114 bestaan om de voorloopige benaming van den eigenaar over te nemen, stellen wij u voor te noemen de eerstbedoelde straat Burgemeester de Laat de Kanterstraat-, de tweede Burgemeester Wasstraat. Bij deze zelfde gelegenheid geven wij U in overweging den naam vBozht van Guineawelke ook wel aan het «Pieters kerkhof' wordt gegeven, officieel af te schaffen en dus het bordje dat dien naam vermeldt, evenals destijds in de Hoog- landsche Kerkgracht met het naambordje Wintersteeg" is geschied, te doen wegnemen. Ons toch is gebleken, dat een der bewoners van het Pieterskerkhof aan dezen naam aanstoot neemt, omdat het, gelijk bij onderzoek gebleken is juist te zijnde naam is van een vroeger daar gestaan hebbend slecht befaamd huis, waaraan overigens geen historische herinneringen zijn verbonden. En aangezien nu de naam Pieterskerkhof de oudere benaming is en de straatnumme ring van het Pieterskerkhof ter plaatse geregeld doorloopt, kan er o. i. geen bezwaar bestaan den naam Bocht van Guinea geheel te doen vervallen. Eindelijk wenschen wij u voor te stellen den naam Zonne- veldsteeg te veranderen in ZonneveldsteaaL Dit is echter de eenige verandering van den naam steeg in straatdie wij u als resultaat van het (ingevolge de aan den heer Sijtsma in de raadszitting van 2 Maart j. 1. gedane toezegging) daarnaar opzettelijk door ons ingesteld onderzoek in overweging kunnen geven. En dit zal u geenszins verwonderen, wanneer door u is kennis genomen van het zeer interessante rapport van den gemeente- archivaris, dat wij de eer hebben u hier nevens ter kennisneming over te leggen. Daarin toch vinden de reeds vroeger door ons tegen zoodanige naamsverandering aange voerde bezwaren niet slechts steun, maar worden nog boven dien nieuwe bezwaren bijgebracht, waarmede het, naar het ons voorkomt, alleszins zaak is rekening te houden. Slechts ten aanzien van de Zonneveld*bestaan die bezwaren niet, omdat inderdaad door den ramp 1807 het karakter van dezen verbindingsweg veranderd is. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden. Leiden, 12 Mei 1905, In antwoord op het mij mondeling gedaan verzoek om ad vies op het verzoek tot verandering van eenige stegen in straten, heb ik de eer UEd. Achtb. het volgende te berichten. De begrippen steeg en straat zijn niet steeds geheel gelijk gebleven in den loop der tijden, en wel mag in het algemeen aangenomen worden, dat de grootere aan beide zijden be bouwde verbindingswegen in de stad als straat werden aan geduid en de smallere en zijwegen als steeg De niet voor wagens berijdbare wegen golden als steeg, doch bij de wel berijdbare doch smalle wegen is de naamgeving niet steeds consequent doorgevoerd en heeft men in later tijden meer malen wegen als straat genoemd, die minder belangrijk en smaller waren dan reeds bestaande stegen. In later tijd is men toch dikwijls aan het begrip steeg gaan verbinden, dat van minder aanzienlijke verbinding en heeft men bij de naam geving de uitdrukking straat gekozen, waar vroeger steeg zoude gekozen zijn, om de verbinding niet van den beginne af als minder waardig aan te duiden. Hoe vreemd dit begrip aan oudere tijden was, kan o.a. hieruit blijken, dat de breedste verbindingsweg in het oude gedeelte van Rotterdam geen straat is maar de Hoofdstee*/. Deze werd waarschijnlijk steeg genoemd, omdat zij een zijweg was van den dijk of Hoogstraat. Wat nu de vraag betreft of er aanleiding is om oude stegen tot straat te promoveeren, meen ik het volgende te moeten opmerken Over het algemeen acht ik het ongewenscht om van ouds bestaande namen te wijzigen, tenzij hiervoor bijzon dere redenen aanwezig zijn Dit geldt ook voor de verandering van steeg in straat, al is hier het bezwaar geringer, daar de kern van den naam blijft en slechts de staart wordt gewijzigd. Toch blijft er een historisch bezwaar, waarbij nog komt, dat hoe grooter het aantal oude stegen wordt, dat in straat is verdoopt, hoe meer men aan het begrip steeg dat van minder waardigheid zal gaan hechten en hoe moeilijker het zal worden afwijzend te beschikken op verzoeken tot naamsverandering. Als geldig motief voor verandering meen ik te mogen be schouwen het veranderen van het karakter van den weg door verbreeding enz. Dit geval doet zich voor bij de Zonneveld- steeg. Voor den ramp van 1807 was dit een verbinding als vele anderen tusschen Rapenburg en Breedstraat, doch door het wegvallen van het huizenblok tusschen de steeg en het Rapenburg is het karakter gewijzigd. Een nieuwe verbinding, slechts aan eene zijde bebouwd en aan de andere zijde be grensd door den tuin van het laboratorium is ontstaan, die een geheel ander karakter vertoont als de vroeger tusschen twee rijen huizen ingesloten steeg, eene verbinding waaraan vroeger noch thans bij eene naamgeving aan eene steeg zoude zijn gedacht. Iets dergelijks, doch in mindere mate doet zich voor bij de Paardensteeg. Oorspronkelijk was hier slechts eene onbeteekenende verbinding langs den stadswal, die echter na de uitgifte der gronden ter bebouwing en vooral na den bouw van het station, waarheen het de hoofdverbinding vormt, eene grootere beteekenis heeft gekregen. Dit betreft echter slechts het uiterlijk, aan den weg zelf is niets veranderd. Wanneer de stad eenmaal gevolg zal kunnen geven aan het plan om dezen verbindingsweg te verbreeden, zal er alle reden zijn om de steeg in een straat te veranderen. Ten slotte de oude smalle wegen, die steeds een der hart aders van het verkeer zijn geweest, zooals Donkersteeg en Maarsmanssteegwaaraan niets veranderd is sinds de eerste tijden der stadswording. Hiervoor begrijp ik den wensch van enkele bewoners om aan een straat en niet aan eene steeg te wonen, doch dit alleen kan geen reden tot naamsveran dering zijn. Juist in de benaming van steeg herinneren zij aan de oudheid van hun bestaande historie heeft dien naam geadeld en een grooter bekoring gegeven als eenige nieuwe benaming kan doen. De eenvoudige steegnaam is hier een eerenaam, heenwijzend naar het sinds eeuwen geweest zijn van een der smallere doch drukste hartaders van het verkeer, waar eeuwen door de nijveren hebben gewoond en gewerkt, die aan Leiden de kracht gaven voor ontwikkeling en bloei. De oude naam staat hier hooger dan eenige schoonklinkende verandering. Ook Bismarck weigerde den door hem historisch geworden naam te veranderen in dien van een hertog van Lauenburg. De archivaris der gemeente Leiden J. C. OVERVOORDE. Aan den WelEd. Achtb. Heer Burgemeester te Leideu. N°. 215. Leiden, 15 September '1905. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de volgende voor drachten aan te bieden voor de benoeming van een onder wijzer aan de openbare scholen der 3de klasse N°. 13de klasse N°. 5 en 4de klasse N°. 1ter voorziening in de vaca tures welke zullen ontstaan resp. door de benoeming van den heer W, F. de Gunst tot. onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3de klasse N°. 5, en door het eervol ontslag, verleend aan de onderwijzers H. J. Slegtenhorst en J. G. Christiaanse. School 3de klasse iV°. i 1°. W. J. BEUMER, onderwijzer te Lisserbroek; 2°. J. HEEMSTRA, onderwijzer te Kalenberg (gem. Olde- markt) 3°. H. DOKTER, onderwijzer te Zwolle. School 3de klasse N°. 5: 1°. J. HEEMSTRA, onderwijzer te Kalenberg (gem. Olde- markt); 2°. H. DOKTER, onderwijzer te Zwolle. 3°. J. W. SEGA AR, onderwijzer te Katwijk aan Zee. School 4de klasse N°. i: 1°. J. W. SEGA AR, onderwijzer te Katwijk aan Zee; 2°. A. SJOUW, onderwijzer te Nieuwenhoorn. 3°. J. LATERVEER, onderwijzer te de Lier. Onder mededeeling, dat deze voordrachten zijn opgemaakt in overleg met den Arrondissemente-schoolopziener, na inge wonnen bericht van de hoofden der betrokken scholenen dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij u in overweging alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 8