GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 11 INGEKOMEW STUK KEN. N°. 26. Leiden, 23 Januari 1906. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat zij, indien de Raad besluit tot het doen inlasschen van stukken in de hoofdbuizen der Duinwaterleiding op 16 nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen, geen bezwaar heeft tegen de wijze, waarop wordt voorgesteld de hiervoor benoodigde gelden te vinden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, N°. 27. Leiden, 23 Januari 1906. Den 30en April a.s. eindigt de huur van het perceel Aal markt No. 6, krachtens Raadsbesluit van 9 Februari 1905 voor den tijd van één jaar verhuurd aan de weduwe G. Karg geb. Doornaar, alhier. Aangezien de huurster krachtens het loopende contract weder voor één jaar gebonden is en bij ons college geen bezwaar bestaat de huur weder voor den tijd van één jaar te verlengen, geven wij U in overweging het perceel Aal markt No. 6 weder voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1906, te verhuren aan de wed. Karg geb. Doornaar, voor een huursom van 304.per jaar en verder onder de gewone voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 28. Leiden, 23 Januari 1906. Den 28en Februari as. eindigt de huur van de boven woning van het perceel Oude Heerengracht 3a, krachtens Raadsbesluit van 2 Maart 1905 voor den tijd van één jaar verhuurd aan A. de Mooy, boekdrukker alhier. Aangezien de huurder krachtens het loopende contract weder voor één jaar gebonden is en ons college tegen de continuatie van de huur voor één jaar geen bezwaar heeft, geven wij U in overweging de bovenwoning van het perceel Oude Heeren gracht 3a weder voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Maart 1906, te verhuren aan A. de Mooy, boekdrukker alhier, voor een huursom van 117.per jaar en voorts onder de be staande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 29. Leiden, 23 Januari 1906. Den 14en Maart a. s. eindigt de huur van het perceel Lok horststraat 20, krachtens Raadsbesluit van 12 Februari 1903 voor den tijd van 3 jaren verhuurd aan F. van der Kloot, alhier, inmiddels overleden. Krachtens het loopende huurcontract zijn de erven weder voor één jaar gebonden. Aangezien evenwel de wed. Van der Kloot, geb. Rijnsburger, het verlangen heeft te kennen gegeven het perceel weder onder de bestaande voorwaarden voor den tijd van 3 jaren in te huren en daartegen onzerzijds geene bedenkingen be staan, geven wij U in overweging het perceel Lokhorststraat 20 voor den tijd van 3 jaren, ingaande 15 Maart a. s., te ver huren aan de wed. F. van der Kloot, geb. P. Rijnsburger, voor een huursom van f 100.per jaar, en verder onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 30. Leiden, 23 Januari 1906. Ook na herhaalde overweging kunnen wij geen termen vinden U gunstig te adviseeren op het hierbij overgelegd verzoek van A. Heisterborg, adjudant-onderofficier bij ded.d. Schutterij alhier, althans voor zooveel het eerste gedeelte van dat verzoek betreft. Immers, waar Uwe Vergadering in het vorige jaar, na ernstig beraad, met aanneming van een amendement van den heer Verhey van Wijk (zie het verslag der Raadszitting van 2 Maart 1905) besloten heeft, dat de tractementen van verschil lende bezoldigde leden van de Schutterij zouden worden teruggebracht, over 1905 tot 75%, over 1906 tot 60%, en over 1907 tot 50% van de vóór 1905 genoten bezoldigingen, daar gaat het, tenzij voor inwilliging van het verzoek nieuwe argumenten zouden kunnen worden aangevoerd, o. i. niet aan ten aanzien van een der daarbij betrokkenen weder op die regeling terug te komen. Wij stellen U dan ook voor op het le gedeelte van het verzoek van adressant afwijzend te be schikken. En wat het 2e gedeelte daarvan betreft, zoo zal het uit den aard der zaak van de omstandigheden afhangen, of dit verzoek voor inwilliging zal blijken vatbaar te zijn. Wanneer na opheffing van de Schutterij of ook reeds vóór dien tijd eene betrekking bij de gemeente mocht openkomen, waarvoor adressant door ons college geschikt geacht wordt, dan zullen wij gaarne onze medewerking verleenen om hem die betrekking te bezorgen. Maar op dit oogenbliknu zulk een betrekking niet vacant is, een bepaalde toezegging te doen, kan moeielijk, ook niet van Uwe Vergadering, worden verlangd. Wij geven U dus in overweging ons te machtigen aan adressant, in antwoord op het 2e gedeelte van zijn verzoek, te berichten, dat te zijner tijd met den door hem uitgesproken wensch zal worden rekening gehouden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Antonie Heister- borg Adjudant-onderofficier bij de dienstdoende Schutterij al hier, wonende Groenhazegracht No. 10a; dat hij den 28 Februari 1905 reeds de vrijheid nam zich tot den Raad te wenden, met een tweeledig verzoek; lo. zijn salaris te mogen behouden tot dat de Schutterij geheel zal zijn opgeheven; 2o. om bij eventueele vacature, in eene voor hem ge schikt geacht wordende gemeentelijke betrekking te worden geplaatst dat echter in de zitting van den Gemeenteraad dd 2 Maart 1905 zijn tractement is gewijzigd, waardoor adressant ge durende dit jaar ƒ270 en in 1907 ƒ337,59 zal moeten missen, tengevolge daarvan zal hij niet in staat zijnzijn gezin naar behooren te onderhouden; Redenen, waarom hij op nieuw de vrijheid neemt eerbie dig te verzoeken, dat het UEdelachtbaren moge behagen zij.i request van den 28 Februari 1905 in gunstige overwe ging te willen nemen. 't welk doende, etc. Leiden, 10 Januari 1906. A. Heisterborg. No. 31. Leiden, 23 Januari 1906. Tegen de goedkeuring van het bij nevensgaand adres door H. Wiencke te 's-Gravenhage overgelegde stratenplan ten be hoeve van het terrein van de voormalige buitenplaats «Bui tenrust" bestaan, blijkens de in de Leeskamer ter inzage lig gende rapporten van den Directeur van Gemeentewerken en van de Commissie van fabricage, overwegende bezwaren. Niet alleen omdat dit plan afwijkt van het door Uwe Ver gadering vastgestelde uitbreidingsplan en aan goedkeuring van dit plan dus een wijziging van het uitbreidingsplan zou moeten voorafgaan, maar vooral ook omdat die afwijkingen van dien aard zijndat daaraan nimmer uwe goedkeuring zou kunnen worden verleend. Immers door de uitvoering van het ingediende straten plan zouden de belangen van de eigenaren der aangrenzende terreinen zeer ernstig worden geschaad. Inzonderheid geldt dit voor de eigenaren der zuidelijk aangrenzende terreinen, waar in plaats van een 15 meter breede straat, op de grens van beide eigendommen gelegen, slechts een hoogstens 8 meter breede, slechts aan ééne zijde bebouwde straat zou kunnen verrijzennog daargelaten dat een straatbreedte van 8 meter op zich zelf onvoldoende moet worden geacht. Maar ook de eigenaar van de aangrenzende noord-oostelijk gelegen ter reinen zou benadeeld worden, omdat ook de daarin ont worpen 10 meter breede straat slechts aan ééne zijde zou kunnen worden bebouwd en omdat hij bovendien alleen, de kosten van aanleg van deze straat zou moeten dragen, ter wijl, indien het uitbreidingsplan gevolgd wordt, ook de eige naar van het terrein «Buitenrust" bij den aanleg van die straat belang zal hebben. Maar er zijn ook bezwaren van algemeen en aard aan de uitvoering van het ingediende plan verbonden. Behalve dat, gelijk wij reeds boven opmerkten, daardoor in zuidelijke richting een 8 meter breede straat zou moeten komen, is ook de aanleg van 3 straten, alle zeer dicht bij elkander in de Heerenstraat uitkomende, en waarvan twee slechts aan ééne zijde bebouwd zouden kunnen worden, volkomen ongemoti-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 1