134 Inwilliging van het verzoek om verlaging van de slacht- gelden is niet mogelijk en ook niet noodig. Niet noodig om dat hier de slachtloonen niet hooger zijn dan elders; niet mogelijk omdat inwilliging van het verzoek aan de gemeente jaarlijks op /'6000.— zou te staan komen en het slachthuis geen vermindering van inkomsten dragen kan. Eindelijk zal Uwe Vergadering zeker geen termen aanwezig achten oin thans weder tot een verlaging van de belasting voor het gebruik der koelcellen over te gaanwaar eerst kort geleden tot verhooging besloten werd, omdat het vorige tarief te laag was. Bovendien is het tarief hier niet hooger dan elders. Wij geven U dus in overweging op alle punten van het verzoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden den September 1905. Aan den Raad der gemeente Leiden EdelAchthare lleeren De Leidsche Varkensslachtersvereeniging, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 14 December 1901 No. 56, neemt beleefdelijk de vrijheid zich tot, UEdelAchtbare te wenden met het verzoek: ten eerste: om, Uwe volle aandacht te schenken, aan het fijt, dat, wij, Leidsche slagers, sinds eenige maanden, in veel ongunstiger conditiën verkeeren dan onze Utrechtsche Collega's, omreden, dat het vleesch van dieren, behebt met Cronische algemeene tuberculose, hier wordt afgekeurd, en eerst na sterilisatie, tot de consumtie wordt toegelaten, wat natuurlijk groote schade op levert voor ons slageis, terwijl bovenbedoeld vleesch te Utrecht onvoorwaardelijk wordt goedgekenrd; hier aan willen wij toevoegen, dat wij nooit zullen vragen, vleesch, dat schadelijk is voor de gezondheid tot de comsumtie toe te laten, maar ook nooit zullen wij aannemen, dat een Directeur, tevens buitengewoon Leeraar aan de Rijks Vee artsenijschool te Utrecht vleesch zal goed keuren dat schade lijk voor de gezondheid is, en er eene gemeente van honderd duizend zielen aan wagen zal; alle redenen waarom wij U beleefd doch dringend verzoeken hier een grondig onderzoek naar in te willen doen stellen ten tweede: Verzoeken wij U de slachtgeldenmet inbegrip van keur- gelden, thans 1,80 per varken, te stellen op ƒ0.80 per varkenom reden de tweejarige ondervinding heeft bewezen dat, al zijn de varkens prijzen voor de slagers gunstig te noemende lasten te zwaar zijngaarne willen wij even opmerken, dat een Spekslager(tje) met een verkoop van drie Varkens per week op heden moet betalen aan slachtgeld; 3 Varkens per week of 150 per jaar a ƒ2 00 (het slachtgeld is wel ƒ1.80, doch met inbegrip van stalgeld, wagenhuur enz., wordt het minstens ƒ2.00) 300.=, hierbij een koelcel ad ƒ60360.= of 7.= per week, nu wil toch zeker de warmste voorstander van Abattoirs, niet gelooven dat zoó iemand den Abattoir lasten, 7per week kan missen, en waar nu aangenomen wordt dat de oprichting van een Abat toir de gemeenschap ten goede komt, wat betreft de goede vleeschkeuring, opruiming van slachthuizen in de gemeenten, verschoond zijn van vervoer aan slachtvee door de gemeente enz.; is het toch zeker ook wel te billijken dat dan ook de ge meenschap voor al deze voorrechten, eenige lasten draagd en niet wil, dat, voor het genot van den een, den ander te gronde gaat, redenen waarom wij U dan ook een gunstige beschikking verzoeken en deze met het volste vertrouwen te gemoet zien. ten derde: Verzoeke wij U de prijs van de Koelcellen op 10. per meter terug te brengen, daar het dit jaar voldoende gebleken is, dat vele Slagers van het eenige genot, dat een Abattoir oplevert, namelijk de Koelcel, verstoken moesten blijven om dat de prijs te hoog is, en het is toch zeker treurig te noemen, dat zij, welke de koelcel haast het meest noodig hebben, om reden zij bij niet veel slachten lang moeten winkelen met het zelfde vleesch, ook om dat zij niet kunnen slachten, wanneer dat hun, met het oog op hun verkoop, en bij warm weer het beste uitkomt, (de Abattoir is nog steeds te veel gesloten), zich dit jaar zonder koelcel hebben moeten behelpen, iets, wat zeer zeker de zaken schade doet, en dat er onder hen die wel een koelcel hebben ge huurd, ook zijn, die het meerdere geld, dat zij dit jaar moeten betalen (100%) zeker beter hadden kunnen gebruiken, behoeft zeker wel geen verderen uitleg, als men weet wat er onder de Spekslagers, in de laatste maanden is gepasseerd. Ver trouwende, dat U.Edel Achtbare Heeren, ook den Spekslager een behoorlijk bestaan wil helpen verzekeren, zien wij ook op dit verzoek eene gunstige beschikking te gemoet, niet hoopende dat U zich zal laten leiden door, uitroepen van «Slagers verdienen geld genoeg", of, «alwat de slagers vragen is maar om de Abattoir tegen te werken", maar, onder de verzekering dat wij dit vragen, om in het onderhoud van onze gezinnen te kunnen voorzienbevelen wij ons adres ten zeerste aan. Met de meeste Hoogachting Namens de Leidsche Varkensslachtersvereeniging De Voorzitter P. .1. H. van den Berg. De Secretaris. H. v. Luijken. N°. 2G0. Leiden, 31 October 1905. Zooals u bekend is werd door J. J. van Tertholen en 42 andere gehuwde onderwijzers boven 28 jaar tot Uwe Vergadering het verzoek gericht de tegemoetkoming in de huishuur, bedoeld bij art. 26 sub 8 niet art. 45) der wet op het Lager Onder wijs, «tot een zoodanig bedrag te willen vaststellen, dat die beter overeenkomt met den stand die Leiden als gemeente en de onderwijzers als ambtenaren der gemeente behooren in te nemen." Dit adres werd door de mannelijke hoofden van de openbare lagere scholen dezer gemeente ondersteund. Daarentegen gaf het aan de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers aanleiding u te verzoeken, «zoodanige beschikking te nemen, dat die tegemoetkoming ook worde toegekend aan alle ongehuwde onderwijzers en onderwijzeressen die den leeftijd van 28 jaar bereikt hebben." Deze verschillende adressen worden hierbij aan Uwe Ver gadering overgelegd. Voorts werden door den Arrondissements-Schoolopziener een tweetal missives tot Uwe Vergadering gericht, in een waarvan het verzoek van J. J. Tertholen c. s. warm wordt ondersteund, terwijl in het andere de bij het verzoek van de Afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers gevoegde toelichting aan kritiek wordt onderworpen. Deze missives zijn in de Leeskamer ter inzage neergelegd, benevens het te dezer zake uitgebracht advies van de Plaat selijke Schoolcommissie. Met deze commissie en den schoolopziener komt het ons voor, dat voor eene verhooging der tegemoetkoming aan hen die daarvoor reeds thans in aanmerking komen wel termen aanwezig zijn. Immers met de vraag of de bepaling sub 8 van art. 26 der Wet op het Lager Onderwijs al dan niet terecht door den wetgever in de wet werd opgenomen, een vraag die door de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers ontkennend wordt beantwoord, hebben wij ons hier niet in te laten. De wettelijke bepaling is er en behoort dus te worden geëerbiedigd en dan kan voor den gemeentelijken wetgever alleen de vraag rijzen of het wettelijk minimum der tegemoetkoming in een bepaalde gemeente al dan niet behoort te worden overschreden. Ten onrechte echter zou bij de beoordeeling dezer vraag een beroep worden gedaan op hetgeen ten aanzien van de vergoeding van huishuur voor de hoofden der scholen is bepaald. Daar toch geldt het een vergoeding en het volle bedrag der huishuur voor een aan een schoolhoofd passende woning moet dus aan dezen worden vergoed. De wetgever heeft alleen uitgemaakt, dat in geen enkele gemeente van ons land die vergoeding minder dan /'15Ü.zal kunnen bedragen omdat wel nergens voor een geringer bedrag een voor een hoofd der school geschikte woning zal zijn te verkrijgen. Maar voor de gehuwde onderwijzers boven 28 jaar geldt het een tegemoet koming in de huishuur en of die meer of minder moet be dragen hangt niet alleen van de huurprijzen der woningen af maar ook van de salarisregeling in het algemeen. Wanneer dus adressanten de vergelijking maken dat de vergoeding van huishuur voor de hoofden der scholen hier ter stede f 200.meer bedraagt dan het wettelijk minimum, terwijl de tegemoetkoming in huishuur aan gehuwde onderwijzers slechts gelijk is aan dat wettelijk minimum, dan gaat die vergelijking ten eenenmale mank. In ieder geval wordt daar mede niets bewezen. En wanneer dan ook in 1902 Uwe Vergadering op ons ad vies de tegemoetkoming op het wettelijk minimum bepaalde, en ondanks daartegen door het college van Gedep. Staten geopperde bedenkingen bij dat besluit meende te moeten volharden, dan deed zij dat omdat bij de nieuwe salarisregeling voor de onderwijzers toch reeds zulk eene belangrijke ver betering in de financieele positie der onderwijzers werd ge bracht en termen om nog bovendien de tegemoetkoming in huishuur, een nieuwen factor, toen voor het eerst in de salaris regeling opgenomen, boven het wettelijk minimum te verheffen, niet aanwezig werden geacht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 4