GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INGEIiOMEK STUKKEN. N°. 37. Leiden, den 12 Februari 1906. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deeleii, dat zij, indien de Raad besluit tot aanstelling van een Inge nieur van Gemeenteweiken, geen bezwaar beeft, tegen de begrootingsregeling, bedoeld sub 3° der voordracht van Burge meester en Wethouders, d.d. 2 Februari j.l. (Ing. St. n°. 36). Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 38. Leiden, 12 Februari 1906. Naar aanleiding van een schrijven van Burgemeester en Wethouders alhier, d.d. 12 Januari 1906 N°. 13/5, in zake de vacature in het Bestuur der gemeentelijke arbeidsbeurs, ont staan door het bedanken als plaatsvervangend lid werkman van den Heer Laterveer, heeft het Bestuur voornoemd de eer U, als candidaten voor deze vacature in alphabetische volgorde de volgende aanbeveling te doen toekomen de Heer H. BINK. Kraaierstraat. J. E. VAN DEN OÜWEELEN. - Middelweg. Beide candidaten zijn, volgens informatie, genegen de can- didatuur te aanvaarden. Namens het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs, De Voorzitter H. Paul. De Secretaris, W. S. Schutter. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 39. Leiden, 16 Februari 1906. Uit een van onzentwege ingesteld onderzoek is ons gebleken, dat de hieronder vermelde woningen om de daarbij aangegeven redenen ongeschikt zijn ter bewoning en niet door het aan brengen van verbeteringen in bewoonbaren staat kunnen worden gebracht; Brechtenpoort n°. 1, wegens den totaal vervallen toestand, het gemis van een privaat en van een schoorsteen en onvol doende toevoer van licht; Brechtenpoort n°. 4, wegens te geringe oppervlakte, vocht en het gemis van een privaat; Brechtenpoort n°. 5 wegens te geringe oppervlakte en hoogte en vocht; Slagerspoort 12, 3, 6, 18 en 19; Zakkensteeg 2, 4, 6, 8 en 10; Wolpoort 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. Danielspoort 1, 2, 3, 4, -5 en 6, alle wegens te geringe op pervlakte, vocht en onvoldoende toevoer van licht en lucht. Onder overlegging van het aan ons college uitgebracht rap port van den Inspecteur der Bouwpolitie en van het beredeneerd verslag omtrent den toestand dier woningen, door de Gezond heidscommissie uitgebracht ingevolge art. 79 der bij art. 26 van de Woningwet aangevulde Onteigeningswet, geven wij U mitsdien, ingevolge art. 18 der Woningwet, in overweging de woningen Brechtenpoort ni«- 1, 4 en 5, Danielspoort 1,2,3, 4, 5 en 6, Slagerspoort 1, 2, 3, 6. 18 en 19, Zakkensteeg 2, 4, 6, 8 en 10 en Wolpoort 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 onbewoon baar te verklaren en te gelasten, dat die perceelen moeten zijn ontruimd binnen 6 maanden, te rekenen van den dag, waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot onbewoonbaarverklaring is gehandhaafd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 40. Leiden16 Februari 1906. Wij geven Uwe Vergadering in overweging afwijzend te beschikken op de verschillende in nevensgaand adres van het bestuur van de Roomsch Katholieke Werklieden-vereeniging «St. Antonius van Padua" vervatte verzoeken. In het in de Leeskamer ter inzage liggend rapport van den Directeur van Gemeentewerken wordt omstandig uiteen gezet, waarom niet alleen die verzoeken niet voor inwilliging vatbaar zijn, maar daaraan zelfs iedere redelijke grondslag ontbreekt. Onder verwijzing naar dat rapport meenen wij ons daarom hier te mogen beperken tot een beknopt overzicht van de gronden, waarom ook naar onze meening riiet op die ver zoeken kan worden ingegaan In de eerste plaats verzoekt adressant (Üie blijkbaar alleen het oog heeft op de werklieden bij «gemeentewerken'', niet dus op die verbonden aan de gasfabriek en andere takken van dienst) «afschaffing van stukwerk." Nu zijn de straatmakers de eenige stadswerklieden, die nog stukwerk verrichten. Wel werd door andere werklieden meermalen op uitvoering van stukwerk aangedrongen, maar wegens de moeielijke controle van zulk werk en het voortdurend en nauwlettend toezicht daarvoor vereischt, kon op dat verzoek niet worden ingegaan. Daarentegen is voor straatmakers stukwerk aangewezen en dan ook elders zoowel als hier gebruikelijk. Immers de contróle, zoowel op de hoeveelheid als op de deugdelijkheid van het werk. is hier gemakkelijk en voortdurend toezicht onnoodig. De reden waarom adressanten thans ook voor deze werklieden het stukwerk wenschen te zien afgeschaft, ligt voor de hand. Het door de straatmakers verdiende hooge loon verwekt ontstemming bij andere werklieden. Men vergeet evenwel, dat wel in den zomer door de straatmakers een zeer hoog loon verdiend wordt, maar dat dit in den winter, wanneer slechts weinige uren /in December slechts 7) gewerkt wordt, zeer belangrijk daalt, terwijl hun bij vorst, wanneer niet gestraat kan worden, slechts 16 cent per uur wordt uit betaald. Bovendien is de bezoldiging van de straatmakers, die sinds 1882 van 20 tot 12 cent per M2 weid teruggebracht, thans zeker niet te hoog meer. Men ziet hier het eigenaardige verschijnsel, dat terwijl de belooning van de andere werk lieden in de laatste 20 jaren geleidelijk en belangrijk steeg, daarentegen die der straatmakers eer een verlaging onderging. Tegen een belooning van minder dan 12 cent per M2 zouden dan ook slechts minder waardige werkkrachten te krijgen zijn. Waar nu «stukwerk" voor de straatmakers de aangewezen wijze van werken is en afschaffing daarvan vermoedelijk èn voor de straatmakers èn voor de gemeente nadeelig zou blijken te zijn, kan er voor afschaffing van dit werk ook voor hen uitteraard geen reden bestaan. In de tweede plaats wenschen adressanten afschaffing van overuren en vaststelling van een vast weekloon voor de vak lieden op f 12.— en voor de overige werklieden op 10. Adressanten drukken zich echter minder juist uit. Uit de nadere mondelinge toelichting van hun verzoek, alsmede uit de in het adres uitgesproken meening, dat de gevraagde salarisverhooging voor de gemeente geen noemenswaardige financieele bezwaren kan hebben, blijkt dat zij niet de overuren, maar wel de bezoldiging dier overuren willen afschaffen. Het zal niet veel moeite kosten om de ongerijmdheid van dit verzoek aan te toonen. Blijkbaar is het ook hier de bedoeling van adressanten om ter voorkoming van onbillijkheid aan alle werklieden een even hooge belooning te verzekeren, en slechts onderscheid te maken tusschen vaklieden en niet vaklieden. Zij vergeten evenwel, dat inwilliging van hun verzoek tot de schromelijkste onbillijkheid zou voeren. Een werkman met „geen" en een werkman met «twintig" overuren 's weeks zou een even hooge bezoldiging ontvangen. Neen, zullen adres santen zeggen, het remedie ligt voor de hand. Men verdeele de overuren gelijkelijk over de verschillende werklieden. Ja, ware dit mogelijk, de loonsregeling voor de stads-werklieden zou zeer eenvoudig kunnen zijn. Maar men verliest uit het oog dat dit onmogelijk is. Waarom worden aan sommige werklieden overuren gegevenaan anderen niet Om hen boven die anderen te bevoordeelen, geven adressanten te ver staan. Maar zij weten toch inderdaad wel beter. Neen, omdat de eene werkman geschikter is voor een bepaalde taak, dan de andere, of beter werk levert, of omdat hij ijveriger is, of omdat de arbeidsverdeeling dit meêbrengt, of om welke goede reden dan ook. Adressanten zeggen, dat bij inwilliging van hun verzoek «vele willekeurige handelingen zouden worden uit den weg geruimd. En nu is het inderdaad niet onmogelijk, dat veel hun willekeur schijnt, wat toch in waarheid niets anders is dan de meest strikte onpartijdigheid. Hoe weinigen willen het zich bekennendat een ander voor een taak beter berekend is dan zij zelf. Trouwens, dat ook hier wel eens een enkele maal een onbillijkheid begaan wordt, wie zou dat willen ont kennen Maar telkens weder wordt den opzichters op het hart gedrukt bij de verdeeling van de overuren zoo gelijkmatig mogelijk te werk te gaan. En dat hier opzettelijk willekeurig zou worden gehandeld, eenig en alleen met het doel om den eenen werkman boven den anderen te bevoordeelen, dit wenschen wij uitdrukkelijk tegen te spreken. En wat zou het gevolg zijn als het verzoek van adressanten werd ingewilligd Natuurlijk de grootst mogelijke ontstem ming bij de werklieden zelf. Hij die veel, en hij die weinig werkt zou even hoog worden beloond. Even «happig" als men thans is op die overureneven natuurlijk zou men zich dan aan den arbeid in overuren trachten te onttrekken. r i'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 1