172 DONDERDAG 9 NOVEMBER 1905. aandacht van den heer Aalberse is ontgaan, dat er een paar weken geleden is ingekomen een adres van den Leidschen Bestuurdersbond, waarbij hetzelfde wordt gevraagd, wat het amendement thans voorstelt. De heer Aalberse kon dus wel iets meer van deze zaak geweten hebben. De heer Aalberse. De zaak zelve, de benoeming door de Kamers van Arbeid, is natuurlijk niet nieuw. Ik geloof niet, dat ergens de quaestie van een arbeidsbeurs ter sprake is gekomen, of ook die quaestie van benoeming door de Kamers van Arbeid is daarbij behandeld. Daarover heb ik het dus niet. Ik heb het alleen over het amendement, een amende ment van 16 regels druks. Iedereen begrijpt toch, dat men niet alleen stemt over het gronddenkbeeld, dat in zulk een amendement belichaamd is, maar ook over de formuleering. Inmiddels hebben wij gezien, dat door 't amendement in het artikel eene wijziging zal worden gebracht in het eerste lid, welke, zooals de Voorzitter heeft aangetoond, absoluut over bodig is. Dat wij een adres hebben ontvangen van den Leid schen Bestuurdersbond was mij volkomen bekend, maar de heer Witmans zal toch, evenmin als ik, geweten hebben, dat het amendement, geformuleerd als het nu is, heden zou inkomen. De Voorzitter. Eigenlijk is het geen amendement, maar een zelfstandig voorstel, omdat het geheel ingaat tegen het stelsel van het artikel. Met goedvinden van de Vergadering zal ik het echter als een amendement beschouwen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Van der Vlugt, Bots, de Goeje, van der Lip, Le Poole, Hasselbach, P. J. Mulder, Driessen, Vergouwen, Bosch, A. Mulder, Timp, Korevaar, Juta, de Vries, van Hamel, Meuleman, Aalberse, Fockema Andreae, Reimeringer en van Tol. Voor stemmen de heeren: Zwiers, Fokker, Sijtsma, de Boer, Witmans, van Gruting en van der Eist. Art. 2 gewijzigd overeenkomstig het door Burg. en Weth. overgenomen amendement van de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 3 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 4, luidende: »Be dagelijksche leiding van de arbeidsbeurs wordt opge dragen aan een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gemeente-ambtenaar. Deze staat het Bestuur als secretaris ter zijde." Hierop is ingediend een voorstel van de heeren Sijtsma c.s., om art. 4 te doen vervallen en daarvoor te lezen: »De dagelijksche leiding van de Arbeidsbeurs wordt opge dragen aan een door den Raad aan te wijzen gemeente ambtenaar uit een dubbeltal door het bestuur aangeboden. Voor de eerste maal wordt deze ambtenaar rechtstreeks door den Raad benoemd. Deze staat het bestuur als secretaris ter zijde." De heer Fockema Ande^:. M. d. V. Ik heb de opdracht van de commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen om dit amendement te ontraden. Het komt der commissie toch voor, dat de bestuurders van de Arbeidsbeurs als zoodanig niet bekend zullen zijn met de werkzaamheden van de verschil lende gemeente-ambtenaren, en het hun dus ook niet moge lijk zal zijn te beoordeelen met de werkzaamheden van wel ken gemeente-ambtenaar deze functie is overeen te brengen. Het kon den bestuurders van de Arbeidsbeurs weieens in de gedachte komen, het tweetal te doen bestaan uit den Gemeente-secretaris en den Commies-redakteur, en ik be twijfel, of dat wel goed te rijmen zou zijn met de werk zaamheden van die heeren. Ik geloof inderdaad, dat Burg. en Weth. in deze den goeden weg hebben ingeslagen en dat wij daarvan niet moeten afwijken door aanneming van het amendement. De heer van der Elst. Dit amendement heeft zijn bron in denzelfden gedachtengang, als die daar straks door mij met weinig succes verdedigd is, namelijk, dat de persoon, die daar de dagelijksche leiding heeft, volkomen het vertrouwen moet hebben van de patroons en de werklieden beiden. En nu hebben wij dit amendement niet voorgesteld als terug slaand op de punten 2 en 3 van de voordracht van Burg. en Weth., omdat wij deze zaak willen zien geregeld, afge scheiden van de vestiging van de Arbeidsbeurs aan de stadswerf en van den persoon, die daar op het oogenblik aan het hoofd staat. Burg. en Weth. hebben met geen enkel woord gemotiveerd, waarom de stadstimmerwerf wenschelijk is als plaats van vestiging en waarom de bewaarder daar zou zijn de geschikte persoon voor de dagelijksche leiding van de arbeidsbeurs. Wij meenendat de Raad nog eens moet kunnen overleggen, wie daarvoor nu wel in aanmerking zou kunnen komen. Daarom meen ik, dat het een billijk ver zoek is, dat wij ons niet dadelijk zullen behoeven te binden aan de stadswerf en aan den ambtenaar, die daar aan het hoofd staat. De Voorzitter. Als ik het wel begrijp, heeft de heer van der Eist of een van zijn medevoorstellers zich niet begeven in de verdediging van hun systeem, dat aan anderen buiten het bestuur zal worden opgedragen de benoeming van den gemeente-ambtenaar, die met de leiding zal zijn belast en tevens als secretaris zal moeten optreden. De heer Fockema Andrese heeft op juiste gronden aangetoond, dat het niet aangaat om de aanwijzing van een ambtenaar, die onder onze dagelijksche leiding werkt, op te dragen aan derden, omdat deze niet kunnen beoordeelen, welke de geschikte persoon is, wijl men daartoe de gelegenheid en den tijd mist. Dat beginsel heeft dan ook totnogtoe geen mondelinge verdediging gevonden, waarom ik er ook niet verder op zal ingaan, maar alleen con stateer, dat wij daartoe niet kunnen medewerken, omdat hetgeen het amendement in deze wil, eene verkeerde regeling zou zijn. Wat betreft de aangevoerde reden voor het amendement, dat men niet wenscht te praejudicieeren omtrent de plaats waar de beurs zal worden gehouden en de keuze van den ambtenaar, die de dagelijksche leiding zal hebben, ik meen, dat die grief van den heer van der Eist niet gemotiveerd is. Waarom is door ons de stads-timmerwerf gekozen? Omdat het voor de hand lag, dat die plaats als de meest geschikte in aanmerking kon komenen indien men dat lokaal neemt, dan ligt het voor de hand, dat, wanneer de gemeente daar een geschikt administratief persoon heeft, de zaak op de meest geschikte en de goedkoopste wijze kan worden opgelost door dien beambte het beheer van de beurs op te dragen. Dat zijn de argumenten, die ons daartoe hebben bewogen, en ik ge loof, dat dat ook in de voordracht met zoovele woorden is te lezen. Wij wisten geen geschikter lokaal te vinden dan dit lokaal, en wanneer dat is bepaald, dan ligt het voor de hand, dat, wanneer daar een ambtenaar is, die daartoe geschikt is, die ook kan worden belast, met gedurende den proeftijd de leiding van de beurs op zich te nemen. De heer van der Elst. Ik heb de bezwaren van den heer Fockema Andreae gehoord, maar ik kan ze volstrekt niet deelen. Wanneer men eenmaal een Bestuur heeft, zie ik niet in, waarom dit niet zou kunnen oordeelen over de per sonen, die onder dat bestuur werkzaam zullen zijn. Wat betreft de localiteit, is door gezegd, M. d. V., dat dit lokaal geschikt zou zijn. Ik ben van meening, dat de Stadstimmerwerf alleen daarom niet geschikt is, omdat zij niet ligt in het centrum van de Gemeente en het is wenschelijk, dat een dergelijk lokaal gemakkelijk is te bereiken, dus gevestigd wordt bijv. in de buurt van het Stadhuis. De Voorzitter. Wie of wat geschikt is of niet geschikt, is eene subjectieve meening. Wij zijn van meening, dat de Gemeente geen geschikter lokaal heeft dan de Stadstimmer werf. Nu moge het waar zijn, dat het eenigszins uit het centrum van de stad ligt, in tijden van werkloosheid komt het er voor de werklieden toch niet zooveel op aan, of zij een paar passen verder loopen. Dat is dus niet zulk een groot bezwaar. De heer van der Vlugt. M. d. V. Ik zou wel even eene vraag willen doen naar aanleiding van de toelichting, zoo even door U omtrent het voorstel van Burg. en Weth. gegeven. Als ik uwen gedachtengang goed heb begrepen, dan komt die hier op neder, dat Burg. en Weth. eerst hebben gezocht naar een geschikt lokaal en dat geschikte lokaal was de Stadstimmerwerf. Toen hebben zij gezegd: wanneer het aankomt op de keuze van den man, die belast zal zijn met de dagelijksche leiding van de arbeidsbeurs, dan ligt het voor de hand, dat wij daarvoor nemen den man, die op de Stadstimmerwerf tehuis is. Het kan zijn, dat uwe bedoeling eenigszins anders is geweest, maar in elk geval geloof ik, dat hetgeen ik hier zeg, uw betoog in het wezen der zaak juist wedergeeft. Nu komt het mij voor, dat indien dit werkelijk de gedachtengang van Burg. en Weth. is geweest, zij begonnen zijn met het einde en geëindigd zijn met het begin. Het is herhaaldelijk gezegd, dat wij hier staan voor eene proef. Maar juist omdat het hier eene proef geldt, moeten de condities waaronder de proef zal genomen worden, zoo gunstig mogelijk worden gesteld. Welnu, dan komt het mij voor, dat in de eerste plaats moet gezocht worden naar den meest geschikten persoon. Dit behoort op den voorgrond te staan. En daarom zou ik deze vraag willen doen: is werkelijk de keus van Burg. en Weth. in hoofdzaak op dezen persoon gevallenomdat hij nu eenmaal annex

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 10