DONDERDAG 12 OCTOBER 1905.
131
nomen, thans dit stelsel zoowel voor het stadsgedeelte binnen
den singelrand als daarbuiten voor regel is aangenomen. Wij
meenen dat daartegen geen bezwaar kan bestaan. Ik vlei mij
dan ook, dat de Raad thans met ons zal kunnen medegaan.
Het stelsel, door den heer Sijtsma bedoeld, is heel mooi, maar
waar de Gemeentefmanciën niet in zulk een bloeienden toe
stand verkeeren, kan aan een stelsel, dat ongeveer 1| millioen
kost, niet worden gedacht.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 11 7e en 8e lid wordt goedgekeurd zonder hoofdelijke
stemming; everizoo de wijziging in art. 19, le lid.
Beraadslaging over art. 23 luidende:
»Elke woning moet, behoudens door Burgemeester en Wet
houders in zeer bijzondere gevallen te verleenen ontheffing
eene totale oppervlakte van ten minste 25 M2 beslaan; één
vertrek moet een oppervlakte hebben van ten minste 14 M2,
de verdere vertrekken elk eene oppervlakte van ten minste 4 iM3.
Iedere woning moet aan den ingang een portaal of een
gang met een oppervakte van ten minste 1 M2 bevatten."
De heer van der Elst. In dit artikel ligt een van de be -
langrijkste bepalingen van de Bouwverordening, nl. de vast
stelling van de minimum oppervlakte van vertrekken. Nu
vind ik het geen goed stelsel, dat door Burg. en Weth. ont
heffing kan worden verleend van de bepaling betreffende de
oppervlakte, tenzij alleen bij hofjes. Zooals het er nu staat
kan niet alleen voor hofjes, maar voor allerlei woningen ont
heffing worden verleend. Wanneer men meent dat de Com
missie voor de Strafverordeningen gelijk heeft, dat voor
woningen in hofjes eene uitzondering mag worden toegelaten
dan moet die uitzondering ook uitdrukkelijk in het artikel
worden opgenomen. Dan moet niet aan het wisselend inzicht
van opvolgende colleges van Burg. en W«th. worden over
gelaten, welke woningen al of niet onder de uitzondering
zullen vallen, wat dikwijls aanleiding kan geven tot onaan
gename kwesties in dat college. Ik heb daarom de eer als
amendement voor te stellen, te schrappen de woorden; «be
houdens door Burg. en. Weth. in zeer bijzondere gevallen te
verleenen ontheffing." Ik zou dan een nieuwe alinea willen zien
opgenomen, waarbij wordt voorzien in de uitzonderingen, die
de Commissie voor de Strafverordeningen verlangt, luidende
«Bij herbouw of nieuwbouw van zoogenaamde hofjeswoningen
kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing verleenen
van het voorschrift, in de eerste alinea omtrent de totale
oppervlakte gegeven."
Het amendement wordt voldoende ondersteunden maakt
mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik wensch alleen op te merken, dat het
mij voorkomt, dat het niet geraden is het amendement aan
te nemen. Burg. en Weth. hebben de wijziging, zooals zij
die voorstellen, wel gemotiveerd door te wijzen op de hofjes
woningen, maar daardoor hebben zij niet te kennen willen
geven, dat er ook niet nog andere gevallen kunnen zijn,
waarin het toestaan van eene mindere oppervlakte een on
vermijdelijke noodzakelijkheid zal blijken. Ik geloof niet, dat
het wenschelijk is voor de toepassing, Burg en Weth. zoo
danig te binden, dat zij alleen ten aanzien van de hofjes
woningen dispensatie zouden kunnen verleenen.
Gelijk de heeren weten, is het opnemen van deze bepaling
alreeds eene concessie, die wij doen aan de meening van
Gedeputeerde Statenwant in vorige vergaderingen hebben
wij er ons steeds tegen ver zet omten aanzien van de totaal
oppervlakte van woningen, een minimum voor te schrijven;
maar om nu zooveel mogelijk tegemoet te komen aan het
gemeen overleg, laten wij dat gaanmits ons de bevoegdheid
wordt gelaten, om in zeer bijzondere gevallen dispensatie te
verleenen, en dat hebben wij gemotiveerd door te wijzen op de
noodzakelijkheid, die ten aanzien van hofjes zou kunnen be
staan. Nu wil ik er wel op wijzen, dat, waar nu in deze
reeds een concessie door ons wordt gedaan, terwijl wij een-
en andermaal hebben verklaard, dat het aangeven van een
minimum totaal-oppervlakte hier niet noodig is, de heer Van
der Eist thans nog verder zou willen gaan en dus de con
cessie zóó ver uitstrekken, dat Burg. en Weth. zouden zijn
gebonden aan handen en voeten in alle gevallen, die zich verder
zouden kunnen voordoen afgezien van de hofjeswoningen.
Ik zou meenen, dat het 't best is, dit artikel te laten zooals
het nu is, en ons een zekere mate van vrijheid te laten, om
in dringende omstandigheden te handelen, zooals duidelijk
blijkt, en dat het dus ook van het standpunt van den Raad
niet wenschelijk is het amendement aan te nemen.
De heer van der ELst. Ik ben door Uw argument niet
overtuigd, mijnheer de Voorzitter; ik blijf bij wat ik heb
gezegd, dat in elk geval het vaststellen van een minimum
oppervlakte van 25 M2 gewenscht is, en dat ik het juist ver
keerd vind, dat later, wanneer de Verordening in werking is ge
treden, Burg. en Weth. elk oogenblik voor gevallen worden ge-
steld, waarbij zij moeten overwegen, of zij zullen tornen aan de
hoofdbepaling van dit artikel. Daarom blijf ik mijn amende
ment handhaven, want ik vind het een gevaarlijk precedent.
De heer Korevaar. Zooals U terecht hebt opgemerkt,
mijnheer de Voorzitter, is van het begin af door Burg. en
Weth. het standpunt gehuldigd, dat in het geheel geen mini
mum totaaloppervlakte moest worden bepaald, en wel om
de volgende reden. Er zijn van het begin af bepalingen
voorgestelden dat is nu nog het geval, waarvan Burg.
en Weth. geen afwijking kunnen verleenen. Zoo moet elke
woning minstens één kamer hebben met een minimum
oppervlakte van 14 M2. Ergens anders staat, dat de hoogte
minstens moet zijn 2,90 M., daardoor wordt alreeds eene
ruimte verzekerd, die aan een of twee personen voldoende
versche lucht verschaft. Bovendien moeten de meerdere ver
trekken een oppervlakte hebben van tenminste 4 M2 en moet
er een portaal of gang zijn van tenminste 1 M2. Van al
deze bepalingen kunnen Burg. en Weth. geen ontheffing ver
leenen. Waarom moeten wij nu nog een minimum opper
vlakte vaststellen? Dat is totaal overbodig. Het heeft boven
dien ook nog dit tegen. Bij het woningonderzoek hier ter stede
is mij gebleken, dat er verscheidene gezinnen zijn bestaande
uit 1 of 2 personen, die in een klein huisje wonen, waarin
zij meer dan voldoende lucht hebben, omdat de woning is
voorzien van een kamer van tenminste 44 M2. Die menschen
zullen nu in het vervolg een grootere woning moeten gaan
betrekken, grooter dan hunne inkomsten veroorloven, wat
bovendien ook niet noodig is, omdat zij genoeg versche lucht
hebben. Wordt het amendement van den heer van der Eist
aangenomen, dan zullen vele van die gezinnen gedwongen
worden bij andere personen, soms bij hunne kinderen, te gaan
inwonen. En de ongewenschte gevolgen van zulk inwonen
heb ik bij het woningonderzoek hier te veel gezien, dan dat
ik niet zou moeten aanraden, dit niet in de hand te werken.
Het commensalenstelsel, het stelsel dat oudere menschen bij
jongeren inwonen, moet zooveel mogelijk worden tegengegaan.
Daarom hebben wij van den aanvang af het standpunt inge
nomen, dat er geen minimum oppervlakte van eene woning
moet worden bepaald, wel van kamers en portalen. Gede
puteerde Staten wenschen echter eene bepaling omtrent de
minimum oppervlakte van de woningen opgenomen te zien.
Wij hebben daaraan voldaan, maar willen toch vrijheid hebben,
om van die bepaling desnoods af te kunnen wijken. Ik zou
het dus jammer vinden wanneer het amendement werd aan
genomen.
De heer Sijtsma. Toen wij de Verordening zelf hier be
handelden, heb ik voorgesteld wat Gedeputeerde Staten nu
wenschen, n.l. te bepalen de minimum oppervlakte van een
woning. Ik weet niet precies meer hoe groot ik dat minimum
toen wenschte te stellen, ik meen ook 25 M2. Zeker is het,
dat ik een grens wenschte. Wat de heer Korevaar hiertegen
ook nu weer in het midden brengt schijnt mij heel zwak.
Wij hebben zeker een aantal woningen met een mindere
oppervlakte, die wij niet dadelijk aan kant kunnen doen,
maar zeker mag men toch wel den eisch stellen, dat er geen
woningen bijkomen met eene oppervlakte van minder dan 25 M2.,
tenzij dan in hofjes, waar in den regel eene woning slechts
bewoond wordt door één of twee personen. Woningen van
één kamer met een oppervlakte van 14 M2., zooals er hier
in de stad zijn en met deze verordening er zullen blijven,
waarin een gezin moet wonen, eten en drinken en slapen,
komen mij voor niet aan redelijke eischen te voldoen. Wan
neer wij nu de vrijheid geven, om af te wijken van de bepaling
betreffende de minimum oppervlakte, dan komen wij niet
vooruit. Het amendement van den heer van der Eist komt
mij dus niet overdreven voor en ik zal er uit volle over
tuiging voor stemmen.
De heer Korevaar. Ik wil alleen nog dit zeggen, dat hier
veilig aan Burg. en Weth. kan worden overgelaten ontheffing
te verleenen, omdat nog geen andere Gemeente eene Verordening
heeft op de bewoning, zooals men die hier heeft vast
gesteld, reeds in uitvoering is en waaraan goed de hand wordt
gehouden. Daarin ligt de waarborg, dat de bewoners niet
minder lucht zullen hebben, dan noodig is, en daarom hebben
Burg. en Weth. ook geen bezwaar gezien, om de bepaling
betreffende de uitzondering op te nemen. Gedeputeerde Staten
schijnen dat over het hoofd te hebben gezien.
In de tweede plaats wil ik nog dit opmerken. Wanneer
eventuëel het amendement wordt aangenomen, dan vrees ik,
dat wij een groot misbruik in de hand zullen werken. De
heer van der Eist spreekt alleen van hofjeswoningen; maar
dan kunnen ook particulieren zoogenaamde hofjeswoningen
gaan bouwen en dan wordt de deur open gezet voor een groot
misbruik. Vroeger is die vrijstelling verleend voor de hofjes
van instellingen van weldadigheid, maar wanneer men die
nu gaat uitbreiden, dan vrees ik, dat wij den verkeerden weg
opgaan.