88
DONDERDAG
7 JUNI 1906.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Leiden den 23ste Mei 1906.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, G. D Buiten
dijk en W. L. J. de Nie, respectievelijk Voorzitter en Secretaris
der Leidsche Smedenvereeniging, afd. Leiden van den Bond
van Smeden-patroons in Nederland, als rechtspersoon erkend
bij Koninklijk besluit van 8 December 1903 N°. 50, Staats
courant van 1903 N°. 305 ingevolge opdracht hun verstrekt,
in de vergadering van het bestuur dezer afdeeling gehouden
den 23ste Mei 1906.
1°. dat bij verschillende aanbestedingen van Smidswerken,
ten behoeve der gemeente, de gunning dikwijls geschiedt aan
personen, die buiten het Smedenbedrijf staan;
2°. dat bij publieke aanbestedingen van Smidswerken, dikwerf
het werk wordt opgedragen, aan iemand, die buiten de gemeente
woonachtig is, omdat hij de laagste inschrijver is, terwijl de
Leidsche Smidspatroon die niet noemenswaardig hooger heeft
ingeschreven er van verstoken blijft;
3°. dat tal van kleinere werkzaamheden tot het Smeden-
bedrijf behoorende, bij voorkeur wordt opgedragen aan per
sonen die buiten Leiden woonachtig zijn
4". dat de eenheidsprijzen in de bestekken vari gemeente
Leiden voor Smidswerken te laag zijn vastgesteld.
In verband met het vorenstaande, nemen adressanten de
vrijheid op te merken:
dat onder sub 1° bedoelde zeer makkelijk en naar hun
bescheiden meening, voor de gemeente veel voordeeliger zou
kunnen geschieden, door de invoering van de partieele aan
besteding voor het Smedenbedrijf;
Sub 2° dat buiten de gemeente woonachtige mededingers,
meestal lagere cijfers kunnen aanbiedenomdat hunne lasten
belangrijk lager zijn dan te Leiden;
Sub 3° dat in andere gemeenten, speciale werkzaamheden
tot het Smedenbedrijf behoorende, zooals kunstsmeedwerk,
bijna altijd ondershandsch wordt opgedragen, aan Smeden in
die gemeente woonachtig;
dat waar speciale vakkennis wordt vereischt, tot het fabri-
ceeren van eenig voorwerp, op het Smidsgebied, de afdeeling
Leiden v/d B. S. P. N., gaarne zich die moeite wil getroosten,
tot het noemen van die personen, die in het artikel speciali
teiten zijn, omdat de afdeeling onder hare leden tal van vak
mannen telt die wat vakkennis betreft voor buiten Leiden woon
achtige Smeden zeer zeker in niets behoeven onder te doen.
Sub 4° dat de eenheidsprijzen voor 1 K.G. gesmeed ijzer-
in een bestek gemeente Leiden dienst 1904 N°. 9 bepaald was
op f 0.18 p. K.Gdaarentegen de eenheidsprijs voor 1 K.G.
gesmeed ijzer in een bestek gemeente Leiden dienst 1906
N°. 14 bepaald is op f 0,15 p. K.G. niettegenstaande het
matriaal 20% is gestegen en het arbeidsloon verhoogd vol
gens Gemeenteblad van Leiden N° 14 van 1904;
dat het Smedenbedrijf te Leiden achteruitgaande is, hetwelk
voor een groot deel moet worden toegeschreven, aan het steeds
toenemend gebruik, om niet meer door den smid, gefabriceerde
kachels en andere artikelen aan te schaffen, doch de voorkeur
te geven, aan gegoten kachels en calorifères, welke hoofd
zakelijk uit het buitenland worden betrokken, en in vele
galanteriewinkels, manufacturenwinkels, en winkels van arti
kelen van huishoudelijker aard verkrijgbaar zijn;
In 't bijzonder wijzen wij UEd. achtbare op dit argument,
ten einde Uw geacht College te verzoeken meer attentie aan
ons request te willen schenken;
dat de economische toestand van den smidsgezel van dien
aard is, dat hij wegens de geringer voorkomende werkzaam
heden, niet een loon kan verdienen, voldoende om in het
noodzakelijkste voor hem en zijn gezin te voorzien;
dat de Smedenpatroons gaarne een hooger loon zouden
uitkeeren, indien dat mogelijk ware, doch dat hun dit wordt
belet door vermindering van werkzaamheden, ten behoeve
van gemeente en particulierende daaruit voortvloeiende
concurrentie en de steeds stijgende lasten, hun zoowel door
het Rijk en Gemeente opgelegd;
Redenen waarom adressanten zich eerbiedig tot Uwen Raad
wenden, met het beleefd verzoek, het daar heen te leiden, dat
in deze gemeente in het vervolg voor het Smedenbedrijf zal
worden ingevoerd
1°. de vakbesteding;
2°. bij publieke inschrijvingen den te Leiden woonachtigen
laagsten inschrijver de voorkeur te verleenen;
3°. de voorkomende werkzaamheden tot het Smedenbedrijf
behoorende, uitsluitend aan de te Leiden gevestigde smeden
patroons op te dragen;
4°. de eenheidsprijzen in de bestekken te verhoogen, daarbij
vermeldende voor welk soort gesmeed ijzerwerk de eenheids
prijs is bedoeld.
't Welk doende enz.
G. D. Buitendijk, Voorzitter.
W. L. J, de Nie, Secretaris.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Rekening, dienst 1905, van het Krankzinnigengesticht
»Endegeest" en het Sanatorium »Rhijngeest".
4°. Rekening, dienst 1905, van de Stedelijke Gasfabriek.
5°. Rekening, dienst 1905, van de Stedelijke Werkinrichting.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
6°. Verzoek van H. D. Fritsma om eervol ontslag uit zijne
betrekking van onderwijzer aan de School der 4e klasse n°. 1.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
7°. Voordracht van het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting
tot benoeming van 3 leden van dat bestuur, wegens periodieke
aftreding.
Zal worden opgenomen onder de Ingek. Stukken.
8°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hun
nen aanslag in het vergunningsrecht.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
9°. Adres van de Leidsche Timmerlieden-Vereeniging
»Vooruit", houdende klacht over het partijdig optreden der
gemeente-politie tegenover de werkstakers.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
De Leidsche Timmerlieden-Vereeniging «Vooruit" afdeeling
der Algemeen Nederlandsche Timmerliedenbond neemt de
vrijheid zich tot den Raad te wenden naar aanleiding van
het volgende:
Terwijl de Gemeentepolitie zich verleden week bij de werk
staking der timmerlieden strikt onzijdig hield, meent de
Timmerlieden-Vereeniging «Vooruit" dat de politie in deze
week een geheel andere houding aanneemt.
Wanneer de stakers zich gezamenlijk ten getale van 10 a 15
rustig op straat bevinden, meent de politie dat dit reeds een
reden is handelend op te treden.
Trachten de stakers een nietstaker te bewegen den arbeid
neer te leggen, dan is de politie er onmiddellijk bij, om dit
onderhoud te beletten.
De politie laat echter wel toe dat de patroons stakers aan
spreken om hen te bewegen den arbeid weer op te vatten,
en treedt dan niet op tegen de patroons, maar tegen de
stakers.
In het algemeen heeft de timmerlieden-vereeniging «Vooruit"
den indruk gekregen dat de politie het er op toelegt, de
werkstakers zooveel mogelijk tegen te werken.
Waar nu naar het oordeel van bovengenoemde vereeniging
de politie geen partij heeft te kiezen, maar stakers en niet-
stakers, patroons en arbeiders gelijkelijk heeft te behandelen,
doet zij een beroep op den Leidschen Gemeenteraad, opdat
dit Coliege zijn invloed aanwendt, dat de politie een houding
aanneemt, die meer in overeenstemming is met haar onzijdig
karakter.
Namens de Timmerlieden-Vereeniging «Vooruit"
H Bink, Voorzitter.
Leiden, Juni 1906 A. P. Houps, Secretaris.
De Voorzitter: lk behoef zeker wel niet op te merken, dat
dit adres verkeerd is geadresseerd, aangezien klachten in zake
het optreden van de politie thuis behooren bij den burge
meester, en geen van de leden van den Raad zal betwisten,
dat de Gemeenteraad in deze geen zeggingschap heelt
Burg. en Weth. wenschen daarom voor te stellen dit adres
voor kennisgeving aan te nemen. Toch wensch ik, als hoofd
der politie, deze zaak niet geheel onbesproken te laten en
wil er thans wel een enkel woord over zeggen.
De houding van de politie is zóó geweest, dat zij trachtte
ordeverstoringen tegen te gaan. leder, die werken wilde,
trachtte zij tegen overlast te beschermen, tegen hen, die hen
daarin wilden hinderen. Nu zijn er bij de werklieden blijkbaar
verscheidene geweest, die door het optreden der stakers, iets
te vroeg, iets te voorbarig, het werk ook hebben neergelegd.
Zij deelden mede, dat zij tengevolge van vreesaanjaging hun
werk niet hebben durven hervatten. Om dat te voorkomen,
heeft de politie nog meer dan aanvankelijk alles in het werk
gesteld om binnen de grenzen der wet de vrijheid van werken
te waarborgen. Als ik wel ben geinformeerd, is de politie bij
de uitoefening van deze haar taak niet buiten haar bevoegd
heid gegaan. Ik geloof, dat ik het wel kan weten.
Dat de houding van de politie veranderd zou zijn, zooals de
timmerlieden-vereeniging in haar adres opmerkt, is niet juist.
Misschien is het waar, zooals ik reeds zeide dat de
politie in de laatste dagen iets scherper is opgetreden, dan
in het begin der vorige week, maar zij was daartoe genood-