DONDERDAG 22 MAART 1906.
53
VIL Rekening, dienst 1905, van de Plaatselijke Schoolcom
missie.
(Zie lng St. n°. 66).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
VIII. Verzoek van het Bestuur der Zondagsschool »de Graan
korrel", om het kosteloos gebruik van lokalen in de school
der 3e klasse n°. 2.
(Zie lng. St. no 60).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
IX. Voorstel om Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek te
machtigen het perceel aan den Rijnsburgerweg N°. 34c te
Oegstgeest aan de gasleiding aan te sluiten.
(Zie lng. St. no. 61).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
X. Verzoek van G. Hakker om vergunning tot het maken
van een houten gebouw, op het perceel, kad. bekend Sectie L.,
No. 575
(Zie Ing. St no, 63).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
XI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de uit-
keering van gratificatiën bij 25-jarige dienstvervulling.
(Zie Ing. St. no. 56 en 64).
De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling de motie
van orde van de heeren van der Eist, Sijtsma en Fokker.
De heer van der Elst. M. d V. Vroeger kwam het toeken
nen van deze gratificatiën zeer sporadisch voor, maar nu wordt
door Burg. en Weth. voorgesteld, daarbij een zeker systeem
te volgen. De leden, die deze motie hebben ingediend, hebben
nu de gelegenheid willen aangrijpen, daarover een enkel woord
te zeggen, omdat het hier de vraag kan zijn, of het niet beter
is, het toekennen van deze gratificatiën en de voorwaarden,
waarop dat zal geschiedenvast te leggen in het reglement
van de werklieden. Aangezien 't bovendien de vraag is, of het
geven van gratificatiën niet zou kunnen vervallen, omdat de
werklieden meer zullen hebben aan loonsverhooging, meenden
wijdat het beter is de zaak uit te stellen, totdat de motie
van den heer van Tol zal worden behandeld in de vergadering,
die daarvoor door U zal worden bepaald.
Overigens geloof ik, dat het misschien beter is, het toeken
nen van zulke gratificatiën geheel te schrappenomdat deze
betrekkelijk toch zeer willekeurig kunnen werken. B.v. werk
lieden, die 20 jaar in dienst zijn, zullen, wanneer zij uit ge
meentedienst gaan, die gratificatie moeten missenterwijl toch
min of meer van het toeval afhangt, of iemand 25 jaar in
dienst van de Gemeente is of 20, of 24. Hierdoor wordt dus
een zekere onbillijkheid geschapen tegenover de werklieden,
die wel lang in dienst van de Gemeente zijn, maar niet lang
genoeg om deze gratificatie van f 25.te ontvangen.
De heer Witmans. M. d. V. Het is niet zonder eenige be
vreemding, dat ik de motie van de drie heeren heb ontvangen.
Wat zou toch per slot van rekening, wanneer die motie aan
genomen werd, de zaak zijn? Dat de beambten, wien nu een
zeker bedrag wordt toegedacht, wanneer zij met 1 April 25
jaar in dienst der Gemeente zijn, die gratificatie eenvoudig
niet zouden krijgen. Het spreekt verder van zelf, dat de motie
van den heer van Tol, wanneer die in behandeling komt, deze
beslissing in het geheel niet beheerscht. Het komt mij voor,
dat het zeer wenschelijk is, dat de loonen van de gemeente
werklieden en dergelijke ambtenaren opnieuw worden bekeken
en geregeld en wij willen hopen, dat de motie van den heer
van Tol zeer spoedig zal worden behandeld; maar ik vind,
dat er niets tegen is, om dit voorstel van Burg. en Weth. aan
te nemen. Het kan zijn, dat ik de porté van de motie niet
begrijp, maar ik moet zeggen, dat ik met bevreemding er kennis
van heb genomenwant het gevolg van de aanneming zou
zijn, dat de menschen hunne gratificatie niet kregen, en daartoe
zou ik in geen geval willen medewerken.
De heer Vergouwen. In hoofdzaak had ik hetzelfde te zeg
gen, mijnheer de Voorzitter, wat de heer Witmans reeds heeft
gezegd. Alleen wil ik er nog in het bijzonder op wijzen, dat
in de toelichting van Burg. en Weth. wordt gezegd, dat er
binnenkort enkele werklieden zijn, die 25 jaren dienst hebben,
en derhalve zou het voor dezen wisselvallig zijn, of zij wel
zouden krijgen, wat hun is toegedacht, wanneer deze motie
uitstel zou medebrengen In het algemeen heb ik het idéé van
Burg. en Weth. ten volle toegejuicht, en ik acht het niet goed,
dat dit gecombineerd wordt met de herziening of de verhoo
ging der loonenDe motie van den heer van Tol spreekt
van herziening. Wat het voorstel eventueel van Burg. en Weth.
op dit punt zal geven, is thans nog een vogel in de lucht,
terwijl die menschen hiermede hebben een vogel in de hand,
waarmede zij dus beter af zijn Derhalve zal ik meegaan met
het voorstel van Burg. en Weth., dat dadelijk toepassing zal
vinden, en zal ik dus stemmen tegen de motie.
De Voorzitter. Ik geloof, nu wel te kunnen ingaan op
hetgeen is gezegddaar het mij voorkomtdat alles wat vóór
de motie te zeggen isen dat is niet veelin het midden is
gebracht, zoodat de voordracht van Burg. en Weth. nu ook wel
eenige toelichting kan ontvangen.
De heer van der Eist is niet precies gebleven bij het onder
werp doordat hij reeds is getreden in de mérites van het
voorstel van Burg. en Weth.maar dat is niet zoo geheel
onbegrijpelijk, omdat de opportuniteit van de motie moeilijk
is af te scheiden van de beoordeeling van de mérites van de
voordracht van Burg. en Weth. Waar het hier echter vooral
op aankomt, is, of tusschen de motie van den heer van Tol en
deze voordracht een zoodanig verband bestaat, dat beide onaf
scheidelijk ter behandeling zouden moeten worden vereenigd.
Dat nu komt mij voor, dat niet het geval is. De voordracht,
zooals die hier ligt, behoeft geen verband te houden met de
loonsherziening; het is een plan, dat reeds bij Burg. en Weth.
was gerijptlang voordat de motie van den heer Tol te berde
was gebracht, en wel, gelijk in de stukken staat, naar aan
leiding van het feit, dat op 1 April 3 brugwachters 25 jaar
als zoodanig bij de Gemeente werkzaam zullen zijn, en ook
bij Gemeentewerken onlangs een werkman zijn 25-jarig jubi
leum heeft gevierd. Dat dit zoo tegelijkertijd kwam, heeft ons
onszelf doen afvragenof ten aanzien van die werklieden niet
hetzelfde kon worden gedaan, wat reeds plaats vindt ten aan
zien van de werklieden aan de gasfabriek en bij de politie,
wanneer iemand bij die takken van dienst de Gemeente 25
jaar trouw en eerlijk heeft gediend. Dat heeft dus met eene
herziening der loonregeling weinig of niets te maken. De
heer van der Eist zegt weldat indien de loonen zullen worden
verhoogdde behoefte aan gratificaties als deze niet bestaan
zalmaar indien de loonen al zullen worden gebracht op
een hooger peildan houdt de beoordeeling van de opportu
niteit van déze zaak daarmede toch geen verband, want dan
zal toch altijd het feit, dat iemand 25 jaar dienst heeft,
worden herdacht, waarbij dus altijd de vraag zal rijzen, op
welke wijze die langdurige dienst erkend moet worden. Al
brengt men al eventueel de loonen op een hooger peildan
zal toch de vraag blijven, of eene dergelijke continuïteit van
dienstbetrekking geen aanleiding geeft tot eene bijzondere
onderscheiding vanwege de Gemeente. Daarom komt het mij
dus voor, dat er tusschen de motie van den heer van Tol
en deze zaak geen verband bestaatdus ook beide niet nood
wendig aan elkaar behooren te worden gekoppeld. Om deze
reden reeds verdient alzoo aanneming van de motie geen
aanbeveling.
Wat nu het voorstel zelf betreft, door de heeren Witmans
en Vergouwen is er reeds op gewezen, dat het eene goede
zaak is, die door Burg. en Weth. wordt aanbevolen. In ver
schillende andere gemeenten bestaat datzelfde gebruik ook,
en evenzoo komt het in het particuliere leven veel voordat
wanneer een arbeider gedurende zekeren tijd den patroon
trouw heeft gediend, hem eene gratificatie wordt geschonken,
terwijl de Hooge Regeering om diezelfde reden medailles toe
kent of onderscheidingen. Derhalve is uit dat oogpunt voor
deze voordracht alles te zeggen.
Nu wensch ik, omdat de motie van den heer van Tol is
aangeroerd en in duscussie is gebrachtnog eene mededeeling
te doendie misschien aanleiding kan geven aan den voor
steller van die motie, om zich daaromtrent uit te spreken.
Burg. en Weth. zijn op dat punt bereid tot deze verklaring.
Evenals vroeger reeds is medegedeeld, kunnen zij eene ingrij
pende herziening van de loonregeling voor de gemeentewerk
lieden niet in uitzicht stellenmaar het is hun voorgekomen,
dat er misschien aanleiding bestaat eenige wijzigingen in den
vorm van verhoogingen voor te stellen, indien mocht blijken
dat in gemeenten van ongeveer gelijken omvang als Leiden,
de loonen hooger zijn of eene andere verhouding daartusschen
bestaat, dan hier het geval is. Wanneer het verschil mocht
blijken te zijn van dien aard, dat wijziging van de loonregeling
noodig is, dan zullen Burg. en Weth. daaromtrent voorstellen
aan den Raad doenen in ieder geval zijn zij bereid een
onderzoek in te stellen en daarvan mededeeling aan den
Raad te doen.
Wellicht, dat deze verklaring, nu de motie van den heer
van Tol hier is genoemd, aan den voorsteller aanleiding geeft,
om zich hieromtrent thans nader uit te spreken.
De heer Sijtsma. Toen ik de motie mede onderteekende,
was mij juist niet bekend het feit, dat de 25 jarige dienst
vervulling voor eenige werklieden zoo nabij was, als ik nu