120 DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1905. De heer Sijtsma. M. d. V. Toen eenigen tijd geleden het verzoek van den heer Bender is ingekomen, is op voorstel van Burg. eri Weth. besloten deze zaak aan hun College te renvoyeeren ter afdoening. Ik heb mij toen daarbij neergelegd, ofschoon ik liever had gezien, dat de beslissing overgelaten was aan den Raad. Maar ik legde er mij bij neer, omdat Burg. en Weth. werkelijk met argumenten kwamen en hun advies illustreerden met artikelen uit het Wetboek van Koophandel, de Gemeentewet en de Schutterij wet en zich beriepen op autorileiten als Prof. Oppenheim en Mr. Vos Ik heb daar toen met mijn leekenverstand niet tegen op gedurfd en deemoedig mijn niet-juridisch hoofd gebogen. Maar nu sprak ik later andere rechtsgeleerden, die mij zeiden, dat er wel iets voor, maar aan den anderen kant ook wel iets tegen de op vatting van Burg. en Weth is aan te voeren. In Amsterdam, Rotterdam en elders benoemt de Raad de makelaars en dat gaat ook goed. En ik dacht: 31 plus één kunnen over het algemeen beter de belangen van de gemeente behartigen dan vier plus één, met andere woorden: de Raad is meer aangewezen in deze te benoemen dan Burg. en Weth. Vooral ten opzichte van dit speciale geval kom ik nog eerder tot die meening. In zijn adres toch laat adressant door schemeren, dat de notarissen er belang bij hebben, dat er geen makelaars worden benoemd. Ik kan dat niet beoordeelen ik weet niet in hoeverre notarissen en makelaars concurrenten zijn. Maar ik zou niet gaarne willen, dat in de stad de meening ingang vond, dat in het college van Burg. en Weth., waarin ook twee notarissen zitting hebben, deze eenigeri invloed uitoefenen in hun eigen belang; ik zou den schijn daarvan zelfs niet op hen willen zien geladen en wensch dus, dat wij, d. i. de Raad, in dit geval de benoeming doen. Ik zou daarom dus tegen het praeadvies willen stemmen om te kennen te geven, dat naar mijne meening wij deze aanvrage moeten behandelen. Mijn wensch is dus, dat de Raad besluit, dat hij voortaan over dergelijke aanvragen zelf wenscht te beslissen. De Voorzitter. Ik kan hierop antwoorden, dat in het vorige door ons uitgebrachte praeadvies met klem van redenen is aangetoond, dat de benoeming bij Burg. en Weth. behoort, en dat dit weinig oppositie heeft uitgelokt. Wel geschiedt in sommige, steden de benoeming door den Raad, maar o.a. door prof. Oppenheim en Mr. Vos is nadrukkelijk volgehouden, dat de benoeming behoort bij Burg. en Weth.en wat ook veel afdoet: de Hooge Raad heeft bij arrest uitgemaakt, dat onder «plaatselijk bestuur" moet worden verstaan «Burg. en Weth." Nu hebben wij ons geschaard aan de zijde van die autoriteiten, die toch ook wel eenige beteekerhs hebben. Het ligt zeker niet in uwe bedoeling, dat ik het indertijd uitgebrachte praeadvies nog eens voorlees, maar ik herinner er aan, dat in de vergadering van 13 September 1904 geen klemmende redenen tegen ons advies zijn ingebracht, en dat de Raad zich daarmede met groote meerderheid heeft ver- eenigd- Derhalve meenden wij nu geheel te moeten blijven in de lijn van de toen genomen beslissing, en aan te nemen, dat deze voordracht de goedkeuring van den Raad zou mogen verwerven. De heer Sytsma. M. d. V. Ik heb vooropgesteld, dat ik toen onmiddellijk het hoofd voor het door u gegeven advies heb gebogen. Maar wij maken toch geen wetten van Meden en Perzen en ik meen, dat als blijkt dat Burg. en Weth. over het algemeen niet genegen zijn makelaars toe te laten, terwijl de Raad van tegenovergesteld gevoelen is, de Raad op het besluit moet kunneti terugkomen. U zegt met klem van redenen te hebben aangetoond, dat de be noeming bij Burg. en Weth. behoort, maar in Amsterdam, Rot terdam, Zaandam en misschien in wel meer gemeenten geschiedt de benoeming door den Raad. En wat is er nu tegen, dat de Raad in deze zelf beslist. Ik herhaal nog eens, met alle respect voor Burg. en Weth., dat dit beter geschiedt door de 31 raadsleden, al zullen deze zeer zeker met het advies van Burg. en Weth. rekening houden. Het komt mij voor, dat als de Raad een recht in handen kan nemen, hij dat niet mag overdragen aan het college van Burg. en Weth. Daarom wensch ik, dat het praeadvies in stemming wordt gebracht, dan kunnen degenen, die deze benoeming door den Raad wenschen te zien geschieden, tegen dat praeadvies stemmen. De heer de Goeje. Ik wil er nog aan toevoegen, dat deze quaestie al vroeger in den Raad is behandeld, en in den zelfden geest als in 1904 beslist. De Voorzitter, ik moet den heer Sytsma opmerken, dat het hier niet de quaestie is om de meening van Burg. en Weth. in deze door te drijven, maar dat het eenvoudig de vraag geldt, wie de bevoegdheid om te benoemen heeft. En nu meenen wij op de gronden door mij aangevoerd, dat die be voegdheid wel degelijk bij Burg. en Weth. berust, welke meening door wetenschappelijke mannen wordt gesteund. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burg. en Weth. in stemming gebracht, woidt aangenomen met 20 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren van der Vlugt, van der Lip, van Tol, Le Poole, Bots, de Goeje, Reimeringer, Hasselbach, Meuleman, Fokker, Witmans, P. .1. Mulder, Fockema Andreae, Aalberse, van Hamel, Korevaar, Juta, de Vries, Vergouwen en Bosch. Tegen stemden de heeren: de Boer, Zwiers, Paul, Sijtsma, van Gruting en van der Eist. X. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het perceel weiland in den Stadspolder aan W. J. Zwetsloot. (Zie Ing. St. n°. 212.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XI. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om duinwater te mogen leveren ten behoeve van de locomotieven van de Rijnlandsche en Noordwijksche Stoomtramwegen, te Oegstgeest nabij Rijnsburg. (Zie Ing. St. no. 200.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XII. Verzoek van J. Botermans om de straat, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M, no. 2290, bij de gemeente in eigendom en onderhoud over te nemen. (Zie Ing. St. no. 213) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XIII. Voorstel tot verhooging van begrootingspostcn van het dienstjaar 1905, waarvan de raming te laag is gebleken. (Zie Ing. St. n». 210.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XIV. Voorstel om aan het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix een verhooging van het jaarlijkse!) subsidie met ƒ500.toe te kennen. (Zie Ing. St. n° 207.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XV. Voorstel tot het geven van namen aan straten. (Zie Ing. St, n°. 214.) De heer Vergouwen. M. d. V. Burg. en Weth. stellen voor om aan de twee in het voorstel bedoelde straten den naam te geven van Burgemeester-de-Laat-de-Kanterstraat en Burge meester-Wasstraat. Ik zou wel willen voorstellen om voor beide namen van straten weg te laten het voorvoegsel«Burge meester", en dus eenvoudig te spreken van de- Laat-de-Kanter- straat en Wasstraat. Verder wordt voorgesteld om den naam van Zonneveldsteeg te veranderen in dien van Zonneveldstraat. Als de naam dan toch moet veranderd worden, zou ik er voor zijn om te spreken van Zonneveldplein. Liever nog behield ik den naam van Zonneveldsteeg, en in geen geval zou ik kunnen medegaan met Zonneveldstraat, Aangezien echter de steeg veel meer op een plein gelijkt, zou ik er liever den naam van Zonneveldplein aan gevenals de naam dan .toch moet worden veranderd. De Voorzitter. Wanneer U bezwaar hebt tegen den naam van Zonneveldsfraafzoudt U een amendement kunnen in dienen om dien naam liever te veranderen in Zonneveldp/em. Wat uwe andere opmerking aangaat, Burg. en Weth. hebben ook de vraag overwogen, of het niet beter was te spreken van De Laat de Kanterstraat en Wasstraat, doch zij hebben gemeend met het oog op het nageslacht, dat het beter was bij beide straten het woord Burgemeester er aan toe te voegen, ten einde het duidelijk te maken, dat de namen van die straten zijn ontleend aan de namen van twee burgemeesters. Anders weet het nageslacht later niet, waarom die straten zoo zijn genoemd. Men zou anders ook heel spoedig wellicht gaan spreken in plaats van de Laat de Kanterstraat en Wasstraat van: de Kanterstraat en Wasstraat. De heer Vergouwen. M. d. V. Er is vroeger ook een bur gemeester vereeuwigd door een straat naar hem te noemen, en wel een burgemeester van zeer groote beteekenis, namelijk Van der Werf. Men heeft hem vereeuwigd in den naam Van der Werfstraat, en heeft den titel van «Burgemeester" er af gelaten. Toch is de gedachte aan Van der Werf altijd levendig gebleven in Leiden. Nu is Burgemeester-de-Laat- de-Kanter-straat een kolossale mondvol en het publiek zal dien naam toch bekorten, zooals men ook de P. C. Hooft- straat te Amsterdam P. C.straat noemt. Daarom stel ik voor I te zeggenDe Laat de Kanterstraat en Wasstraat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 4