16
lende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen
van gemeenteambtenaren", de woorden vofbij de ftWeduwen-
zuet voor de onderwijzers 1905".
Resumeerende stellen wij u dus voor:
1°. art. 1 van de verordening van 20 Maart 1902 (Gem. BI.
n°. 6) «regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld
aan gemeente-ambtenaren" te wijzigen als boven werd aan
gegeven
2°. art. 1 van de verordening van 25 Maart '1902 (Gem. BI.
n°. 7) «regelende het verleenen van pensioen aan weduwen
en kinderen van gemeente-ambtenaren" te wijzigen als boven
werd aangegeven;
3°. aan de leeraren en leeraressen van de beide Hoogere
Burgerscholen en van de Kweekschool die tot de Rijkspen
sioenregeling toetreden, te vergoeden de door hen in de
eerstvolgende 4 jaren ten behoeve van eigen pensioen aan het
Rijk verschuldigde storting, indien en voor zoover zij zich ver
binden tot op den dag, waarop zij daartoe volgens de ge
meentelijke pensioensverordening verplicht zouden zijn geweest,
te blijven storten de thans door hen aan de gemeente voor
eigen pensioen verschuldigde bijdragen."
4°. art. 18 van de verordening van 5 Juni 1902 (Gem.
BI. n°. 10) te wijzigen als boven werd voorgesteld.
Ten slotte merken wij nog op, dat de vraag of en in hoe
verre het bedrag van f 14000.—, dat thans jaarlijks van
gemeentewege in het pensioenfonds voor weduwen en wee
zen van gemeente-ambtenaren wordt gestort, tengevolge van
de gewijzigde rijkspensioenregeling vermindering zal kunnen
ondergaan, eerst zal kunnen worden beantwoord wanneer
1°. vast staat, welke ambtenaren naar het Rijk zullen over
gaan; en 2o ingevolge art. 22 van de verordening op de
weduwen- en kinderenpensioenen de eerste wetenschappelijke
balans van het fonds zal zijn opgemaakt, hetgeen op 31
December van dit jaar zal moeten plaats hebben.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en YVeth. van Leiden.
N°. 36. Leiden, 2 Februari 1906.
Reeds sinds geruimen tijd doet zich aan de afdeeling Gemeente
werken de behoefte gevoelen aan een ambtenaar, die zoowel
den directeur als den hoofdopzichter voor een deel van hun
allengs te zwaar geworden taak kan ontlasten en ieder hunner
zoo noodig tevens kan vervangen. Ten bewijze hiervan mag
gewezen worden op het feit, dat toen vóór twee jaren den
Directeur van Gemeentewerken voor enkele maanden verlof
moest worden verleend tot herstel van gezondheid, aanstonds
tot de aanstelling van een plaatsvervanger moest worden
overgegaan, daar zonder dezen niet behoorlijk in den dienst
kon worden voorzien. En hetzelfde zou zich voordoenindien
om welke reden dan ook, de hoofdopzichter tijdelijk zijn
werkzaamheden niet zou kunnen verrichten.
Niettemin schroomde de commissie van fabricage tot dusver
met een voorstel tot versterking van het personeel van het
bureau van gemeentewerken tot ons te komen. Want hoewel
ten volle overtuigd dat alleen door zoodanige versterking de
goede en geregelde gang van zaken behoorlijk zou kunnen wor
den verzekerd en voorziening dan ook op den duur niet zou
kunnen uitblijven, deinsde zij toch terug voor de verhooging
van uitgaven, die daarmede noodwendig zou gepaard gaan.
Nog bij de behandeling van de loopende begrooting meende
zij daarom niet verder te mogen gaan dan een eventueel spoedige
indiening van zoodanig voorstel in uitzicht te stellen, waar
zij bij de steeds klimmende eiscben, welke aan de gemeente
kas worden gesteld en bij de steeds stijgende uitgavenwelke
inzonderheid voor dezen tak van dienst worden gevorderd,
geen vrijheid kon vinden reeds dadelijk op voorziening aan
te dringen. En van ons college kon moeielijk zulk een voor
stel worden verwacht, zoolang niet de commissie van fabricage
van de volstrekte noodzakelijkheid overtuigd was.
Thans evenwel mag deze toestand niet langer voortduren.
En dit om twee redenen. In de eerste plaats omdat het ge
meentebelang voorziening eischt en langere ontstentenis van
de noodige werkkracht den goeden gang van zaken zou dreigen
te verstoren. In de tweede plaats, want ook dit argument
mag zeker alleszins gewicht in de schaal leggen, omdat
de gemeente niet op den duur van een tweetal harer ambte
naren een overmatig zware taak eischen mag.
Nu zou het uit den aard der zaak niet mogelijk zijn hier
in een breede uiteenzetting te treden van de talrijke en zoo
uiteenloopende werkzaamheden, welke door de genoemde
hoofdambtenaren moeten worden verricht. Bovendien mag
Uwe Vergadering, die geregeld inzage neemt van de talrijke
rapporten over onderwerpen van zoo onderscheiden aard, als
van het Bureau van Gemeentewerken uitgaan, geacht worden
zich zelve een duidelijk beeld te kunnen vormen van de om
vangrijke taak, die dezen ambtenaren is opgedragen. Maar dit
mag ons toch niet weerhouden U kortelings te wijzen op de
groote gebreken, welke der tegenwoordige organisatie van
dezen tak van dienst aankleven, waardoor ook met de buiten
gewone inspanning, die door de betrokken ambtenaren wordt
aan den dag gelegd, toch nog niet gezegd kan worden in allen
deele in den dienst te worden voorzien.
Vooreerst wat den Directeur van Gemeentewerken betreft.
Naast de opdrachten, hem door ons college verstrekt, en
bij welker uitvoering, voor zoover zij van zuiver technischen
aard zijn, hij van alle hulp verstoken is, heeft de directeur o.a.
de volgende bemoeiingen. Opdat de dienst geen schade lijde, be
hoort hij ook zelf zoowel opzichters als werklieden te controleeren.
Gedurende den geheelen dag behoort hij toegankelijk te zijn,
zoowel om het publiek, dat hem om allerlei inlichtingen komt
vragen, te woord te staan, als om de tallooze agenten van
handelsfirma's te ontvangen, die hunne fabrikaten komen aan
bevelen. Hij is belast met het omwerken der rapportendie
van zijn ondergeschikt personeel uitgaan en hij moet toezicht
houden op het teekenwerk, waarop behalve door hem, geen
ander toezicht wordt uitgeoefend. Hoe kan het anders, dan
dat onder deze omstandigheden veelal de tijd tot, toch ook zoo
noodzakelijke, onderzoekingen in loco en tot een geregelde
controle der boekhouding moet ontbreken en dat voor het
eigenlijke wetenschappelijk werk alleen de avonduren over
blijven, waardoor ten koste van energie en gezondheid de ge
wone dagtaak tot een abnormale hoogte wordt opgevoerd.
En nu de hoofdopzichter.
Naast diens eigenlijke taak, de leiding van den zooge-
naamden dagelijkschen dienst, de controle op het personeel
en het toezicht op de uitvoering der werken, is hij belast
met alle mogelijke onderzoeken ter verzameling van de
noodige inlichtingen en gegevens ten behoeve van de aan
ons college uit te brengen rapporten, heeft hij tweemaal per
jaar gedurende een paar maanden en veelal nog tusschen-
tijds schouw te drijven over particuliere wegen en wateren,
met al de daaraan verbonden beslommeringen en rust op
hem de uitwerking van de verschillende bestekken en het
opmaken der vereischte begrootingen. Dat voor laatstgenoemden
arbeid al weder nagenoeg uitsluitend de avonduren overblij
ven, zal wTel geen nadere toelichting behoeven. Bedenkt men
dan nog, dat op het Bureau van Gemeentewerken niemand
aanwezig is, die. indien noodig, hetzij den directeur, hetzij
den hoofdopzichter kan vervangen, dan is het duidelijk, dat
hier een schakel in de organisatie ontbreekt, die niet langer
gemist kan worden, en dat tot de aanstelling van een inge
nieur bij gemeentewerken behoort te worden overgegaan.
Trouwens, indien men om zich heen ziet, hoe deze tak
van dienst in andere gemeenten is georganiseerd en tevens
rekening houdt met de uitbreiding welke de werkzaamheden
in het verloop der laatste jaren hebben ondergaan, dan moet
het veeleer verwonderen, dat niet reeds lang tot de thans
voorgestelde uitbreiding van personeel werd overgegaan, dan
dat dit voorstel thans tot u komt. Immers de meeste grootere
steden en zelfs ook enkele kleinere als Maastricht en Nijmegen
hebben reeds lang een ingenieur onder den directeur aan
de afdeeling Gemeentewerken verbonden. Maar bovendien kan
veilig worden gezegd, dat hier meer nog dan in die gemeenten,
aan zulk een ambtenaar behoelte bestaat. Slechts weinige
gemeenten toch hebben als Leiden haar stedelijk krankzinni
gengesticht en een stedelijk sanatorium, die ieder op haar
beurt de diensten van den Directeur van Gemeentewerken
behoeven. Een openbaar slachthuis missen nog verschillende
der grootere gemeenten. De openbare reiniging vormt in vele
gemeenten een afzonderlijken tak van dienst, terwijl eindelijk
de bemoeiingen van een Directeur van Gemeentewerken met
geconcessioneerde bedrijven, als de telefoon en de waterleiding,
veel grooter zijn, dan in gemeenten waar die bedrijven door
de gemeente zelf worden geexploiteerd en daardoor veelal
onder een eigen beheer zijn geplaatst.
En wat de uitbreiding der werkzaamheden betreft, zoo
behoeven wij slechts te wijzen op het steeds toenemend aantal
stratenplannen en rioleeringswerken, op de bemoeiingen welke
de Woningwet meebrengt, op die verbonden aan de uitvoering
van de Lanenverordening en op de vermeerdering van het aantal
gemeentegebouwen en eigendommen. Trouwens alles afdoende
mag een verwijzing naar het aantal rapporten worden geacht,
die jaarlijks vanwege het bureau-gemeentewerken ons college
bereiken.
In de voorafgegane jaren bedroeg hun aantal resp.:
in 1895 176
1896 228
1897 219
1898 342
1899 315
1900 291
1901 347