DONDERDAG 12 JULI 1906.
115
moeilijke rekening van Bartjes, om, als men weet hoeveel
H.L. per uur kunnen worden verstookt, uit te rekenen, hoe
veel steenkolen er in het geheel kunnen zijn verbruikt.
Wanneer men dan tot de conclusie komt, dat het in rekening
gebrachte aantal H.L. onmogelijk kan zijn verstookt, en vast
staat, dat er niets overbleef, dan ligt het voor de hand, dat
op degelijker wijze dan door krijtstreepjes het tegendeel moet
kunnen worden aangetoond, en dat is niet geschied. Onder
die omstandigheden, meen ik, dat Burg. en Weth. sterk staan,
wanneer zij in deze de partij van den commandant van de
brandweer kiezen en zeggen: een dergelijke hoeveelheid steen
kolen is niet kunnen worden verstookt.
De meening van den commandant van de brandweer ten
opzichte van den prijs, heeft de heer Vergouwen intact ge
laten, doch wij weten ook, dat ƒ1.70 per H.L. veel te hoog
is berekend.
De beraadslaging wordt gesloten.
Op het verzoek wordt, overeenkomstig het voorstel van
Burg. en Weth., zonder hoofdelijke stemming afwijzend be
schikt.
XXIV. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1906,
ten behoeve van de aanstelling van een ambtenaar ter secretarie.
(Zie Ing. St. n°. 165).
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil even de aandacht van de
de Vergadering vragen voor de Vereeniging, die het examen
afneemt, hetwelk deze ambtenaar nu heeft afgelegd, tenge
volge waarvan hij nu eene vaste aanstelling zal krijgen. Uit
de voordracht blijkt, dat Burg. en Weth. aan het met goed
gevolg afleggen van dat examen groote waarde hechten. Aan
gezien nu bedoeld examen wordt afgenomen door of liever
vanwege eene particuliere Vereeniging, en op hare kosten,
daar komt het mij voor, dat het billijk zoude zijn, indien
onze gemeente het voetspoor o.a. van de gemeente Alkmaar,
als ik wel ben ingelicht, volgde, en eveneens als lid tot die
Vereeniging toetrad. Dat examen wordt hier hoog aange
slagen, en ik geloof terechtik meen derhalve, dat het goed zou
zijn, indien onze gemeente de Vereeniging, die dat examen heeft
ingesteld en onder wier leiding het wordt afgenomen, steunde.
De kosten daarvan zijn zeer gering, ik meen vijf gulden, die
de gemeentekas wel kan dragen, vooral waar het hier betreft
het steunen van een goed doel. Nu profiteert de gemeente
van de voordeelen van dat examen zonder daarvoor ook
maar eenige vergoeding te geven, en dat is toch niet billijk.
Dat is ééne opmerking, die ik naar aanleiding van dit
voorstel van Burg. en Weth. wilde maken en waarop ik bij
de Begrooting zal terugkomen, wanneer Burg. en Weth. niet
zoo vriendelijk zullen zijn daaraan gevolg te geven.
De andere opmerking of vraag, is deze. Nu wordt die
mijnheer aangesteld op vijf honderd gulden, maar wat is zijne
positie? Krijgt hij nu na zooveel jaar dienst, wanneer hij
behoorlijk werkzaam is recht op eene verhooging van salaris
evenals politieagenten, personeel aan het Slachthuis en anderen,
of zal het van de goedheid van Burg. en Weth. en den Raad af
hangen, of hem misschien bij gelegenheid een honderd gulden
verhooging wordt toegekend?
De Voorzitter. Wat uwe laatste vraag betreft, mijnheer
Fokker, kan ik U wel zeggen, dat deze ambtenaar kans heeft
op een hooger salaris. Hij kan zelfs een maximum van twee
duizend gulden bereiken. Een salarisregeling, bij verordening
vastgesteld, hebben wij hier evenwel niet, totdat de Raad
bij tijd en wijle misschien besluit een dergelijke verordening
in het leven te roepen. Burg. en Weth. zullen als gewoonlijk
de salarisregeling behartigen en op de Begrooting de ver
hoogingen voordragen, welke noodig zullen blijken te zijn.
Dat een ambtenaar zou worden aangesteld zonder kans op
verhooging, is een zeer ongegronde veronderstelling; Burg.
en Weth. zijn geen barbaren, dat zij iemand in dienst zouden
nemen zonder vooruitzicht op salaris verbetering.
Wat het tweede punt betreft, aangaande het toetreden van
de Gemeente als lid van bedoelde Vereeniging, kan ik den
heer Fokker mededeelen, dat wij die zaak zullen overwegen,
en dan zal het te zijner tijd wel blijken, of wij aan zijn
wensch in deze gevolg kunnen geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XXV. Vaststelling van den legger van wegen en voetpaden
der gemeente*
(Zie Ing. St. n°. 155.)
De Voorzitter. Gelijk de heeren gezien hebben, zijn niet
alle wenschen van Ged. Staten ingewilligd. Ten opzichte van
de Rijn- en Schiekade en de Jan van Goyenkade zijn wij
bij onze eerste meening gebleven. Wij zullen nu de gevolgen
hebben af te wachten.
De heer Fokker. Een enkel woord, mijnheer de Voorzitter.
U zegt daar zoo gelaten: Wij zullen nu de gevolgen hebben
af te wachten. Ik wil Burg. en Weth. mijn dank brengen,
dat zij den moed hebben gehad hunne meening tegenover
die van Gedep. Staten te blijven volhouden; maar om zoo ge
laten te zeggen, dat wij de gevolgen hebben af te wachten,
daarvoor zie ik geen reden. Het geldt hier eene zaak, waarbij
aan den Raad de beslissing staat, en waarbij Gedep. Staten
hebben goed gevonden te trachten zijdelings hun zin door te
zetten. Volharden Gedep. Staten nu ook openlijk bij hunne
bezwaren en wijzigen zij ambtshalve den legger, dan geloof
ik, dat het goed zal zijn, een beroep op de Kroon te doen.
Wij zullen dan eene koninklijke beslissing krijgen, waarbij
óf de Raad, óf Gedep. Staten in het gelijk worden gesteld.
Ik dank Burg. en Weth. [voor hunne voordracht en hun
in deze genomen besluit, ofschoon ik liever had gezien, dat
zij, het betreft een ondergeschikt punt wat de benaming
der kunstwerken aangaat waarbij Burg. en Weth. toch
niet stelselloos zijn te werk gegaan, maar ook een systeem
hebben gevolgd, al schijnt dat systeem misschien niet zoo
goed wat een quaestie van smaak is ook op dat punt
niet hadden toegegeven.
Dit zal mij evenwel niet weerhouden, mijnheer de Voor
zitter, om gaarne mijne stem aan deze voordracht te geven.
De Voorzitter. Ten aanzien van het punt, dat wij hebben
toegegeven, moet ik opmerken, dat Burg. en Weth. van
meening warendat hier voor het systeem, door Gedep. Staten
aangegeven, iets meer te zeggen viel, dan voor het onze.
Waar dat zoo was, vonden wij het loyaler met onze concessie
in deze voor den dag te komen, te meer waar de strijd hier
niet met gelijke wapenen kan worden aanvaard.
Aangaande de Rijn- en Schiekade en de Jan van Goyenkade
meenden Burg. en Weth. evenwel niet te mogen toegeven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XXVI. Voorstel tot levering van gas aan de gemeente
Sassenheim.
(Zie Ing. St. n°. 164.)
De heer Reimeringer. M. d. V. Het komt mij voor, dat het
voorstel, zooals het thans luidt, meer in het belang van Sas
senheim, dat in dat van Leiden is. Zooals ik in het rapport
van de Commissie voor de gasfabriek heb gelezenis zij van
meening, dat, wanneer het gas aan de gemeente Warmond
en Sassenheim zou worden geleverd, er wel winst voor Leiden
zou zijn, doch dat, nu het gas aan Sassenheim alleen moet
worden verstrektde kosten voor onze gemeente te groot
zullen worden. Uit de nadere toelichting, M. d. V., blijkt,
dat dat bezwaar nog niet is opgeheven.
Voorts is het wel wat kras, dat die f 28000 geheel door de
gemeente Leiden moeten worden betaald. Wanneer particulieren
in Oegstgeest gas verlangen, moeten zij steeds zelf den aan
leg betalen, en nu zal Leiden ter wille van Sassenheim daar
voor een uitgaaf doen van f 28000. Ik zou zeggen, dat de
betaling van de kosten niet geheel en al van Sassenheim kan
worden gevergd, maar een gedeelte, b. v. de helftzou billij
kerwijze wel van die gemeente kunnen worden gevorderd.
Voorts zie ik in de rekening van de Commissie voor de
gasfabriek, dat men de rente van het kapitaal stelt op 4°/0,
dochals ik mij niet vergisdan moet de gasfabriek zelf 5°/0
betalen. Dat is ook niet billijk.
Verder heb ik in de berekening gemist een bedrag voor
slijtage van de buizen. Mij dunkt, dat aan eene pijpleiding van
8800 meters in 20 jaren wel eenige slijtage zal komen. Daarom
trent heb ik echter niets in de berekening aangetroffen.
Ook mis ik daarin een voorwaarde, die ik er allerminst zou
hebben willen zien uitgelaten, nl. deze, dat de gemeente
Sassenheim zich moet verbinden voor een zoodanige hoeveel
heid gas, dat Leiden er geen schade bij kan hebben. Men
had de afneming van een minium aantal M3 zich moeten
verzekeren, afgezien of Sassenheim die gebruikt of niet.
Al deze bezwaren, M. d. V., geven mij aanleiding mijne
stem niet aan dit voorstel te geven.
De Voorzitter. Misschien zal een van de leden van de Com
missie voor de gasfabriek straks wel willen aanvullen wat aan
mijne repliek mocht blijken te ontbreken.
Ik wil er in de eerste plaats op wijzen, dat sommige op
merkingen van den heer Reimeringer niet juist zijn en ook
geen blijk geven van een juisten kijk op het wezen van deze
leverantie.
De heer Reimeringer zegtwaarom in deze niet gehandeld
op dezelfde wijze als ten aanzien van Oegstgeest geschiedt?
Door degenen die daar wonenzegt hijwordt de geheele
aanleg betaaldterwijl hier de gemeente den geheelen aanleg
bekostigt. Wanneer men nu niet met de gemeente Sassenheim
ten opzichte van de gasleverantie in onderhandeling wil treden,