130
DONDERDAG 12
OCTOBER 1905.
van het reglement op den werkkring van de Markteommissie,
moeten dergelijke voorstellen eerst bij de Commissie worden
ingediend.
De Voorzitter. Ik kan werkelijk niet zeggen, waarom het
advies van de Markteommissie niet is ingewonnendat moet
bepaald eene vergissing zijn, want Burg. en Weth. stellen
inderdaad hoogen prijs op de adviezen dier Commissie. De
reden ligt waarschijnlijk hierin, dat er met eenigen spoed
moest worden gehandeld om onnoodige kosten voor de be
diening van de markt te vermijden. Waar toch geen varkens
worden aangevoerd, behoeft geen bediening te zijn. De zaak
is dus doodeenvoudig. Wenscht de heer Witmans echter, dat
de zaak worde aangehouden, dan zijn Burg. en Weth. bereid
om alsnog het advies van de Markteommissie in te winnen.
De heer Witmans. M. d. V. Bezwaar tegen het voorstel
op zichzelve heb ik niet en daarom zal ik mij niet verzetten
tegen het dadelijk in behandeling nemen van het voorstel.
Ik geloof ookdat mijn medelid in de Markteommissiede heer
van Grutingtegen de dadelijke behandeling geen bezwaar heeft.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor ver
nieuwing van den binnenketel van den stoomketel der Liernur-
inrichting.
(Zie Ing. St. n°. 235).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XIV. Voorstel tot het doen aanbrengen van een tochtaf-
sluiting aan den hoofdingang van het Raadhuis.
(Zie Ing. St. n°. 236).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XV. Voorstel tot verhuring van het perceel Kaarsenmakers
straat kad. bekend Sectie C N°. 1240 aan J. van der Kaay.
(Zie Ing. St. n°. 224).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XVI. Voorstel:
a. tot aankoop ten behoeve van de uitbreiding der veemarkt,
van het perceel 2e Binnenvestgracht n°. 11;
b. tot het verleenen van machtiging aan den Burgemeester,
om aan de eigenaars van de overige in de onteigening be
grepen perceeleneen bedrag als koopsom hunner perceelen
aan te bieden;
c. tot aankoop van die perceelen, ten aanzien waarvan het
sub b bedoelde bod wordt aangenomen
d. tot het dagvaarden voor de Arrondissements-Rechtbank
van hen, die het sub b bedoelde bod niet hebben aangenomen.
(Zie Ing. St. n°. 225).
De Voorzitter. Nadat bekend is geworden het voorstel om
Burg. en Weth. te machtigen bij exploit aan de eigenaars
de koopsommen, door de Gemeente billijk geacht, aan te
bieden, hebben enkele eigenaren alsnog aangeboden hunne
huizen tegen de voorgestelde sommen ondersbands te verkoo-
pen. Hiertoe behoort o. a. de eigenaar van de perceelen in
het Wijkstraatje en het Cameleonshof, te zarnen gesteld op
een koopsom van f 13000. Ook de eigenaar van het perceel
Binnenvestgracht No. 17 heeft zich bereid verklaard zijn per
ceel aan de Gemeente te verkoopen voor f 1850. Dat perceel
staat wel genoteerd in ons voorstel voor 1750, maar dat is
eene drukfout, het moest zijn 1850.
Ons voorstel moet dus in dien zin worden gewijzigd, dat
in den staat, vermeldende de perceelen met de daarachter
voorkomende bedragen, moeten vervallen die perceelen, welke
te zamen zijn geschat op 13000, en het perceel Binnenvest
gracht No. 17 geschat op f 1850.
De punten a—d worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Het voorstel in zijn geheel wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
XVII. Vaststelling van de verordening op het Bouwen en
Sloopen.
(Zie Ing. St. no 230).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wat ik wilde opmerken komt
eigenlijk te pas bij art. 41, maar het is een zeer algemeene
opmerking, dus wanneer u het zou kunnen toestaan, zou dat
misschien hier het best ter sprake kunnen komen.
Liever had ik wel gewild, dat iemand anders, die beter
op de hoogte is van technische zaken, de vraag had gedaan,
die ik nu zal doen, maar omdat ik vreesde, dat het nu anders
niet gebeurd zou zijn, wensch ik iets omtrent het volgende
punt te zeggen.
Het wil mij voorkomen, dat als wij art. 41, zooals het wordt
voorgesteld, aannemen, daarmede zoo maar opeens een nieuw
stelsel van rioleering voor onze gemeente in het leven wordt
geroepen. Het vraagstuk der rioleering is altijd een zeer moei
lijke zaak geweest, waarvoor al heel wat papier en inkt is
verbruikt en die al heel wat hoofdbrekens heeft gekost, o. a.
bestaan daarover een paar mooie rapporten van den vroegeren
Directeur van Gemeentewerken en van den toenmaligen wet
houder Dr. Dekhuyzen, zoodat ik mij die altijd heb voorgesteld
als een zeer moeilijk op te lossen probleem. Maar nu hebben
wij ineens een nieuw rioolstelsel, nu schijnt de inschakeling
van een beerput met overstort in het riool het ei van Colum
bus te zijn. Het kan best zoo zijn, maar ik heb mij de vraag
gesteld, of men dat dan vroeger niet wist; heeft men daaraan
toen niet gedacht, of hebben zij, die de rapporten hebben
opgesteld, deze oplossing niet voldoende geacht en zoo ja, waarom,
hebben zij dat niet voldoende geacht? Beginnen wij nu met
wat hier staat, dan zullen wij langzamerhand niet alleen voor
de buitensingels, maar ook voor de binnenstad eene nieuwe
rioleering krijgenen dat moge nu niet zoo duur zijn als hetgeen
indertijd is voorgesteld, wat werkelijk voor onze Gemeente veel
te duur was, doch krijgen wij hiermede een rioleering, die
niet voldoet, dan zijn de kosten gemaakt en worden wij later
toch genoodzaakt om te verbeteren en het weer anders te
doen. Daarom zou ik de vraag willen stellen, of het systeem,
dat nu wordt voorgesteld, op den duur zal kunnen bevredi
gen? Dan lijkt het mij goed toe, maar zoo niet, laten wij
dan voorzichtig zijn. Het zal zoowel den bouwers als aan de
Gemeente veel geld kosten, en bovendien zal het ook nog,
wanneer wij den zin doen van den Directeur van Gemeente
werken, den gemeentenaren een beerputtenbelasting kunnen
bezorgen. Laten wij ons daarom wel bezinnen, voor wij be
ginnen. Blijkt het later half werk te zijn en moeten wij of
die na ons komen ten slotte toch een ander stelsel aanvaar
den, dan zijn deze kosten vergeefsch.
Gaarne zou ik hieromtrent eenige inlichtingen van den Wethou
der van Fabricage ontvangen, voor ik mijn stem aan art. 41 geef.
De heer Korevaar. In antwoord op de vraag van den
heer Sijtsma, zou ik er in de eerste plaats op willen wijzen,
dat het ideale nu eenmaal in de wereld niet te verkrijgen
is, daar dat gewoonlijk afstuit op verschillende bezwaren.
Nu is wel het ideale rioolstelsel gevonden, maar de uitvoering
stuit af op de groote kosten, dus moeten wij de rioleering
maar zoo volmaakt mogelijk maken tot de grenzen, die wij
bereiken kunnen.
De heer Sijtsma heeft gevraagd: is dat eene nieuwe uitvin
ding, die beerputten? Neen, vroeger had men die ook, maar
zonder dat er afvoerpijpen aan waren verbonden, en men
heeft ingezien, dat dat toen een stelsel was, dat in het geheel
niet was te verdedigen door de vele nadeelen, die daarvan het
gevolg waren. Daarop zijn de riolen gevolgd, maar daar alle
faecaliën op die wijze in de openbare wateren werden geloosd,
heeft dat eene bedenkelijke verontreiniging van de openbare
wateren tengevolge gehad. Men heeft nu een middenstelsel
gevonden, dat niet veel zal kosten en het best aan de ver
wachting kan beantwoorden, namelijk de beerputten met over
stort. De bepaling tot verplichting daartoe is hier opgenomen,
in de eerste plaats omdat men op grond van de daarmee op
gedane ondervinding kan verwachten, dat het stelsel zeer be
vredigend zal werken.
In de tweede plaats hebben wij de bepaling opgenomen,
omdat Ged. Staten niet meer toestaan te loozen op het boezem
water, tenzij wij iiebben beerputten met overstort. Wij zijn
dus in dit opzicht er toe verplicht, maar Burg. en Weth.
hebben er ook niet het minste bezwaar in gezien, want groote
kosten brengt de maatregel niet mede. Zulk een beerput kost
80.dit heb ik vernomen uit den mond van bouwers zelf.
Eene dergelijke beerput kan dienst doen voor twee perceelen.
Wanneer nu elk perceel bestaat uit twee woningen, dan kan
de beerput dus dienst doen voor vier woningen. Per woning
wordt het dus 20.Neemt men nu aan, dat eene woning
zal kosten ƒ1600.dan zal die ƒ20.— van niet veel invloed
zijn. Zooals ik echter zeide, zijn wij tot den maatregel door
de Provincie verplicht.
De Voorzitter. De heer Sijtsma doet het voorkomen, alsof
hier nu plotseling een nieuw rioolstelsel wordt voorgesteld.
Dat is echter niet het geval. De zaak is al tweemaal in den
Raad geweest en bij beide gelegenheden is gebleken, dat wij
ons konden vereenigen met het voorstel van den Directeur
van Gemeentewerken, dat ook is in den geest van de Directie
van den Provincialen Waterstaat. Het verschil is nu alleen,
dat terwijl bij het vorige ontwerp in het stadsgedeelte binnen
den singelrand het stelsel van beerputten met overstort als
uitzondering en buiten den singelrand als regel werd aange-