GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 5 imGKOKEir STUKKEK. N*. 16. Leiden, 8 Januari 1906. Bi] Raadsbesluit van 30 November 1905 (Zie Ingek. Stukken n°. 282) werd aan de firma Guldemond en Zoon te Lisse ver gunning verleend tot het verwijden van de Mallegatsbrug in den weg langs de Haarlemmervaart onder Noordwijker- hout. Blijkens nevensgaand adres kon evenwel door haar van die vergunning geen gebruik gemaakt worden en verzoekt zij thans een doorgraving door dien weg te mogen maken tusschen de Mallegatsbrug en de Pilarenbrug. Noch bij de commissie van fabricage noch bij ons college bestaat daartegen bezwaar, mits aan deze vergunning m. m. dezelfde voorwaarden worden verbonden, welke bij Raads besluit van 9 Februari 1905 bij de inwilliging van een verzoek van gelijke strekking van de Douairière van Lynden geb. van Pallandt werden opgelegd. (Zie Ingek. St. n°. 191.) Mitsdien geven wij U in overweging: 1°. in te trekken uw besluit van 30 November 1905, waarbij aan de firma Guldemond en Zoon te Lisse vergunning werd verleend tot het verwijden van de Mallegatsbrug; 2°. aan de firma Guldemond en Zoon te Lisse, behoudens rechten van derden, tot wederopzeggens vergunning te ver- leenen tot het maken en hebben van een doorgraving door den Haarlemmertrekvaartwegter plaatse als op de overge legde situatieteekening in rood is aangegeven, onder de navol gende voorwaarden: 1°. dat over de doorgraving een brug zal worden gelegd, voldoende aan de navolgende hoofdeischendoor vaart wijdte 4.75 M., breedte tusschen de leuningen 4 M., doorvaarthoogte hoogstens 1.57 M.-j-N. A. P., vaardiepte onder de brug hoog stens 2.20 M. N. A.P. De brug zal voorts moeten zijn samengesteld uit op palen gefundeerde gemetselde landhoofden en vleugels, ijzeren lig gers, dubbel houten dek en houten leuningen. 2°. dat met de doorgraving niet zal worden begonnen alvo rens de detailteekening van de te leggen brug de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders zal hebben erlangd; 3°. dat de opritten der brug door adressante zullen worden aangelegd en behoorlijk verhard en niet meer zullen mogen hellen dan 1 op 15; 4°. dat tijdens het maken van de brug het verkeer te land zoowel van voertuigen als van voetgangers, niet mag worden belemmerd doch de weg zoolang ten behoeve van het ver keer moet worden omgelegd. Van zonsondergang tot zonsop gang zal dit met 2 helder brandende roode lantaarns moeten worden kenbaar gemaakt; 5°. dat alle werken aan de brug behoorlijk worden uitge voerd en onderhouden tefa genoegen van Burgemeester en Wethouders, behalve de opritten der brug, die door de gemeente Leiden zullen worden onderhouden; 6°. dat voor het hebben der brug door adressante eene jaarlijksche recognitie aan de gemeente Leiden zal worden betaald van 3. 7°. dat het bestaande overpad over den berm naar het per ceel kad. Sectie B N°. 557 door en voor rekening van adres sante in Noordelijke richting worde verlegd ten genoegen van Burgemeester en Wethouders en van den eigenaar van dit perceel, en aan de gemeente Leiden worde betaald voor het rooien der stoven en het gemis van hakhout op dit nieuwe overpad een bedrag van 9 ets. per M.2 overeenkomstig het Raadsbesluit van 14 Januari 1897; 8°. dat vóór den aanvang der werkzaamheden, van welken aanvang 2 dagen tevoren schriftelijk kennis moet worden gegeven op het Bureau van Gemeentewerken, door adressante by den Gemeente-Ontvanger als waarborg voor de richtige uitvoering der werkzaamheden zal worden gedeponeerd een bedrag van 1000, zullende dit bedrag na de volledige en goedgekeurde oplevering der werken aan adressante worden teruggegeven 9°. dat deze vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór of op 1 Juni 1906 niet ten volle gebruik is gemaakt of aan de gestelde voorwaarden niet is voldaan, zullende adres sante gehouden zijn de eventueel reeds uitgevoerde werken op te ruimen en voor hare rekening den Haarlemmertrek vaartweg met bermen in den oorspronkelijken toestand en geheel ten genoegen van Burgemeester en Wethouders te her stellen. Bij niet-voldoening hieraan zullen Burgemeester en Wet houders een en ander voor rekening van adressante kunnen doen verrichten. Wij merken hierbij op, dat de voorwaarden sub 7°. en 8°. vermeld, nieuw zijn. Die sub 7° is een noodzakelijk gevolg van de plaatselijke gesteldheid. Waar tengevolge van de doorgraving een over dat gedeelte van den berm loopend over pad zal komen te vervallen, moet uit den aard der zaak ten behoeve van het heerschend erf een nieuw overpad wor den verleend. En het is niet meer dan natuurlijk, dat aan de geïneente zal worden vergoed het gemis van de voordeelen die zij dientengevolge derven zal. De voorwaarde sub 8° werd op voorstel van de commissie van fabricage aan de voorwaarden toegevoegd ten einde een behoorlijke uitvoering van het werk te verzekeren. Meermalen bleek het bij de uitvoering van werken als dit wenschelijk, dat de gemeente een middel in handen hebbe om de uitvoering van het werk te bespoedigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren, Geven met verschuldigde eerbied te kennen: Guldemond en Zoon Bloemisten te Lisse »dat zij Uw geacht college dank zeggen voor de toestemming hen verleend voor het mogen verbreeden van de Mallegatsbrug. »dat zij echter door omstandigheden geheel onafhankelijk van hun wil, tot hun spijt van deze vergunning geen gebruik kunnen maken. «Reden waarom adressanten Uw geacht college beleefd verzoeken hen thans vergunning te willen verleenen tot het mogen leggen van een nieuwe brug, tusschen de Mallegats brug en de Pilarenbrug, ongeveer in het midden, geheel volgens bijgaand plan en teekening. Adressanten verzoeken Uw geacht college beleefd, om, in dien eenigzins mogelijk, deze aanvrage spoedig in behandeling te willen nemen, daar zij alle andere toestemming reeds ver kregen hebben, opdat spoedig mei het graven van de door vaart naar hunne af te zanden terreinen een aanvang gemaakt kan worden, waardoor vele arbeiders in den winter voor werkeloosheid behoed zullen worden. Hopende het Uw college moge behagen op hun verzoek goedgunstig te beschikken, 't welk doende, Guijiemond en Zoon. Lisse, 23 December 1905. NJ. 17. Leiden, 9 Januari 1906. Den len December 1.1. expireerde het met den heer A. W. Sijthoff gesloten contract betreffende de plaatsing in het Leidsch Dagblad van alle vanwege het gemeentebestuur ge dane bekendmakingen. Pogingen door ons in het werk gesteld om den heer Sijthoff te bewegen het contract voor den tijd van 3 jaar onder de oude condities te vernieuwen, hadden niet het gewenschte gevolg. Slechts onder voor de gemeente meer bezwarende condities bleek deze daartoe bereid. Tntusschen is de heer Sijthoff krachtens de bepalingen van het oude contract verplicht dat contract alsnog gedurende één jaar te continueeren, bijaldien de gemeente dit verlangt. In het vertrouwen dat wij er in zullen slagen in den loop van dat jaar den heer Sijthoff te bewegen de plaatsing van publicaties in het Leidsch Dagblad alsnog onder voor de gemeente minder bezwarende voorwaarden op zich te nemen, geven wij u daarom in overweging te besluiten aan den heer Sijthoff weder voor den tijd van één jaar, welke gerekend wordt te zijn ingegaan op 4 December 1.1. op te dragen de plaatsing in het Leidsch Dagblad van alle vanwege het ge meentebestuur bekend te maken aankondigingen, tegen be taling door de gemeente van 3 cents per regel en overigens onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 1