108
DONDERDAG
27 JULI 1905.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een lid der Commissie voor het Stedelijk
Museum.
(Zie ing. St. nn. 164).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Eerstens, A. Mulder,
van der Eist en Meuleman verzoeken het stembureau te
willen uitmaken?
Benoemd wordt met algemeene (16) stemmen de heer Dr.
A. C. Hartevelt.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau
voor de genomen moeite.
II. Rekening, dienst 1904, van het Krankzinnigengesticht
«Endegeest" en het Sanatorium «Rhijngeest".
(Zie Ing. St. n°. 166).
De Voorzitter. Aangezien bij de behandeling van deze
rekening twee leden de vergadering zullen moeten verlaten,
en deze daardoor onvoltallig zou worden, moet de goedkeu
ring van de rekening worden aangehouden tot eene volgende
vergadering.
III. Verzoek van de Leidsche Katoenmaatschappij, voorheen
de Heijder Co., om vergunning tot het bouwen van een
houten loods op het terrein der stoomweverijkad. bekend
Sectie A No. 1080, gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 171).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
IV. Verzoek van den Majoor, Eerstaanwezend Ingenieur bij
de Genie, om vergunning tot het maken van een houten
afdak en een houten loods op het terrein van de Doelen
kazerne, kad. bekend Sectie F No. 856 en A No. 641, ge
meente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 172).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
V. Voorstel tot het verleenen van machtiging aan Commis
sarissen der Stedelijke Gasfabriek om zeven in de gemeente
Oegstgeest gelegen perceelen aan de gasleiding aan te sluiten.
(Zie Ing. St. n°. 165).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
VI. Verzoek van E. A. T. Vermond om continuatie van de
huur van het stuk teelland, genaamd »het Galgeveld", gelegen
onder de gemeente Oegstgeest.
(Zie Ing. St. n°. 167).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
VII. Vaststelling van de verordening, regelende de heffing
van eene belasting onder den naam van «Liggeld" in de
gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 174).
Wordt, zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
VIII. Vaststelling van de verordening, regelende de invor
dering van de belasting onder den naam van «Liggeld" in
de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 174).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
IX. Vaststelling van de verordening, regelende de heffing
van eene belasting onder den naam van «Havengeld" in de
gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 174).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
X. Vaststelling van de verordening, regelende de invordering
van de belasting onder den naam van «Havengeld" in de
gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 174).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
XI. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om
goedkeuring van den aanleg van een nieuwen filter.
(Zie Ing. St. n°. 173).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
XII. Verzoek van J. Botermans c. s., om verbetering te
brengen in den vervuilden toestand van de sloot langs de
Aloëlaan.
(Zie Ing. St. n°. 169).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het voorstel van Burg. en Weth. besloten.
XIII. a. Verzoek van T. J. Bousie om bestendiging van het
gebruik van een stukje grond aan de Zwijnsboornsteeg, kad.
bekend Sectie F No. 891, gemeente Leiden.
b. Voorstel om over te gaan tot den openbaren verkoop
van dat stukje grond.
(Zie Ing. St. n°. 128 en 168).
De Voorzitter. Ik wensch vooraf aan de vergadering mede
te deelen, dat Burg. en Weth. niet in staat zijn geweest een
advies over te leggen van de Commissie van Financiën, aan
gezien volgens de aanteekening door de leden dier Commissie
op het stuk zelve gesteld, hunne meeningen over deze voor
dracht uiteenloopen. De Commissie is niet alleen niet een
stemmig, maar er is zelfs voor de eene of andere meening
geen meerderheid gevonden kunnen worden.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het is mij niet duidelijk
gebleken, of het perceel waarvan hier sprake is een uitgang
heeft in de Zwijnshoornsteeg, ja dan neen. Ik heb de kaart
nagezien, die in de leeskamer heeft gelegen, en volgens die
kaart zou de uitgang er wel zijn. Volgens mededeeling mij
gedaan door den tegenwoordigen eigenaar zou die uitgang
echter niet bestaan. Zou u mij daaromtrent eeruge inlichting
kunnen verstrekken, want daarvan zal de stem afhangen, die
ik over dit voorstel zal uitbrengen.
De Voorzitter. Ik begrijp niet goed, hoe het al of niet
aanwezig zijn van een uitgang kan infïueneeeren op de door
u uit te brengen stem. Wanneer er een hoogere prijs wordt
gegeven voor het perceel, is het hetzelfde of er een uitgang
is of niet; dat is, dunkt mij, iets dat alleen den kooper aan
gaat en voor dezen van belang is bij het bepalen van den prijs.
De heer Vergouwen. Wanneer er een uitgang is, dan kan
altijd een hoogere prijs worden bedongen. En daarom heb ik
van de beantwoording mijner vraag mijne stem afhankelijk
gemaakt.
De heer Kerstens. Volgens de overgelegde kaart is er ver
moedelijk een uitgang in de steeg. Perceel Nr. 891 grenst
onmiddellijk aan de Zwijnshoornsteeg, zoodat er wel een uit
gang in die steeg zal zijn, en wanneer hij er niet is, dan kan
hij gemakkelijk worden gemaakt.
De heer Vergouwen. Van den tegenwoordigen eigenaar heb
ik echter vernomen, dat de uitgang er niet is.
De Voorzitter. Ik meen dat het onze zaak is ons te houden
aan de kadastrale kaart en volgens die kaart is er een uit
gang. Wanneer iemand meent dat die uitgang er niet is, dan
zal hij dat moeten bewijzen. En de vrees dat door het niet
aanwezig zijn van een uitgang een mindere prijs zou worden
bedongen is zeker niet gegrond, nu wij reeds een derde, zoo
even door ons overgelegd, verzoek hebben ontvangen van een
persoon om nog meer geld voor het perceel te geven, dan
alreeds geboden is.
De heer Vergouwen. Dit laatste was mij vóórdat ik in de
vergadering kwam niet bekend.
De heer Witmans. Ter geruststelling van den heer Ver
gouwen kan ik hem mededeelen, dat ik den toestand zelf
ben gaan opnemen, waarbij mij is gebleken, dat er wel
degelijk een uitgang is. Er is echter eene andere reden waarom
ik mij met dit voorstel niet kan vereenigen.
Ik stel mij daarbij op het standpunt van den tegenwoor
digen eigenaar, die meende het perceel te hebben gekocht
met recht van opstal, en nu blijkt ten slotte dat hij dat
recht van opstal niet heeft kunnen koopen. Nu vind ik het
hard voor den tegenwoordigen eigenaar, dat hij indertijd te
veel heeft betaald voor het perceel, in de gedachte dat hij
daarbij tevens kocht het recht van opstal. Hoorende dat dit
niet het geval is, wenscht hij alsnog het stukje grond voor
f 150.— te koopen. Het blijkt nu echter dat anderen voor
dat stukje wat meer willen geven. De billijkheid zou evenwel
medebrengen, dat Brandt eerst in de gelegenheid werd gesteld
het stukje in eigendom te verkrijgen. Dat is nu wel niet
precies in het algemeen belang, dat eischt dat de gemeente
er zooveel mogelijk voor zal ontvangen, maar waar er voor
den tegenwoordigen eigenaar eene zekere hardheid in is ge
legen, om, waar hij meende het recht van opstal te hebben,
nu het stukje grond aan een ander te verkoopen, meen ik
dat het beter is hem in de gelegenheid te stellen dat stukje te
krijgen.