WOENSDAG 31
OCTOBER 1906.
167
De heer Zwiers. M. 6. V. Ik wensch den heer van Hamel
dank te zeggen voor zijne bereidwilligheid, om mij op mijne
vraag zoo omstandig te antwoorden. De kwestie van de
kweekelingen heb ik echter absoluut niet bedoeld en zijn
antwoord sloeg dus minder op mijn vraag. Wat de verhou
ding betreft, die de heer Vergouwen op den voorgrond heeft
gesteld, van de Kweekschool tegenover de algemeene eischen
van het Rijk, ik begrijp zeer goed, dat niemand de
Leidsche jongelui, die hier gevormd zijn, kan dwingen te
gaan, noch te blijven. Mij is echter uit onderwijzerskringen
de klacht ter oore gekomen, dat men de Leidsche jongelui
dikwijls niet bij voorkeur hier plaatst. Daarom deed ik mijn
vraag. Daarom heb ik gevraagd, of men wel zooveel mogelijk
profijt van die school trekt, dan wel, of men misschien
wenschte, dat de jongelui eerst, zooals ik het noemde, »den
boer opgingen", om daar eerst aan te vullen, wat hun aan
praktische vaardigheid nog ontbreekt. Mocht dit niet het
geval zijn, dan zal ik de eerste wezen, die er zich over ver
heugt, dat dat een verkeerd denkbeeld was. Het is echter
een denkbeeldniet allereerst van mijmaar dat bij ver
schillende onderwijzers post heeft gevat, dat kan ik beslist
verzekeren. De onderwijzers, die dat meenen, zijn, geloof
ik, wel bij het tiental aan te wijzen.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik houd mij gaarne aan
bevolen voor die tientallen namen. De heer Zwiers zal daar
mede wel zeer verlegen zijn. Ik kan positief verzekerendat
bij mij niet bestaat, en ook niet bestaan heeft, een neiging,
om kweekelingen van de Leidsche Kweekschool te weren.
Ik zal niet zeggen, dat ik per se een Leidsch kweekeling zal
nemen. Zoover hoop ik, dat de heer Zwiers ook niet zou gaan,
om een Leidsch kweekeling te nemen, ook als die minder
geschikt is dan een ander. Als het geval zich voordoet, is
het feit, dat hij Leidsch kweekeling is en nog niet elders
werkzaam is geweest, geen beletsel, om hier onderwijzer te
worden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 159 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Het is thans 5 uur, en sommige leden
hebben mij gevraagd, om, als er een avondzitting zou zijn,
dan deze vergadering om 5 uur te sluiten. Wij hebben nu 4
uur vergaderd en het is wel tijd een oogenblik te rusten.
Ik geloof toch niet, dat er kans is, om, als wij een half uur
door vergaderen, met de begrooting klaar te komen. Wij
hebben nog 50 artikelen van de uitgaven en alle inkomsten
te behandelen, en dat is in een half uur niet te doen. Daarom
wilde ik den heeren in overweging geven, van avond om 8
uur terug te komen.
De heer Fockema Andreae M. d. V. Ik zou er de voor
keur aan geven, morgenmiddag te vergaderen. Wij hebben
den Donderdagmiddag nu eenmaal daarvoor beschikbaar. Ik
persoonlijk kan van avond slecht vergaderen, maar dat is
de zaak niet. Ik heb het onaangenaam gevonden, dat deze
vergadering, nadat wij hadden afgesproken op Maandag te
vergaderen, dooi' Burg. en Weth. op den laatsten dag van
October is bepaald.
Daardoor is eigenlijk aan den Raad een dwang opgelegd,
om van daag klaar te komen. Nu wil ik wel opmerken, dat
als wij van middag klaar kwamen, wij wel in het kader
van de wet konden blijven, maar wanneer wij van avond
klaar komen, is dat niet het geval. Als wij van avond klaar
komen, kunnen wij de begrooting niet meer 2 maanden voor
het eind van het jaar aan Gedeputeerde Staten zenden. Dan komt
die toch morgen en wanneer wij morgenmiddag vergaderen,
dan komt zij ook morgen. Dat komt dus op hetzelfde neer.
Als het nu niet juist de Donderdag was, die men voor de
vergadering van den Raad beschikbaar stelt, dan zou het
nog iets anders zijn, maar ik vind de avondvergaderingen
onaangenamer en velen met mij. Ik stel daarom voor,
de discussiën morgen voort te zettendan kan de Raad be
slissen wat hij het liefste wil.
De heer de Goeje. Door den Burgemeester is aangekon
digd, dat, wanneer wij in de middagzitting met de begroo
ting niet klaar kwamen, die zou worden gevolgd door eene
avondzitting. Daarop vertrouwende heb ik over den Donder
dagmiddag beschikt, en dat kan ik niet neer veranderen.
Den avond heden heb ik vrij gehouden.
De Voorzitter. Naar aanleiding van wat de heer Fockema
Andreae heeft gezegd, moet ik het volgende opmerken. Hoe
zeer het mij leed zou doendat hij heden avond niet tegen
woordig zou kunnen zijn, blijf ik bij mijn voorstel. Ik moet
opkomen tegen zijn betoog. Soms is de begrooting in één middag
zitting afgedaan, maar zoo niet, dan is altijd op den avond
van denzelfden dag verder vergaderd.
En dat de vergadering, die eerst was bepaald op 29
October, later op heden is verzet, is het gevolg geweest
hiervandat verscheidene leden van den Raad mij hun wensch
te kennen hebben gegeven, om eenigen tijd meer aan de be
studeering van de begrooting te kunnen besteden en aan de
Memorie van Antwoord van Burg. en Weth., dan anders het
geval zou hebben kunnen zijn, omdat velen in het stembureau
op Vrijdag j.l. zitting hadden gehad. Ten slotte is aan dat
verzoek, hoewel niet zeer willig, gevolg gegeven. Wij vonden
het wel beter, waar door den Burgemeester de vergadering
op Maandag was aangekondigd, om daaraan vast te houden,
maar wij zouden ook niet gaarne in de vergadering de grief
hebben gehoorddat men geen tijd had gehad, om de stukken
te lezendaarom is ten slotte schoorvoetend aan het verzoek
voldaan. En waarom kon deze vergadering nog op 31 October
worden gehouden? Niet omdat de wet voorschrijft, dat vóór
1 November de begrooting aan Gedeputeerde Staten verzonden
moet worden, maar omdat het althans wenschelijk is dat zij
vóór dien datum moet behandeld zijn. Wel staat in de wet
verzonden", maar usance is, dat de begrooting vóór 1 No
vember is behandeld en in de eerste dagen van die maand wordt
verzonden. Dus door hedenavond te vergaderen kan inzooverre
aan de wet worden voldaan, dat de begrooting tenminste tijdig
is afgehandeld. Ik kan dus mijn voorstel niet terugnemen en
moet daarbij blijven volharden.
De heer Fockema Andrew. Ik had ook al bij gerucht ver
nomen, dat er leden zijn geweest, die hebben gezegd, dat zij
liever niet op Maandag vergaderden; maar dan betreur ik het,
dat die leden dat hebben gezegd buiten den Raad. Wanneer
den vorigen keer dat punt niet was besproken, dan was het
wat anders, maar nu hebben andere leden er natuurlijk op
vertrouwd, dat dat zoo zou blijven. En nu worden wij voor
de noodzakelijkheid gesteld, daar wij voor den eten niet kunnen
klaar komen, om of van avond te vergaderen, of anders nog
meer te laat te komen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb daar straks nog verzuimd
U dank te zeggen voor het verzetten van de vergadering van
Maandag op YVoensdag. Verleden week Woensdagavond hebben
wij het Verslag met de Memorie van Antwoord gekregen,
dus de leden, die in de stembureaux zitting hadden, hadden
alleen den Donderdag en den Zaterdag de Zondag rekent
natuurlijk niet mede om zich voor te bereiden, zoodat de
verschikking, mede op mijn verzoek, mij zeer verheugde.
Overigens kan ik er mij volkomen mede vereenigen om de
vergadering morgen voort te zettenvoor die leden, welke
meer bepaaldelijk aan de discussie hebben deelgenomen, is
het zeer onaangenaam, van avond weer terug te moeten komen.
De heer Van der Lip. Ik verkeer in hetzelfde geval als de
heer de Goeje. De heer Fockema Andreae heeft gezegd, dat
wij allen morgen wel tegenwoordig zullen kunnen zijn, omdat
het dan de gewone vergaderdag van den Raad is; maar ik
heb er op gerekend, dat vandaag de begrooting zou worden
afgehandeld, morgen zou ik onmogelijk tegenwoordig kunnen
zijn. Eerst zouden wij Maandag vergaderen, hetgeen nu
Woensdag is geworden, maar er is toen uitdrukkelijk door
den Voorzitter bijgevoegd, dat wanneer wij in de middagver
gadering niet gereed zouden komen, des avonds zou worden
doorvergaderd.
Het voorstel van den Voorzitter, om de vergadering tot des
avonds 8 uur te schorsen, wordt in stemming gebracht en
aangenomen met 22 tegen 7 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Reimeringer, Zwiers, Aalberse,
Juta, Kerstens, A. Mulder, Zaalberg, van Hamel, Meuleman,
Bots, Bosch, Driessen, le Poole, de Goeje, van der Lip, Paul,
van der Eist, P. J. Mulder, Witmans, Vergouwen, van Tol
en de Boer.
Tegen stemmen de heerenFokker, van Gruting, Hasselbach,
de Vries, Fockema Andreae, Timp en Sytsma.
De heer Korevaar blijft buiten stemming.
De vergadering wordt daarop door den Voorzitter geschorst.
AVONDVERGADERING.
Geopend te 8 uren.)
Afwezig zijn de Heeren: van der Vlugt, Timp, Aalberse en
de Vries.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling der
ontwerp-begrooting voor het jaar 1907.
Beraadslaging over volgn. 160, luidende: Kosten der be
waarscholen" 19791.
De heer Fokker. M. d. V. Tot mijn leedwezen heb ik ge
zien, dat Burg. en Weth. niet wenschen over te gaan tot
uitbreiding van het aantal bewaarscholen. Zij schrijven in
hun antwoord, dat »onder de gegeven omstandigheden" die
belangrijke uitgave niet gerechtvaardigd voorkomt; maar
naar wat ik daarvan heb gehoord, schijnt die uitbreiding wel
noodig te zijn. Burg. en Weth. erkennen dat zelf ook, waar
zij zeggen, dat uitbreiding zeker wenschelijk is, en daarom