van hun gevoelen doen
blijken, zoodat een verwijzing naar hetgeen het vorig jaar is
geschied, moge het al niet zijn naar de schrifturen, allicht
toch niet ongemotiveerd was.
De vraag van den heer Fokker, omtrent de openbaarheid
van de vergaderingen van Burg. en Weth. heeft mij ten zeerste
verbaasd. Dat zou wel een nieuwigheid zijn, het allernieuwste
van het nieuwe, dat op gemeentelijk terrein is vertoond,
want nergens geschiedt dit. Of het aanbeveling zou verdienen,
ik geloof het niet, en noodig is het zeker niet. Nuttig zou
het ook niet zijn, want de resultaten van de vergaderingen
van Burg. en Weth. bereiken den Raad toch. Wat bij Burg.
en Weth. gereed wordt gemaakt, komt hier ten slotte toch
te berde. Wat verlangt het publiek bij de vergaderingen van
Burg. en Weth. toch te weten, waar de resultaten van die
vergaderingen toch hier in den Raad komen?
Er zou ook onstelselmatigheid in het beheer zijnomdat
bij het aanschaffen van rijwielen verschillende systemen
worden gevolgd. De heer Fokker heeft gesproken van 3 sys
temen, maar ik kan er maar twee vinden. Er is bij één
tak van dienst ingevoerd, om de rijwielen aan tekoopen, nl.
bij de politie, terwijl bij andere takken van dienst, waar
rijwielen zullen worden ingevoerd, zij zullen worden gehuurd.
Wat is nu het verschil? Dat is bij dien post gemotiveerd.
Bij de politie is het gebruikelijk geweest, de rijwielen te
koopen; dat was de eerste dienst, die rijwielen had; laat
het daar zoo 'voort gaan, tot tijd en wijle blijkt, of de proef,
bij andere takken van dienst genomen, om rijwielen te huren
goed voldoet. Als dat zoo is, zal men er bij de politie ook
toe kunnen overgaan, om rijwielen te huren en ze niet te
koopen.
Eindelijk de kwestie van de Openbare Zwemschool. Dat is
een onderwerp, dat niet in het Verslag ter sprake is gebracht;
het is een zeer belangrijk onderwerp, waarmede Burg en Weth.
reeds eenigen tijd bezig zijn. Het komt mij voor, dat thans,
nu dat punt niet in het Verslag ter sprake is gebracht, wij
ons aan den regel moeten houden, om belangrijke punten,
die niet in het Verslag ter sprake zijn gebracht, ook niet
bij de begrooting te behandelen, althans onzerzijds daar niet
op in te gaan.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zal zeer kort zijn en maar 3
punten uit uw antwoord behandelen. Het idee van mijde
vergaderingen van Burg. en Weth. in het openbaar te houden,