GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
107
OeGKOICES STIKKEN.
N°. 196. Leiden, 22 Augustus 1905.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering
te adviseeren tot goedkeuring van de rekening van de Ont
vangsten en Uitgaven der gemeente over het jaar 1904.
Evenals bij haar rapport van den oen Angustus jl. N°. 184
ten opzichte van de rekening der Stedelijke Werkinrichting,
spreekt zij ook thans de wenschelijkheid uit dat uitschotten,
gedaan door de verschillende hoofden van dienst, in het ver
volg nader in een »nota van kleine verschotten" zullen
worden omschreven.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 197. Leiden, 22 Augustus 1905.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelen, dat er bij haar geen bezwaar bestaat tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overbrenging
van het dienstjaar 1904 op dat van 1905 van de niet ver
werkte gelden voor eenige buitengewone werkzaamheden
bestemd en voor in 1904 onuitgevoerd gebleven werkzaam
heden en tot voldoening uit den post: «Onvoorziene Uitgaven"
van in 1904 onbetaald gebleven vorderingen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 198. Leiden, 23 Augustus 1905.
Met 31 October e. k. eindigt de huur van de bovenwoning
van het perceel Nieuwsteeg n°. 10, krachtens Raadsbesluit
van 13 October 1904, voor den tijd van één jaar verhuurd
aan J. A. van der Valk Bouman, voor f 175.— per jaar.
Aangezien deze het verlangen heeft te kennen gegeven
de huur weder voor den tijd van één jaar te verlengen en
bij ons College daartegen geen bezwaar bestaat, geven wij
U in overweging te besluiten de bovenwoning van het per
ceel Nieuwsteeg n°. 10 voor den tijd van één jaar, ingaande
1 November 1905, te verhuren aan J. A. van der Valk
Bouman alhier, voor f 175.— per jaar en verder onder de
gewone voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 199. Leiden, 29 Augustus 1905.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van de Directie
der Leidsche Stoombootmaatschappij »de Volharding" om eene
nieuwe schoeiing te maken langs haar terrein aan de Haven
en daarvoor ongeveer 35 M2 wateroppervlakte blijvend in
beslag te nemenbestaat noch bij de commissie van fabricage,
noch bij ons College bezwaar.
Door het Hoogheemraadschap Rijnland is bereids vergun-
ning verleend, terwijl ook aan Gedep. Staten vergunning is
gevraagd.
Mitsdien geven wij Uwe vergadering in overweging
1°. te verklaren, dat niet meer voor den openbaren dienst
bestemd is een gedeelte water in de Haven, gelegen ten
Westen van het station der Volharding, kadastraal bekend
Sectie C. n°. 1728, groot ongeveer 35 M2.
2°. Aau de Directie der Leidsche Stoombootmaatschappij
»de Volharding" tegen betaling van den koopprijs van f 5 per M2
en van de kosten van overdracht, in eigendom af te staan
het sub 1 genoemde gedeelte water, ten einde daarvoor
een walbeschoeiing te slaan en deze aan de daarachter
liggende aanlegplaats te verheelen, onder voorwaarde:
1°. dat de uitvoering der walbeschoeiing geschiede volgens
de overgelegde teekening, geheel ten genoegen van Burg. en
Weth. en zoo noodig in overleg met en volgens aanwijzing
van den Directeur van Gemeentewerken.
2°. dat de verbinding van deze schoeiing met de oude aan
legplaats geschiede door behoorlijke aanplemping met vasten
grond, die na voldoende inklinking ten genoegen van Burg.
en Weth. moet worden bestraat.
3°. dat het gemeenteriool, dat vlak vóór de oude aanleg
plaats in de Haven uitmondt, in westelijke richting worde
verlegd, welke verlegging van Gemeentewege, doch voor
rekening der «Volharding" zal geschieden;
4°. dat daags vóór de uitvoering der werken daarvan kennis
worde gegeven op het Bureau Gemeentewerken en aan den
Havenmeester;
en voorts onder mededeeling:
a. dat voor het hebben der 8 meerpalen langs de walbe
schoeiing krachtens art. 3 sub 40 der verordening van 17
Februari 1898, gewijzigd bij verordening van 14 November
1901, eene jaarlijksche recognitie verschuldigd is van f 0.15
per M2 ingenomen wateroppervlakte, de laatste te berekenen
uit het product van de dikte der meerpalen met de totale
lengte der walbeschoeiing;
b. dat het aanbod van verkoop der wateroppervlakte komt
te vervallen, indien de schoeiing vóór 1 Januari 1900 niet
volledig is opgeleverd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennende Directie
der Leidsche Stoombootmaatschappij «de Volharding" alhier
dat de bestaande walbeschoeiing aan de Zuid- en West
zijde van haar terrein dient te worden vernieuwd.
Aan de Zuidzijde wenscht zij dat te doen ter plaatse van
de bestaandeaan de Westzijde zou zij die 1 Meter
van de bestaande verwijderd in het water willen maken,
tegelijkertijd de schuine hoek aanvullen tot op 1 Meter recht
hoekzijde en dan aldaar een meerpaal plaatsen.
Voor een en ander behoeft zij de toestemming van UEd.
Achtb. en neemt mitsdien de vrijheid bij deze te ver
zoeken haar die te willen verleenen.
H. J. van Nouhuys.
Leiden, 21 Juli 1905. Directeur L. S. M. de Volharding.
N°. 200. Leiden, 29 Augustus 1905.
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de com
missie voor de bewaarscholen geven wij U in overweging tot
de benoeming van een lid dier commissie over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 26 Augustus 1905.
Ter vervulling der vacature, in onze commissie ontstaan,
door het overlijden van ons geacht medelid, tevens onze secretaris,
den heer J. Wuyster, hebben wij de eer U aan te bevelen
de heeren:
M. VAN WAMELEN,
A. UITTENBROEK.
De commissie der Bewaarscholen te Leiden
J. A. van Hamel, Voorzitter.
F. de Stoppelaar, loco-Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 201. Leiden, 30 Augustus 1905.
In overleg met den Arrondissements-schoolopziener en na
ingewonnen bericht van het Hoofd der school, hebben wij de
eer Uwe Vergadering de volgende voordracht aan te bieden
voor de benoeming van eene 3e onderwijzeres in de hand
werken aan de openbare school der 3e klasse No. 4, ter ver
vulling van de vacature ontstaan tengevolge van het met
ingang van 31 Augustus 1905 verleend eervol ontslag aan
Mej. J. E. LABREE:
1°. Mej. S. Ph. C. WIERSMA, 4e onderwijzeres in de hand
werken aan de Openbare school der 4e klasse No. 1
2°. Mej. M. VAN DEN AMEELE, 4e onderwijzeres in de
handwerken aan de Openbare school der 3e klasse No. 2;
3®. Mej. M. A. HORREE, 4e onderwijzeres in de handwerken
aan de Openbare school der 3e klasse No. 4.
Onder mededeeling, dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot eene
benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.