98
dat daarna op de gewone uniformkleeding der agenten van
politie, voor de hoofdagenten, als distinctief is aangebracht
een zilveren uitmonstering, bestaande in zilveren banden om
den helm, nacht- en bureelpet, zomer-, winter- en regenjas,
benevens een zilveren sabelkwast; dat door genoemde uit
monstering hun kleedingfonds aanmerkelijk wordt bezwaard
in tegenstelling met de overige klassen agenten van politie.
Reden waarom requestanten zoo vrij zijn, dit onder de aan
dacht van UEdelachtbaren raad te brengen met het beleefde
verzoek, het kleedinggeld der hoofdagenten van politie van
f 85.— op f 100.— per jaar te willen doen vaststellen en
zulks te doen laten ingaan van af de datum hunner bevor
dering.
Hopende dat dit door ons requestanten gedaan beleefd ver
zoek door UEdelbaren raad in goedgunstige overweging zal
worden genomen.
'tWelk doende,
S. Wijnandts.
A. Maartense.
C. A. Slierings.
N°. '236. Leiden, 2 October 1900.
Bij het nazien van de koelinrichting van het slachthuis in de
maand Februari van dit jaar, bleek de roteerende pekelpomp
dermate te zijn aangetast, dat daarmede onmogelijk de komende
koelperiode kon worden tegemoet gegaan. En bij voortgezet
onderzoek bleek, dat wel de oude pomp kon worden hersteld,
maar dat niettemin tot de aanschaffing van een nieuwe pomp
moest worden overgegaan. Bij behoud toch alleen van de oude
pomp zou men nimmer volkomen zeker zijn, dat het bedrijf niet
te eeniger tijd door een nieuw defect plotseling zou worden stop
gezet, terwijl bij aanschaffing van een nieuwe pomp, de
herstelde oude als reserve zou kunnen blijven dienst doen.
Overeenkomstig het advies van de commissie voor het openbaar
slachthuis werd daarom door ons tot de aanschaffing van een
nieuwe centrifugaalpomp bij de firma Borsig, te Berlijn, be
sloten, terwijl de reparatie der oude pomp aan de Koninklijke
Nederl. Grofsmederij alhier werd opgedragen.
De kosten der nieuwe pomp zouden ongeveer f 1400.
bedragen en ingevolge de met de firma Borsig gesloten over
eenkomst in 2 termijnen, de eerste in het najaar van 1906,
de tweede in het voorjaar van 1907 worden betaald. De
reparatiekosten van de oude pomp werden begroot op
300.De voor een en ander vereischte gelden werden des
tijds nog niet aan Uwe Vergadering aangevraagd, in de eerste
plaats omdat de zaak, met hét oog op de snel naderende
koelperiode, zoo urgent was, dat zij geen uitstel lijden kon,
maar ook omdat het toen nog zeer wel mogelijk was, dat de
kosten uit het voor gewoon onderhoud toegestaan bedrag van
f 2500.— zouden kunnen worden betaald, zoodat geen nieuwe
gelden aan Uwe Vergadering zouden behoeven te worden aan
gevraagd.
Thans evenwel blijkt, dat behalve de genoemde, nog zoo
veel andere, niet bij het opmaken der begrooting voorziene
uitgaven uit dezen post moeten worden betaald, dat onmogelijk
met het toegestane bedrag kan worden volstaan.
Waar ook de condensator door het zeer schadelijke grond
water bleek aangevreten, moest deze verplaatst worden, wat
een uitgave vereischte van 105,En een hand-, zuig- en
perspomp, noodig omdat de pekel tijdelijk in het grondwater
reservoir in plaats van in den condensator moest worden ge
bracht, eischte een uitgave van f 106
Veranderingen aan de cantine in verband met krachtens
de gewijzigde Drankwet gestelde eischen, kostten ruim
f 26.-.
Voor de op de grondwaterbronnen staande pomp moesten
wegens het steeds zwaarder zuigen reservedeelen worden
aangeschaft die ruim f 169.kostten, terwijl ruim 71.
moest worden uitgegeven voor het leggen van een zuigleiding
naar de singelgracht, toen in de maand Juni plotseling een
van de bronnen ophield water te geven. Een onderzoek naar
de pijpleiding van de bron ingesteld kostte f 55.—
Alles tezamen genomen stijgt dus het bedrag, waarover reeds
beschikt werd en waarmede bij het opmaken van de begroo
ting geen rekening kon worden gehouden tot f 1600
Hier staat echter tegenover dat andere uitgaafposten ver
moedelijk een overschot zullen opleveren van ongeveer f 900.—
Voorts mag thans reeds als vaststaande worden aan
genomen dat de ontvangsten van het slachthuis over het
loopende jaar het op de begrooting uitgetrokken bedrag met
een surplus van ruim f 3000.zullen overschrijdenzoodat
de ontvangsten zelve reeds meer dan voldoende zullen zijn
om het bovengenoemde tekort te dekken.
Mitsdien geven wij U in overweging tot de vaststelling van
den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaatgroot
in ontvangst en uitgaaf f 1600.over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 237. Leiden, 2 October 1906.
Na het aan Mej. Engelmann verleend eervol ontslag werd
Mej. Oort. tijdelijk leerares in het Hoogduitsch aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, belast met het onderwijs in dat
vak in de le, 2e en 3e klasse, voorloopig ook met het onder
wijs in de beide hoogste klassen belast, totdat een definitieve
voorziening zou zijn getroffen.
Thans deelt de Commissie van Toezicht op het Middelbaar
Onderwijs ons mede, dat het haar wenschelijk voorkomt dat
bij de definitieve regeling eenerzijds rekening worde gehouden
met de aanspraken die Mej. Oort wegens de door haar be
wezen diensten heeft verkregen, anderzijds evenwel haar nog
niet het geheele onderwijs in het Hoogduitsch worde opge
dragen omdat zij nog niet in het bezit is van: acte B en
haar de gelegenheid moet worden gelaten om een deel harer
krachten aan de studie voor dat diploma te wijden. Zij stelt
daarom voor Mej. Oort als tijdelijk leerares, belast met het
onderwijs in de 3 laagste klassen te handhaven, en naast haar
een andere tijdelijke leerares aan te stellen, die de overige
lessen in het Duitsch zal geven.
De Inspecteur van het Middelbaar onderwijs kan zich met
deze regeling geheel vereenigen.
Ook onzerzijds bestaat daartegen geen bezwaar. Meerdere
kosten zal zij voor de gemeente niet medebrengen, dan wanneer
één leerares met het geheele onderwijs in het Duitsch be
last werd.
Voorloopig, totdat de nieuw te benoemen tijdelijke leerares
in functie zal zijn getreden, zal Mej. Oort dan nog met het
onderwijs in alle klassen belast blijven.
Op grond van een en ander, geven wij U in overweging:
1°. Mej J. M. Oort wederom voor den tijd van één jaar te
benoemen tot leerares in het Hoogduitsch aan de H B. S.
voor Meisjes, belast met het onderwijs in de 3 laagste klassen,
onder bepaling dat die benoeming zal geacht worden te zijn
ingegaan op 1 September 1.1.
2°. te besluiten tot de benoeming van een tijdelijke leerares
in het Hoogduitsch aan de H. B. S. voor Meisjes, belast met
het onderwijs in de 4e en 5e klasse.
Ter voorkoming van tijdverlies zal inmiddels door ons,
vertrouwende dat de voorgestelde regeling Uw goedkeuring
zal wegdragen, tot eene oproeping van sollicitanten voor
laatstbedoelde betrekking worden overgegaan.
Tevens geven wij U in overweging ook de tijdelijke aan
stelling van Mej. J. A. Kits van Heyningen, leerares in de
Natuur- en Scheikunde aan de H. B. S. voor Meisjes, wederom
voor den tijd van één jaar te continueeren, onder bepaling
dat ook deze benoeming zal geacht worden te zijn ingegaan
op 1 September 1.1.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 238. Leiden, 9 October 1906.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van H. van
der Wiel om eervol ontslag uit zijne betrekking van concierge
aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes alhier, bestaat
noch bij de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs,
noch bij ons college bezwaar.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
H. van der Wiel, op zijn verzoek, met ingang van 1 Januari
1907, eervol ontslag te verleenen als concierge aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Edelachtbare Heeren
De ondergeteekende heeft de eer den Gemeenteraad van
Leiden te verzoeken, hem eervol ontslag te verleenen als
concierge van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes tegen
1 Januari 1907.
Van Uwe Edelachtbare de dienstwillige dienaar
H. van der Wiel.
Leiden, 25 September 1906.
J. DE SWART.