57
N°. 120. Leiden, 29 Mei 1906.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. J.
G. Becking om eervol ontslag uit hare betrekking van leerares
in handteekenen en kunstgeschiedenis aan de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes alhier en van de daaromtrent inge
komen adviezen van de Commissie van Toezicht en van den
Inspecteur van het Middelbaar onderwijs, hebben wij de eer
U mede te deelen, dat ook onzerzijds tegen inwilliging van
dat verzoek geen bezwaar bestaat.
Mitsdien geven wij U in overweging aan Mej. J. G. Bec
king, op haar verzoek, met ingang van 1 September a.s.
eervol ontslag uit bovenvermelde betrekking te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's-Gravenhage, 27 Mei 1906.
Hiermede heb ik de eer U kennis te geven, dat er bij mij
geen bezwaar tegen bestaat, dat aan Mej. J. G. Becking op
haar verzoek een eervol ontslag worde gegeven uit hare be
trekking van leerares aan de hoogere burgerschool voor meis
jes in Uwe Gemeente, zoodat ik mij veroorloof U in overwe
ging te geven te willen bevorderen dat aan haar verzoek
voldaan worde.
De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs.
J. Campert.
Aan heeren Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 16 Mei 1906.
Onder terugzending van het verzoek van Mej. J. G. Becking,
leerares aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes alhier,
om eervol ontslag uit die betrekking tegen 1 September a.s.
hebben wij de eer U mede te deelen, dat wij U in overwe
ging geven aan den Gemeenteraad voor te stellen het ge
vraagde ontslag eervol te willen verleenen.
De Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs.
J. J. Salverda de Grave, Voorzitter.
H. M. A. Coebergh, secretaris.
Aan Heeren Burg en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekende, Jacoba Gerharda Becking, Leerares aan
de H. B. S. voor meisjes, in Teekenen en Kunstgeschiedenis,
verzoekt beleefd haar als zoodanig met 1 September a.s. eer
vol ontslag te willen verleenen, wegens hare benoeming als
Leerares aan de Middelbare meisjesschool te Amsterdam in
bovengenoemde vakken.
't Welk doende;
met verschuldigde Hoogachting
UEds. Dw. Dsse.
J. G. Becking.
Leiden, 1 Mei '6.
No. 121. Leiden, 29 Mei 1906.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven
gunstig te beschikken op nevensgaand verzoek van Mej. D.
A. Dobbe, om met ingang van 16 Juni a. s. eervol te worden
ontslagen uit hare betrekking van Onderwijzeres met ver
plichte hoofdacte aan de Openbare school in de Heerenstraat.
Het door het Hoofd der school daaromtrent uitgebracht
advies wordt hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
Weledel Achtbare Heeren.
Betreffende de aanvrage om ontslag van Mej. D A. Dobbe
uit hare betrekking van onderwijzeres met verplichte hoofd
acte aan mijne school heb ik de eer UEA. mede te deelen,
dat genoemde onderwijzeres hare betrekking steeds met ijver
en nauwgezetheid heeft vervuld
Tegen het verleenen van dit ontslag reeds op 16 Juni a.s.
zal zeker geen bezwaar bestaan, indien UEA. zult kunnen
besluiten tot de tijdelijke waarneming der betrekking, waar
toe trouwens, ook aan de school zelve, een geschikte candi
date aanwezig is.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn
UEAs. dw. dienaar,
Th. de Van
Leiden, 22 Mei 1906. h. d. s. a./d. Heerenstraat.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Ondergeteekende, Diderica Abramina Dobbe, onderwijzeres
met verplichte hoofdakte, aan de openbare lagere school in
de Heerenstraat te Leiden, verzoekt beleefd eervol ontslag
uit bovengenoemde betrekking, tengevolge harer tijdelijke
benoeming als hoofdonderwijzeres aan het Rijksopvoedings
gesticht voor Meisjes te Montfoort en wel tegen 16 Juni as.
daar zij reeds dan hare nieuwe betrekking moet aanvaarden.
't Welk doende,
Leiden, 20 Mei 1906. D. A. Dobbe.
No. 122. Leiden, 29 Mei 1906.
Ter vervulling van de vacature van onderwijzer aan de
openbare lagere school der 3e klasse n°. 1, ontstaan tengevolge
van het met ingang van 16 Mei, aan den heer Th. van Kan
verleend eervol ontslag, hebben wij de eer U de volgende
voordracht aan te bieden:
1°. G. Blok, onderwijzer te Voorhout;
2°. H. F. Lijnbach, onderwijzer te Nootdorp;
3°. J. C. den Ouden, onderwijzer te Oegstgeest.
Onder mededeeling dat deze voordracht is opgemaakt in
overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge
wonnen bericht van het Hoofd der School, en dat de des
betreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven
wij U in overweging alsnu tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 123. Leiden, 29 Mei 1906.
Naar aanleiding van nevensgaand schrijven van commis
sarissen der Stads-Bank van Leening hebben wij de eer U
ingevolge art. 1 van het Reglement der Bank, de volgende
alphabetische voordracht aan te bieden, met verzoek tot de
benoeming van een nieuwen commissaris over te gaan.
1°. Mr. A. van der ELST.
20. Mr. A. J. FOKKER.
3°. Mr. J. C. van der LIP.
Tevens geven wij U in overweging Mr. H. L. Drucker
dank te betuigen voor de vele en goede diensten, door hem
als commissaris der Stads-Bank van Leening gedurende een
12 tal jaren aan de gemeente bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 5 Mei 1906.
Wij hebben de eer UEd. Achtb. mede te deelen dat, inge
volge art. 2 van de verordening van 20 KoYombcr houdende
reglement voor de Bank van Leening, de heer Mr. H. L.
Drucker met ingang van 1 Juli a. s. als commissaris moet
aftreden, die evenwel zijn wensch te kennen heeft gegeven
niet meer in aanmerking te komen.
Commissarissen der Stadsbank van Leening.
H. van der Hoeven, Voorz.
A. J. WiTMAns Mz., Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
No. 124. Leiden, 29 Mei 1906.
Onder verwijzing naar de Ingekomen Stukken nis. 225 en
279 van verleden jaar hebben wij de eer U mede te deelen
dat op het laatste oogenblik ook nog de eigenaresse van het
perceel 2e Binnenvestgracht no. 19 besloten heeft dat perceel
voor den haar geboden prijs van f 1000.aan de gemeente
af te staan welk bedrag bij uw besluit van den len Maart
11. (Zie Ingek. Stukk. no. 42) reeds te onzer beschikking werd
gesteld. Dientengevolge moesten dus alleen nog de perceelen
Lammermarkt 6, 8 en 14 en Wijkstraatje 1 langs den weg
der onteigening worden verkregen.
De rechtbank heeft thans de aan de eigenaren dier per
ceelen toekomende schadeloosstelling bepaald als volgt.
Voor het perceel Lammermarkt no. 6 op f 9200.—
8 3000.
D 14 4600.
j> Wijkstraatje no. 1 2400.—
alzoo tezamen op f 19200.