•20 En de hoedanigheid van het in die overuren geleverde werk zou zeker alles te wenschen overlaten! Wat meer zou er rioodig zijn om de ongerijmdheid van het verzoek aan te toonen Eindelijk vragen adressanten om het aantal dienstjaren van de stads-werk lieden te bepalen op 30. Bij een letterlijke opvatting van dit verzoek zouden de stads-werklieden op de inwilliging daarvan zeker niet gesteld zijn. Immers ontslag uit den dienst na 30-jarigen diensttijd zou zeker niet in hun voordeel zijn. Adressanten wenschen echter blijkbaar dat den gemeente werklieden, na 30-jarigen dienst, aanspraak op pensioen wordt toegekend. En zij doen het voorkomen, alsof «alle andere personen in dienst der gemeente" na 30 dienstjaren aanspraak op pensioen kunnen doen gelden. Dit nu is, gelijk U bekend is, volkomen onjuist. Behalve de vrouwelijke ambtenaren hebben alleen de agenten van politie en de lagere politie beambten en de gasstokers van de gasfabriek na 30 dienst jaren en op 55-jarigen leeftijd recht op pensioen. En voor deze catagorien van ambtenaren bestaan er voor zulk een exceptioneele bepaling zeer gegronde motieven, welke ten behoeve van de gemeente-werklieden niet kunnen worden aangevoerd. Op een verzoek van gelijke strekking van de werklieden- vereeniging »Reoht en Plicht" werd dan ook in uwe ver gadering van 29 October 1903 (zie lngek. St. n°. 322) met 22 tegen 4 stemmen afwijzend beschikt. En voor inwilliging van het verzoek om in ieder geval de pensioensbijdragen van de gemeente-werklieden niet langer dan 30 jaren te heften, valt al evenmin iets te zeggen Immers de aard zelve eener pensioensregeling brengt mede, dat men blijft bijdragen tot men recht op pensioen heeft verkregen. En bijzondere redenen waarom men de gemeente- werklieden na 30 jaren van die bijdragen zou ontheffen bestaan er niet. Integendeel, in plaats van zwaarder, zal hun de storting in die laatste tien jaren gemakkelijker vallen. Alles te zamen genomen geven wij U dan ook in over weging op alle drie door het bestuur van de Roomsch- Katholieke Werklieden-vereeniging »St. Antonius van Padua" en van het Bestuur van de Afdeeling Leiden van den Roomsch Katholieken Volksbond afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen Het Bestuur van de Roomsch-Katholieke Werkliedenver- eeniging »St. Antonius van Padua:" Onderafdeeling van den Nederl. Roomsch-Katholieken Volksbond, afdeeling Leiden en Omstreken, en het Bestuur van den Nederl. Roomsch-Katho lieken Volksbond, afdeeling Leiden en Omstreken dat zij verzoekers namens de vereenigingeri waarvan zij het Bestuur uitmaken aan Uwen Raad eerbiedig in overweging geven op een harer eerstvolgende vergaderingen ten aanzien der werklieden in dienst van de Gemeente het navolgende te besluiten en vast te stellen: 1° Afschaffing van stukwerk. 2° Afschaffing van overuren uitgenomen Zondagen Alge- meene-Christelijke feestdagen en door Burgemeester en Wethouders daarmede gelijkgestelde dagen; 3° Vaststelling van een weekloon voor vaklieden van 12. 4° Onder vaklieden te verstaan timmerlieden, metselaars, ververssmeden, tuinlieden, stratenmakers, machine drijver benoodigd voor de bediening van het Liernur- stelsel en de bewaarder van de stadshulpwerf. 5° Voor de overige stadswerklieden vaststelling van een weekloon van 10.— dat verzoekers er zeker van zijn, dat door Uwen Raad, mocht zij tot het bovenstaande sub 1 —5 kunnen besluiten, vele willekeurige handelingen uit den weg zouden worden geruimd. dat het toch maar al te dikwijls blijkt dat niet-vaklieden veel grooter weekloon ontvangen dan wei-vaklieden. dat de ongeregelde loonen niet altijd ten goede komen aan het gezin van den werkman, doch dikwijls tot schade en schande zijn, niet alleen van de personen zelf en hun huis gezinnen, maar ook van de overige stadswerklieden en van de gemeente zelf. dat verzoekers Uwen Raad er op opmerkzaam willen maken, dat de gevraagde salarisverhooging althans zeker die voor de stadswerklieden niet-vaklieden op 10.per week voor de Gemeents geen noemenswaardige finantieele bezwaren kan hebben, daar volgens het ingekomen stuk N°. 322 anno 1903 aan Burgemeester en Wethouders van de 77 stadswerklieden één een gemiddeld weekloon heeft verdiend f 7 40, en een van 9.terwijl het gemiddelde weekloon der overige 75 afwisselt tusschen 9 90 en 13.97 en één zelfs 16.52 heeft verdiend, een en ander over de drie eerste kwartalen van 1903. dat verzoekers den Raad erop willen wijzen, dat geen der leden op twee of drie na, van de Roomsch-Katholieke werk lieden-vereeniging »St. Antonius van Padua" tot heden dat gemiddelde loon van 9.90 hebben verdiend, doch dat hun loon steeds aanmerkelijk daaronder is gebleven. dat verzoekers tevens uwen Raad eerbiedig verzoeken het aantal dienstjaren der werklieden in dienst der gemeente te bepalen op 30, inplaats van op 40 jaren dat er, naar meening van verzoekers, geenerlei reden bestaat, de werklieden in dienst der Gemeente, 10 jaren langer te laten werken dan de andere personen in dienst der Gemeente dat er, mocht uwen Raad het hiermede onverhoopt niet eens zijn, in ieder geval geenerlei reden bestaat de werklieden in dienst der Gemeente 40 jaren, dus 10 jaren langer dan andere personen in dienst der Gemeente te doen bijdragen in het pensioenfonds, en verzoekers derhalve eerbiedig uwen Raad in overweging geven het aantal jaren door de werk lieden in dienst der Gemeente, bij te drage in het pensioen fonds te bepalen op 30 jaren. Re lenen waarom verzoekers uwen Raad eerbiedig verzoeken op een uwer eerstvolgende vergaderingen over de verschil lende punten in dit request aangegeven, in den door ver zoekers aangegeven zin, te beslissen. 't Welk doende enz. Het Bestuur van de Roomsch Kath Werklieden-Yereeniging »St. Antonius van Padua" J. Heemskerk Voorz. Leiden 20 Nov. 1905. Het Bestuur van den Ned. Roomsch-Kath. Volksbond Afd. Leiden en Omstreken W. de la Rivière Voorz. 11. ,T. van Kerkhof! Secr. J. Lagerberg Secr. N°. 41. Leiden, 20 Februari 1906. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden een begrootingsstaat model C, dienst 1906, strekkende: 1° tot verhooging van Volgn. 91 r>Bij voorschot te verstrekken b. kosten in zake onteigening ter besirijding van besmettelijke ziekten onder de menschenmet 120.— vermits de raming ad 30.te laag is gebleken. Deze gelden worden door het Rijk terugbetaald en de ontvangst verantwoord op volgn. 50 der begrooting sub b, welke post derhalve, in verband met deze verhooging eveneens met ƒ120.moet worden verhoogd. 2°. tot verhooging van voljn. 13Vergoeding of tegemoet koming aan onderwijzers voor huishuurmet 1400.—, ter uitvoering van het raadsbesluit van den9den November 1.1., waarbij de tegemoetkoming aan gehuwde onderwijzers boven 28 jaar wegens huishuur werd verhoogd van 50 tot 75.— per jaar; voor 53 onderwijzers op de begrooting voorkomende bedraagt, dit 1325.terwijl tot dusver nog 1 onder wijzer na de vaststelling der begrooting is gehuwd. 3o. tot aanvulling van de begrooting met een nieuw artikel volgn. 180a »Kosten van de gemeentelijke arbeidsbeurs' ten bedrage van 400.— ter uitvoering van het raadsbesluit van den 9den November tot regeling van de arbeidsbeurs. 4o. tot verhooging van volgn. 184 Kosten van brand verzekering der gebouwenmet 75,aangezien de raming wegens den in den laatsten tijd gedanen aankoop van panden te laag is gebleken Het totaal der sub 2, 3 en 4 genoemde sommen, welke door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven moeten worden gevonden, bedraagt 1875,Op laatst genoemden post is nog 9364.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden. No. 42. Leiden, 20 Februari 1906. Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden een begrootings- staat model C voor het dienstjaar 1905, strekkende tot ver hooging van de navolgende artikelenwaarvan de raming te laag is gebleken, met de daarbij vermelde sommen: Volgn. 70. Jaarwedde van den Concierge en van de boden177.83 Voor de kosten van tijdelijke hulp bij ziekte of buitengewone gelegenheden, is een bedrag van 327.83 noodig gebleken. De raming bedroeg 150.—. Volgn. 86. Kosten van verteringen ten behoeve van het bureau van stemopneming111.99 Bij de periodieke verkiezing voor een lid der 2de Kamer als bij die voor leden van den Gemeente-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 2