21
raad, waren herstemmingen noodig; bovendien
moest een tusschentijdsche stemming worden gehou
den voor een lid van den Gemeenteraad door het
overlijden van den heer Van Hoeken. Een en ander
verhoogde de uitgaven op dit artikel tot een bedrag
van 711.99. De raming was f 600.
Volgn. 88. Kosten van de bevolkingsregisters
Met het gewone bedrag van 75— kon dit jaar
niet worden volstaan, doordien verschillende nieuwe
supplement-registers moesten worden aangelegd als
gevolg van den aanleg van nieuwe straten, terwijl
andere registers opnieuw moesten worden inge
bonden. Met eene verhooging van f 51.47» kan
worden volstaan.
Volgn. 93b. Kosten van toezicht en van invorde
ring der plaatselijke belastingen, b Veranderlijke
belooningen
Uit dit onderdeel worden betaald de 4% van
de opbrengst der hondenbelasting aan den ambte
naar met het toezicht op de honden belast. Ver
mits de opbrengst dier belasting de raming met
f 630.25 overschreed, moet dit artikel met ƒ25 21
worden aangevuld.
Volgn. 118. Jaarwedden van het personeel ver
bonden aan het bureau der bouwpolitie en van
het woningonderzoek. c. Overige kosten
Het voor de volledige inrichting der administratie
ter uitvoering van de Woningwet, bij raadsbesluit
van 23 Maart 1.1. beschikbaar gestelde bedrag van
600.—bleek niet toereikend. Met eene verhooging
van f 75.zal vermoedelijk kunnen worden vol
staan.
Volgn 138. Jaarwedden der Onderwijzers Lager
Onderwijs)
Door de aanstelling van tijdelijk personeel aan
sommige scholen
51.47»
25.21
75
in verband met de toeneming
der schoolbevolking, is de raming van dezen post
te laag gebleken. Met eene verhooging van f 858.18
kan worden volstaan.
Volgn. 151. Kosten van belooningen en eereblijken
De kosten der prijsuitdeeling op de scholen der
3e en 4e klasse, bij de begrooting voor de gezamen
lijke scholen geraamd op 700.— bleken over
1905 een uitgaaf van f 731.86 te vorderen. Eene
verhooging van dezen post met f 31.86 is dien
tengevolge noodig.
Volgn. 1/2. Onderstand aan behoeftigen
De door de gemeente te verstrekken onderstand
vorderde over het jaar 1905 een uitgaaf van
f 2143.02» voor de z. g. passanten en van ƒ1848.995
aan uitkeeringen voor de verpleging in gestichten
en door vereenigingente zamen f 3992 02. De
raming bedroeg f 3100.Eene verhooging met
f 892 02 is dientengevolge noodig.
Volgn. 181. Grondlasten en personeele lasten
Deze post vorderde een uitgaaf van f 5493.23;
de raming was f 5480.
Volgn. 197. Kosten van rechtskundig en ander
deskundig onderzoek
Voor de betaling van het verschuldigde wegens
door ingewonnen rechtskundige adviezen is nog
een bedrag van f 710.27» noodig; op den betrek-
kelijken post is nog slechts f Ó.85 beschikbaar.
Eene verhooging van 709 42» is dientengevolge
noodig.
Volgn 204. Andere uitgaven,'niet tot de voren
staande behoorende
Verschillende kleine uitgaven welke uit dezen
post moeten worden bestreden vormen thans een
bedrag van f 333.05». I)e raming van dit artikel
op f 200.bleek ook ten vorigen jare reeds te
laag en is voor 1906 dan ook verhoogd. Voor 1905
wordt eene aanvulling met 140.noodig geacht.
Volgn. 204a. Kosten van de verbreeding van den
toegang tot de Rijn- en Schiekade
In de uitgaaf op dit artikel komen zoowel de
koopsom van den aan de gemeente overgedragen
grond als de overdrachtskosten voor dien grond voor.
Deze laatste hebben méér bedragen dan geraamd
werd, tengevolge van de noodzakelijk gebleken
858.18
31.86
892.02
13.23
709.42»
f 140.-
185 41»
hernieuwde kadastrale opmeting en indeeling. Ook
voor de uitvoering van het werk zelf bleek een
eenigszins grootere uitgaaf benoodigd dan geraamd
was. Het geheele artikel, op f 550.— geraamd,
zal door een en ander met ƒ185 41® moeten worden
verhoogd.
Volgn. 217. Kosten van de vergrootinq der Vee
markt 3005.
Ter voldoening van de koopsom van het weldra
aan de gemeente over te dragen perceel 2e Binnen
vestgracht 19, in de begrootingsregeling van 30
November j.l. niet begrepen, en van de kosten van
overdracht der verschillende perceelen, is eene
verhooging van den post met f 3005.noodig.
Behalve voor post Volgn. 217 welke uit geldleening wordt
bestredenzal voor de bovenstaande verhoogingen in een
bedrag van f 3271.63» moeten worden voorzien.
Hiertoe kan in de eerste plaats worden gebruik gemaakt
van het overschot op den post voor Onvoorziene Uitgaven
ten bedrage van 1191.50; voor het restant ad f 2080.13®
kunnen de ontvangstposten volgn. 25 «Schoolgelden a lager
onderwijs en volgn. 37 «Belasting op de honden", wegens
hoogere opbrengst, resp. met f 1449.88® en f 630.25 worden
verhoogd.
Wij geven U thans in overweging tot de vorenstaande
verhoogingen over te gaan, door vaststelling van den hierbij
overgelegden begrootingsstaat model C.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
NO. 48.
Leiden, 20 Februari 1906.
In verband met de wijzigingen, die de drankwet van 28 Juni
1881 bij wet van 12 October 1904 heeft ondergaan is door ons
nagegaan, welke wijzigingen of aanvullingen hierdoor in de
verordening op tapperijen, bierhuiezn, eriz. en logementen van
1 December 1898 (Gemeenteblad n°. 14), gewijzigd 23 October
1902 (Gemeenteblad n°. 25) zouden behooren te worden aan
gebracht en zulks in verband met, een te dezer zake uitgebracht
rapport van den Commissaris van Politie, hetgeen in de Lees
kamer ter inzage ligt.
Allereerst rijst de vraag, of onder de inrichtingen, waarop
de verordening van toepassing is, ook zijn op te nemen, en
wel vooral met het oog op het sluitingsuur, de slijterijen,
aangezien voor vergunningen, vóór 1 Mei 1904 verleend, de
splitsing van artikel 1, 2e lid der wet niet geldt en zoo
doende de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de houders
van slijterijen aldaar ook tappen.
De Commissaris van Politie neemt de wenschelijkheid hier
van aan; wij kunnen onsechter met dat gevoelen niet vereenigen,
ook omdat het ons niet noodig toeschijnt. Wanneer toch eene
slijterij tevens als tapperij gebezigd wordt, valt zij alreeds
onder de verordening, zoodat afzonderlijke vermelding over
bodig is, en wordt er niet getapt, waarom zoude men dan
de bepalingen der verordening op haar toepasselijk willen
verklaren
Verder acht het rapport artikel 1 der verordening overbodig,
in verband met artikel 2, le lid en artikel 34, 3e lid der wet.
Wij kunnen dat niet inzien; immers, dan zoude ten aanzien
van de inrichtingen met vergunning zulks reeds vóór de
wijziging der wet het geval zijn geweest. Waar dus onder
de ongewijzigde wet een voorschrift, als in artikel 1 bepaald,
volkomen bestaanbaar werd geacht nevens de wet, daar is
er geen enkele reden het artikel nu te schrappen. Trouwens,
het geldt hier eenvoudig een politiaire maatregel met preven
tieve strekking. Ter verduidelijking van het artikel zouden
wij echter er in wenschen te zien opgenomen, dat de kennis
geving schriftelijk moet geschieden, welke verduidelijking
alsdan ook in artikel 6 dient te worden aangebracht.
In de 3e plaats bespreekt het rapport de artikelen 11 en 38
der drankwet. In artikel 11 wordt het verstrekken van sterken
drank in het klein op den openbaren weg verboden, tenzij
het bij plaatselijke verordening is toegestaanterwijl in artikel
38 ten aanzien van anderen dan sterken drank verkoop op
den openbaren weg is toegestaanbehoudens het daaromtrent
bij plaatselijke verordening bepaalde. Aangezien nu volgens
artikel 108 der verordening op de straatpolitie onder «open
bare weg" ook stoepen worden begrepen, komt het ons ge-
wenscht voor, dat deel van den openbaren weg, hetgeen als
«stoep" beschouwd wordt, van het verbod uit te sluiten, terwijl
alsdan ter wille eener gelijkmatige regeling, het verstrekken
van anderen dan sterken drank elders dan op stoepen dient
te worden verboden. Wij kunnen evenwel, daargelaten of de
bestaande Zondagswet hierin al dan niet voorziet, geen termen
vinden, om tevens eene bepaling in de verordening op te nemen,