DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1905.
125
De heer Fockema Andreae heeft tal van bezwaren geopperd,
die door U, M. d. V., voor het meerendeel reeds zijn ont
zenuwd. Ik wil er ten overvloede nog aan toevoegen, dat
deze bezwaren dan toch ook wel gevoeld moesten zijn in
Amsterdam en Groningen, waar deze belasting is ingevoerd.
En wanneer wij nu de rapporten in de leeskamer neergelegd
inzien, dan blijkt het, dat die bezwaren daar van geen be-
teekenis zijn geweest.
In het Amsterdamsche rapport staat letterlijk: bezwaren
hebben zich ten opzichte der invoering niet voorgedaan. En
in het Groningsche rapport: bezwaren zijn er geweest, vooral
van die zijde, waar men lokalen had met darnesbediening.
Een gelukkig gevolg er van was echter, dat deze inrichtingen
verdwenen. Die inrichtingen heeft men hier niet; dat bezwaar
vervalt dus voor Leiden en mochten ze er zijn, welnu, we
zouden niet klagen, dat zij er door verdwenen.
In onze gemeente, dat weet ik wel, gaan reeds stemmen op,
die zeggenwat een tegenstrijdigheid, aan den eenen kant
geeft de gemeente subsidie aan inrichtingen voor publieke
vermakelijkheden en nu wil zij aan den anderen kant er
weder wat van afhalen. Maar ik meen, M. d. V., dat hierin juist
een element van billijkheid is gelegen, dat, als men aan den
eenen kant wat geeft, men er aan den anderen kant wel iets
van halen mag.
Een andere vraag is, of de belasting vermindering van het
aantal publieke vermakelijkheden ten gevolge zal hebben. Dat
geloof ik niet. De menschen zullen uit den schouwburg bijv.
niet wegblijven, omdat zij in plaats van f\.dan 1.05
moeten betalen en de. bezoekers van het Volkshuis niet als
een biljet van een dubbeltje een halve cent duurder wordt.
Jk gevoel dan ook alleen voor het bezwaar, dat de inningskosten
te groot zullen zijn; als de belasting voor de gemeente geen
zoet winstje afwerpt, is 't beter ze niet te hebben. Maar als
de artikelen aan de orde komen, hoop ik met den heer
Vergouwen mede te kunnen gaan, als deze voorstelt geen
afzonderlijke ambtenaren er voor aan te stellen. In de gemeente
Groningen bedragen de inningskosten ook slechts f900.
per jaar. Dat is voorwaar geen hoog bedrag en voor Leiden
zal dat nog kleiner kunnen zijn.
Ik geloof het hierbij te kunnen laten, mij gerechtvaardigd
achtend voor het beginsel, in de verordening neergelegd, te
stemmen.
De Voorzitter. Ik wil er nog eens aan herinneren, dat
deze belasting toch wel voldoet aan de eischen, die men oeco-
nomisch aan een belasting mag stellen. De opbrengst is niet.
al te gering, de druk zeer matig en de perceptiekosten, vooral
indien wordt ingegaan op voorstellen om die te beperken,
zijn ook niet overmatig. Met die drie eischen rekening hou
dende kan men zeggen, dat men te doen heeft met een be
lasting, die oeconomisch volkomen verdedigbaar is. En waar
de beer Sijtsma terecht opmerkt, dat wie niet wil, de belasting
niet behoeft te betalen, bewijst dit te meer, dat het een be
lasting op de weelde is.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Ik meen, dat wij nu niet beter tot een
principieele beslissing kunnen komendan door nu te stem
men over de eerste alinea van art.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik meen, dat dit niet
kan geschieden, voordat wij weten, wat openbare vermakelijk
heden zijn.
De Voorzitter. Ook de gemeentewet spreekt over belasting
op de «openbare vermakelijkheden". Wanneer wij dus de
eerste alinea van art 1 in stemming brengen, doen wij niets
anders dan beslissen, of wij een belasting wenschen volgens
art. 240 van de gemeentewet. Het betreft hier dus de quaestie
van het beginseldaarna zullen wij kunnen uitmakenwat
onder «openbare vermakelijkheden" valt.
De heer Juta. M. d. V. Er zal eerst in stemming worden
gebracht het principieele beginsel, of hier eene belasting zal
worden geheven op de openbare vermakelijkheden. Ik zal daar
vóór stemmen, maar vooraf wensch ik te zeggen, dat wanneer
in het voorstel van Burg. en Weth. betrekkelijk gewichtige
veranderingen mochten worden gemaakt, ik dan bij de eind
stemming zal stemmen tegen de invoering van deze belasting.
De eerste alinea van art. 1«Van openbare vermakelijk
heden wordt in deze gemeente een belasting geheven", wordt
vervolgens in stemming gebracht; de stemmen staken.
Voor stemmen de heeren: van Tol, Le Poole, Meuleman,
Fokker, Witmans, P. J. Mulder, Aalberse, Sijtsma, Korevaar,
Juta, Vergouwen, Bosch en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: van der Vlugt, van der Lip,
Bots, de Goeje, Reimeringer, de Boer, Zwiers, Hasselbach,
Fockema Andrese, Paul, van Hamel, van Gruting en de Vries.
De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, zal de
beslissing thans worden uitgesteld tot de volgende vergadering,
en wordt de verdere behandeling van het voorstel eveneens
uitgesteld.
XIX. Voorstel:
a. tot oprichting van een gemeentelijke arbeidsbeurs;
b. tot vaststelling van de verordening tot regeling van de
arbeidsbeurs der gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. no. 176, 185 en 208).
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik zou in overweging
willen geven, de voorstellen die aangaande dit onderwerp zijn
ingekomen eerst te doen drukken en inmiddels de zaak uit te
stellen tot eerie volgende vergadering.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben niets geen bezwaar
om deze zaak uit te stellen tot eene volgende vergadering.
Ik heb nu nog namens Burg. en Weth. een voorstel te doen,
dat spoedshalve mondeling wordt ingediend. De zaak is
overigens niet van groote beteekenis.
In de Raadszitting van 22 September 1904 werd zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen een voorstel
van Burg. en Weth. om te besluiten, behoudens nadere
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, tot verbreeding van
gemeentewege van de Rijn en Scbiekade.
Deze zaak is van langen adem geweest. Er is eerst quaestie
geweest over den eigendom. Er werd beweerd, dat de strook,
die wij van de Ambachtsschool zouden koopen, aan de Provincie
behoorde.
Ook kadastraal was dat destijds juist. Maar er heeft her
meting en nieuwe kadastrale indeeling plaats gehad, en het
resultaat daarvan is, dat aan de Ambachtsschool toebehoort
64 centiare, die wij noodig hebben, maar dat aan den anderen
kant 5 centiare, die aan de gemeente toebehoort, door het
gebouw van de ambachtsschool is ingenomen. Nu wenschten
wij dezen koop in koop en verkoop of ruiling te veranderen,
zóó dat de gemeente koopt 64 centiare voor den prijs van
f 3 per centiare, terwijl de Ambachtsschool van de gemeente
koopt 5 centiare tegen denzelfden prijs. Kadastraal is het
dan in het reine; de Ambachtsschool heeft dan geen grond
van de gemeente meer en de gemeente koopt niet 64 maar
59 centiare van de Ambachtsschool De staat die overgelegd
is, behoeft niet gewijzigd te worden; wij hebben namelijk
reeds machtiging om plus minus 60 vierkante Meter te koopen.
Burg. en Weth. stellen nu voor, te koopen van de Ambachts
school 64 centiare tegen den prijs van f 3 per vierkante
Meter en aan de Ambachtsschool te verkoopen 5 centiare
tegen denzelfden prijs, zoodat de gemeente dus zal hebben
te betalen 59 X/3
Dit voorstel wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
Daar er niets meer aan de orde is en niemand verder het
woord verlangt, sluit de Voorzitter de vergadering.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. .1. GROEN ZOON.