DONDERDAG 15 FEBRUARI 1906. 25 zorgers der leerlingen geen bezwaar bestaat. Het toezicht wordt opgedragen aan twee schoolartsen". De Voorzitter. Hierop is ingediend een amendement van den heer Fockema Andreae, om in plaats van het 2e gedeelte van het 1ste lid te lezen: Den van die bijzondere scholen welker bestuur verklaart, dat alle daar onderwezen kinderen aan een onderzoek zullen worden onderworpen en dat kinderen, lijdende aan ziektennadeelig of hinderlijk voor anderen, op verlangen van den schoolarts desnoods tijdelijk zullen worden verwijderd"uit het eerste gedeelte vervallen dan de woorden •nen bijzondere". De heer Fockema Andreae wil derhalve het geneeskundig toe zicht alleen dan geven, wanneer de ouders van alle op eene bijzon dere school gaande kinderen verklaren daarmede ingenomen te zijn en het onderzoek zich dus over alle kinderen daar zal uitstrekken. De heer Fockema Andreae. M. d. V Een enkel woord om het amendement toe te lichten. Het komt mij voor, dat indien een schoolarts op eene school wordt toegelaten en daar ge regeld verschijnt om een onderzoek in te stellen, dit een uiterlijk van veiligheid geeft, en ik geloof tevens, dat de ouders van de schoolgaande kinderen allicht het onderscheid niet zullen voelen tusschen eene school, waar alle kinderen worden onderzocht, en de andere, waar slechts een deel van de kinderen wordt onderzocht. Wanneer de gemeente haar schoolartsen beschikbaar stelt voor bijzondere scholenwaar niet alle kinderen aan het onderzoek worden onderworpen en waar men niet van zins is om de kinderen te verwijderen, wanneer de schoolarts het in het belang van de andere kinderen noodig acht, dan schijnt het mij toe, dat wij op die halve conditie aan die school een vlag geven, waarmede de lading niet overeenkomt, wanneer ik dit woord mag gebruiken. Men geeft dan een schijn van veiligheid aan die soholen, die ze niet hebben en ik ben er tegen, dat daarvoor de gemeentelijke schoolarts beschikbaar wordt gesteld. Men moet de bijzondere scholen geheel vrij laten, maar men stelle ze voor de keuze; of het een of het ander, gij wilt in werkelijkheid het onderzoek zoo, dat het voor de kinderen dezelfde veiligheid geeft als op de open bare school, of gij wilt het onderzoek niet. Bedenken wij eens, waar de regeling, door Burg. en Weth. voorgesteld, toe zou leiden. De vorige maal zijn wij het allen er wel over eens geweest, dat onder het belangrijkste, waar naar het onderzoek zal worden ingesteld, behoort de open tuberculose. Gesteld nu, dat op eene school eenige kinderen met open tuberculose gaan en dat juist de ouders van die kinderen uit vrees hunne kinderen thuis te krijgen van school, wanneer zij het onderzoek toelieten, zeggen: wij wenschen geen onderzoek van onze kinderen, dan zou de veiligheid voor de andere kinderen in die klassen wat betreft de open tuberculose gelijk nul zijn, en toch zou de arts daar komen en het dus den schijn hebbenalsof ook op die school de noodige veiligheid werd verschaft. Nu wil ik hierop den nadruk leggen, dat in het voorstel, dat ik heb gedaan, wordt gesproken van Deen onderzoek", daar ik natuurlijk allerminst bedoel, dat, terwijl het den ouders van de kinderen op de openbare school vrijstaat hunne kinderen te doen onderzoeken öf door den schoolarts öf door den huisarts, den ouders van de kinderen der bijzondere school de verplichting wordt opgelegd, hunne kinderen bepaald door den schoolarts te doen onderzoeken. Maar van de be sturen der bijzondere scholen moet worden geëischtdat evenals op de openbare school het onderzoek van alle kinde ren verplicht is, hetzij door den huisarts, die dan een certi ficaat geeft, hetzij door den schoolarts. En men moet zich hiertoe verbinden, dat, als de schoolarts zegtdat de tijdelijke verwijdering van een kind in het belang van de andere kin deren noodzakelijk is, men zich dan ook aan die meening van den schoolarts zal storen en dat kind dan ook inderdaad wordt verwijderd. Alleen dan is het toezicht op de bijzondere school evengoed gewaarborgd als op de openbare school, en alleen dan hebben wij het recht aan de bijzondere school een vlag te gevenwaaruit men de veiligheid kan afleiden Zietdaar de gronden, die mij hebben genoopt tot het in dienen van dit amendement, waarvan men weet, dat het denkbeeld oorspronkelijk is uitgegaan van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, maar die het ten slotte niet heeft ingediend om redenen, die ik hier niet zal uiteenzetten. Het amendement van den Heer Fockema Andreae wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De beer Aalberse. M. d. V. Ten eerste heb ik het woord gevraagd om te spreken over het artikel zelf. Het komt mij voor, dat zooals Burg. en Weth. art. 1 hebben geredigeerd, het niet weergeeft hun bedoeling. Wan neer wij de toelichting lezen, dan zeggen Burg. en Weth., dat de bedoeling is, dat alle kinderen zullen worden onder zocht, tenzij hunne ouders daartegen bezwaar maken, maar in het artikel, gelijk het wordt voorgesteld, kan ik niet anders lezen, dan dat de hoofden der bijzondere scholen eene ver klaring moeten overleggen, dat bij de ouders geen bezwaar bestaat tegen het onderzoek, hetgeen dus eigenlijk precies het omgekeerde is. Ik zou daarom willen voorstellen, dat Burg. en Weth. liever de redactie in het artikel doen luiden, zooals zij staat iu de memorie van toelichting, hetgeen voor iedereen duidelijk is. Ik geloof, dat wij het over de zaak vol komen eens zijn, maar ik meen alleen, dat de memorie van toelichting duidelijker de bedoeling van Burg. en Weth weer geeft dan de redactie van het artikel. De Voorzitter. Om misverstand uit te sluiten ik zal straks op de zaak zelf ingaan wensch ik te vragen, of de heer Aalberse voor zich heeft het gewijzigde voorstel? De heer Aalberse. Ik heb voor mij de redactie met de gecursiveerde woorden daarin, waaruit ik niet anders kan lezen, dan dat de ouders of verzorgers der leerlingen eene verklaring moeten hebben afgelegd bij het hoofd der school, dat zij tegen het onderzoek hunner kinderen geen bezwaar hebbenterwijl in de memorie van toelichting staathetgeen veel juister is, dat de ouders, die bezwaar hebben, daarvan eene verklaring moeten overleggen, waarmede dus degenen, die geen verklaring afleggen, worden verondersteld geen be zwaar te hebben. Ik zeg nog eens: wij zijn het over de zaak eensmaar in de memorie van toelichting is m. i. de be doeling duidelijker weergegeven dan in het artikel. In de tweede plaats een woord over het amendement Fockema Andreae. Ik zou bang zijn, wanneer het werd aangenomendat het aanleiding zou geven tot misverstand. Mijne opvatting was, dat wanneer de redactie van Burg. en Weth. werd aangenomen, de bedoeling dan dezelfde is als van den voorsteller van het amendement, namelijk dat, wan neer een schoolbestuur het medisch toezichtdat de gemeente beschikbaar stelt, verlangt; dan voor die school ook de be palingen moeten gelden, die de gemeente voor haar eigen scholen stelt. En dat is het eenige wat de heer Fockema Andreae verlangt, en wTanneer het niet duidelijk was, dat dit de bedoeling is, dan behoeft alleen nog te worden be paald, dat de geheele verordening ook op die scholen toe passelijk is. Ik geloof, dat dat veel duidelijker zou zijn, want ook uit het amendement van den heer Fockema Andreae krijg ik den indruk, dat het niet precies weergeeft, dat de ouders, die bezwaar hebben tegen het onderzoek van hun kind door den schoolarts, mogen profiteeren van de gelegen heid om hun kind door hun eigen medicus te laten onder zoeken; wij weten dat nu wel uit de toelichting, maar ik meen, dat dit niet in het amendement voorkomt. Ik zou Buig. en Weth. echter gaarne willen vragen, wat de bedoe ling is van hun eigen voorstel, en of ik mij hiermede kan hebben vergist, dat wanneer het toezicht van den gemeentelijken schoolarts op eene bijzondere school wordt uitgeoefend, daar dan ook de verdere bepalingen der Verordening gelden; anders toch zou ik veel gevoelen voor het amendement van den heer Fockema Andreae. De Voorzitter. Ik geloof goed te doen nu dadelijk het woord te nemen, en in de eerste plaats den heer Aalberse nader in te lichten omtrent de bedoeling van Burg. en Wetb., die, naar het mij voorkomt, uit het artikel voldoende blijkt. Ik zal daartoe aangeven, wat het groote verschil is tusschen het voorstel van Burg. en Weth. en dat van den heer Fockema Andrae. Burg. en Weth. willen, dat de bijzondere scholen, waarop, blijkens de overgelegde verklaringen, niet alle kinderen aan het onderzoek zijn onderworpen, maar enkele daarvan zijn uitgesloten volgens den wensch van de ouders dier kinderen, daarom toch niet van het sanitair toezicht zullen verstoken zijn; zij willen dus, dat daar het onderzoek zal gelden voor die kinderen, wier ouders geen bezwaar hebben tegen het geneeskundig onderzoek. In de geheele Verordening w^rdt dit bedoeld, zooals ook blijkt uit dit artikel, waar wordt gesproken vanvoorzoover daartegen bij de ouders of verzorgers geen bezwaar bestaat; dus alleen ten aanzien van die kinderen der bijzondere school, wier ouders geen bezwaar hebben, gelden de bepalingen der Verordening, maar ten aanzien van de andere kinderen gelden die bepalingen volgens Burg. en Weth. niet. Nu is het standpunt van den heer Fockema Andreae dit, dat, wanneer op de scholen, die het voorrecht van het ge meentelijk sanitair toezicht willen ontvangen, kinderen blijven gaan, wier ouders het geneeskundig toezicht afkeuren, dat dan in dat geval de andere kinderen daarvan niet moeten profitee ren, omdat die school anders een vlag krijgt, die de lading niet dekt, en omdat de aanwezigheid van de kinderen, die niet aan het onderzoek zijn onderworpen krachtens der ouderen wilnadeelig werken kan voor de andere kinderendie wel aan het toezicht zich onderwerpen. Nu hebben wij gezegd, dat dit o. i. te ver gaat. In hetgeen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 9