DONDERDAG 12
OCTOBER 1905.
135
stelsel, want ik houd het er voor, dat wie in de kas van
Toonkunst kijkt, een zonderling idee zou krijgen van haar
als Maatschappij, die uit winstbejag concerten gaf. Het is
dan ook moeilijk vol te houden, dat zij dit doet. Zij beoogt
geen winste, maar verheffing van den kunstsmaak.
Men kan ook moeilijk zeggen, dat de lezingen in het Volks
huis, politieke lezingen of stichtelijke lezingen worden ge
houden uit winstbejag, en die worden bij het aannemen van
het amendement terecht van het betalen van belasting vrij
gesteld.
De heer Meuleman. Rc zou mij niet kunnen begrijpen, dat
iemand, die voorstander is van deze belasting, zou kunnen
stemmen voor het amendement van den heer Vergouwen,
want bij aanneming daarvan vervalt een van de grootste
bronnen van inkomsten. Verder zou ik willen vragen, waarom
wij toch zoo ontzettend lang over dit artikel moeten praten,
waar de praktijk in Groningen, Nijmegen en Amsterdam
allang heeft bewezen, dat er ten aanzien van de toepassing
van eene dergelijke belasting nooit moeilijkheden zijn gerezen.
Mij dunkt, iemand, die de zaak kalm beschouwt, zal begrij
pen, dat aan den ambtenaar met de uitvoering belast of
aan Burg. en Weth. in deze eenige vrijheid moet worden
gelaten om de Verordening zoo toe te passen als bedoeld is.
De heer Vergouwen. M. d. V. Waar ik meen opgemerkt
te hebben, dat de algemeene geest in de Vergadering tegen
mijn amendement isneem ik de vrijheid om het in te trekken
hoewel ik mij niet. vereenigen kan met de argumenten, waar
mede TJ het hebt bestreden.
De Voorzitter.' Aangezien het amendement door den heer
Vergouwen is ingetrokken, maakt het verder geen onderwerp
van beraadslaging meer uit.
De heer van der Lip heeft verder nog een amendement voor
gesteld, om het woord «voordrachten" te doen vervallen.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Lip. M. d. V. Nog een enkel woord tot
toelichting van mijn amendement. De heeren kennen mijn
bezwaar tegen het woord: «voordrachten" en daarom kan ik
kort zijn. Men heeft mij tegemoet gevoerd, dat het zich
amuseeren eene quaestie van smaak is; de een geniet hierbij
en de ander daarbij. Dat is waar, maar dat geldt, zou ik
zeggenvoor genietingen en dan had de Verordening moeten
lieeten eene Verordening regelende de belasting op openbare
«genietingen." Er is wel degelijk onderscheid tusschen een
genieting en een vermakelijkheid. Men heeft in ieder geval
eene interpretatie gegeven van het woord «voordrachten,"
waarmede ik mij niet kan vereenigen, omdat daardoor onder de
verordening zullen vallen lezingen, die m. i. niet belastingplichtig
behooren te zijn, omdat het niet zijn openbare vermakelijk
heden. Ik zie echter geen kans om een redactie aan de hand
te doen, waardoor aan mijn bezwaar wordt tegemoet gekomen,
en daarom komt het mij het beste voor, eenvoudig het woord
«voordrachten" te schrappen, temeer omdat wanneer ik mij
niet zeer sterk vergis, in de Verordening van de gemeente
Groningen dit woord ook ontbreekt.
De Voorzitter. Wij hebben deze redactie overgenomen
uit de Verordening van Amsterdam, waar tegen deze redactie
geen enkel bezwaar is gerezen. Dat in de redactie van het
Groningsche artikel het woord «voordrachten" niet voorkomt,
vindt zijn grond hierin, dat in het artikel eene veel breedere
omschrijving wordt gegeven van hetgeen wordt verstaan
onder openbare vermakelijkheden; daar worden verschillende
zaken genoemd, die naar het algemeen gevoelen vallen onder
de rubriek „voordrachten". De heer van der Lip zegt, dat
naar zijne meening voordrachten als door mij genoemd, niet
vallen of kunnen vallen in de termen van openbare verma
kelijkheden, maar die uitlegging van den heer Van der Lip
omtrent openbare vermakelijkheden kan ik in deze niet aan
nemen, en ik zie met name geen reden voor het verschil,
dat hij aanneemt tusschen openbare genietingen en openbare
vermakelijkheden. In elk geval, wanneer het woord «voor
drachten" uit het artikel wordt weggelaten, dan wordt de
deur opengezet voor allerlei ontduiking.
Nu zegt men wel, dat de toepassing niet veel zal kunnen
leeren, maar die geeft juist alles. De heer Fockema Andreae
heeft nog opgemerkt, dat de redactie bij een belastingveror
dening nog meer er op aankomt dan bij een strafverordening,
omdat daarbij zooveel wordt overgelaten aan de ambtenaren
maar dat is evenzeer het geval met een strafverordening,
waaromtrent ook nog meer voeling moet worden gehouden
met de autoriteiten, die met de handhaving zijn belast. Ik
stel mij voor, dat wanneer zich het geval voordeed, dat er
twijfel kon bestaan, de ambtenaar zich zou wenden tot Burg.
en Weth., die dan zelf de toepassing ter hand zouden nemen.
Voor alle gevallen kan de Verordening natuurlijk geen om
schrijving geven, en daarom meen ik, dat de controle over
de toepassing aan Burg. en Weth. veilig kan worden over
gelaten en dan het gevaar voor vexatoire toepassing volkomen
geweerd zou zijn.
Teneinde alle misverstand te voorkomen, wil ik, alvorens
het amendement van den heer van der Lip in stemming te
brengen, nog even opmerken, dat de voordrachten, waarop
de heer van der Lip doelt, zeer zeker volgens onze uitleg
ging niet onder de Verordening vallen, daar zoodanige voor
stellingen of vertooningen daaronder vallen, welke worden
gegeven om daarmede winst te behalen, dus ten aanzien van
welke er geen enkele reden is om die buiten de Verordening
te doen vallen. De heer Fockema Andreae heeft gezegd, dat
indien men in de kas van Toonkunst keek, men wel zou
zien, dat er geen winst werd behaald; maar daarop komt
het hier niet aan, de vraag is of het doel is voordeel te be
halen, en het is wel zeker, dat indien de vereeniging met
het geven van concerten eenig geldelijk voordeel kon behalen,
zij dat zeker doen zou.
De heer Fockema Andrew. Maar dan wil ik toch nog zeggen
mijnheer de Voorzitter, dat U het recht mist dit artikel te
interpreteeren alsof alleen worden bedoeld vertooningen enz.
uit winstbejag gegeven, zonder er dat ook in te schrijven.
Zooals het artikel nu luidt, staat er van winstbejag geen
woord in en mag dus op die bedoeling niet worden gelet.
En u zult wel niet willen volhouden, dat de concerten van
Toonkunst worden gegeven uit winstbejag. In elk geval staan
uwe woorden er niet in, en of u nu al zegt: wij denken
alleen daaraan, wanneer Burg. en Weth. dat willen, dan
moeten zij het er in schrijven.
De Voorzitter. Dan wensch ik toch nog wel op te merken,
dat in art. 2 wordt gesproken van een persoon als «onder
nemer", dus van iemand, die bedoelt winst te behalen.
De heer Fockema Andrezë. In art. 1 staat: hetzij tegen
betaling, hetzij om niet, dus dat sluit toch alle winstbejag uit.
De Voorzitter. Wanneer iets dergelijks om niet geschiedt,
is geen belasting verschuldigd.
De Fockema Andreae. Neen, maar dan is het toch een
openbare vermakelijkheid.
De Voorzitter. Maar vrij van de belasting.
De heer Fockema Andre/e. Het winstbejag zit niet in de
openbare vermakelijkheid.
De heer Witmans. Wanneer het amendement van den heer
van der Lip wordt aangenomen, dan zullen ook de voor
drachten, die uit winstbejag gegeven worden, er buiten vallen,
en dat is de bedoeling niet. Ik moet zeggen, dat ik veel
gevoel voor het bezwaar van den heer van der Lip, maar
toch zal ik om die reden niet voor zijn amendement stemmen.
Het amendement van den heer van der Lip wordt in stem
ming gebracht en met 15 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: P. J. Mulder, A. Mulder, Wit
mans, van Tol, Driessen, de Boer, Sytsma, Timp, Meuleman,
Juta, Korevaar, Aalberse, Le Poole, Bosch en Vergouwen.
Voor stemmen de heerenHasselbacli, van der Vlugt, Zwiers,
Fockema Andreae, de Goeje, Paul, Reimeringer, van Gruting,
van Hamel, de Vries, van der Lip, Fokker en van der Eist.
Volgens brengt de Voorzitter artikel 1 in stemming; de
stemmen staken.
Voor stemmen de heeren: P. J. Mulder, A. Mulder, Wit
mans, van Tol, Driessen, Sytsma, Timp, Meuleman, Juta,
Korevaar, Aalberse, Le Poole, Bosch en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: Hasselbach, van der Vlugt,
Zwiers, de Boer, Fockema Andreae, de Goeje, Paul, Reime
ringer, van Gruting, van Hamel, de Vries, van der Lip,
Fokker en Vergouwen.
De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, zal de her
stemming in eene volgende vergadering moeten plaats hebben
eri wordt de verdere behandeling van de verordening even
eens tot de volgende vergadering uitgesteld.
XIX. Verzoek van de vereeniging Rembrandt Harmensz
van Rijn om vergunning tot oprichting van een monument
ter nagedachtenis van Rembrandt, aan den ingang van den
Witten Singel.
(Zie Ing. St. n°. 222).
De heer Fokker. M. d. V. In de voorwaarden, waarop aan
de Vereeniging zal worden toegestaan een monument voor
Rembrandt te mogen oprichten, komt sub 3°. voor: «dat
tijdens de uitvoering der grondwerken en het opstellen van
het monument het daarvoor vereischte terrein door eene nette
schutting zal worden afgesloten en deze schutting niet aan
reclame zal mogen worden dienstbaar gemaakt". Ik heb mij
afgevraagd, waartoe dit verbod noodig is. Wanneer de schut
ting aan reclame mag worden dienstbaar gemaakt, is het