89 No. 170. Leiden, 19 Juli 1905. Door de heeren J. en H. Bots wordt bij nevensgaand adres vergunning gevraagd om vóór de door hen gebouwde huizen aan den Moogen Rijndijk, bij de Utrechtsche brug een strook gemeentegrond, ter breedte van 8 meter, in gebruik te mogen bekomen, teneinde deze tot tuintjes in te richten. In hoofd zaak bestaat noch bij de commissie van fabricage noch bij ons college bezwaar tegen de inwilliging van dit verzoek. Alleen komt het ons met die commissie voor dat de strook niet 3 maar slechts 2 meter breed zal mogen zijn. Anders toch zou tusschen de tramrails en het afscheidingshek van de tuintjes slechts een ruimte van 2.45 meter overblijven, een tusschenruimte welke o. i. niet voldoende is om het ver keer zonder bezwaar te doen plaats hebben. Wij geven U daarom overeenkomstig het advies der com missie van fabricage in overweging aan J. en H. Bots, alhier een strook gemeentegrond, ter breedte van 2 meter, gelegen vóór de perceelen, kad. bekend onder Sectie M. Nis. 2408 en 2409, gemeente Leiden, tot wederopzeggens toe ten gebruike af te staan, ten einde tot tuintjes te worden ingericht, tegen betaling van een jaarlijksche recognitie van ƒ0.25 per M2. en voorts onder voorwaarde: 1°. dat de tuintjes van den openbaren weg worden afge scheiden door een ijzeren hek op steenen voet, waarvan tee- kening en constructie vooraf door ons college moeten zijn goedgekeurd 2°. dat uitvoering eri onderhoud van dit werk geschieden ten genoegen van ons college en voorts onder mededeeling dat op eerste aanzegging van ons college de tuintjes moeten worden opgeruimd en het ter rein ter beschikking van de gemeente moet worden gesteld, zoodra daaraan hetzij ten behoeve van het verkeer of uit anderen hoofde behoefte zal ontstaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den EdelAchtb. Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen J. en H. Bots het verzoek in gebruik te mogen ontvangen een strook grond breed 2V2, zoo mogelijk 3 Meter, liggend aan de Hooge Rijndijk, onmiddelijk voor de Perceelen kadastraal bekend Sectie M. 828—1395. Ten einde deze grond in te richten tot tuintjes, vóór de in aanbouw zijnde huizen op bovengenoemde perceelen en af te sluiten van de openbare weg met ijzeren hek. Hoogachtend. UEd. dw. dien. J. Bots. Leiden. 3 Juni 1905. H. Bots. No. 171. Leiden, 18 Juli 1905. Wij hebben de eer U mede te deelen dat bij ons geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van nevensgaand ver zoek van de Leidsche Katoenmaatschappij, voorheen de Heijder en Co. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan adressante vergunning te verleenen tot het bouwen, over eenkomstig de overgelegde teekening, van een houten loods op steenen voet en gedekt met pannen, in aansluiting aan de bestaande loods op het terrein van de stoomweverij, kadastraal bekend Sectie A, n°. 1080, gemeente Leiden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Leidsche Katoenmaatschappij voorheen de Heijder Co., Fabrikante alhier dat zij wegens plaatsgebrek de bestaande loods op het terrein harer Stoomweverij wenscht uit te breiden door bijbouwing van een gedeeite ter grootte van 162 centiaren en hiervoor de daartoe noodige vergunning van den Raad beleefd verzoekt. De daarop betrekking hebbende teekening doet zij hierbij gaan. 'tWelk doende, De Leidsche Katoen maatschappij voorheen de Heyder Cie. pp. P. Aug. Driessen. Leiden, 8 Juli 1905. N°. 172. Leiden, 18 Juli 1905. Aangezien bij ons geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van den Majoor, Eerstaanwezend Ingenieur van de Genie, geven wij Uwe Vergadering in over weging aan het Rijk vergunning te verleenen tot het maken, overeenkomstig de ingediende teekeningen, van een houten afdak op steenen voet en gedekt met gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer, benevens het bouwen van een houten loods op steenen voet en gedekt met pannen, op het terrein van de Doelenkazerne alhier, kadastraal bekend Sectie F n°. 856 en A n°. 641, gemeente Leiden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's Gravenhage, 5 Juli 1905. Op grond van het bepaalde in art. 3b der «Verordening op het bouwen en sloopen" binnen Uwe Gemeente heb ik onder overlegging van eene teekening in dubbel, de eer U, Mijne Heeren, beleefdelijk te verzoeken wel de vereischte vergunning te willen verleenen tot het maken van de volgende houten bergplaatsen voor snelvuurmaterieel in de Doelen kazerne te Leidenals 1°. op perceel kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie F N°. 856, overeenkomstig de fig. 1, 2 en 3 der teekening, eene aan de oostzijde open houten afdak op steenen voet voor veldgeschut, buitenwerks lang 60,44, breed 7,5 M., en te dekken met gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer, en 2°. op perceel als boven, Sectie A N". 641, overeenkomstig de fig. 1, 4 en 5 der teekening, een houten loods op steenen voet voor voertuigen, buitenwerks lang 33,88, breed 14 M. en te dekken met een beschoten pannendak. Laatstgenoemd perceel werd bij contract dd. 15 September 1875 door de Gemeente Leiden aan het Rijk in huur afge staan 0. m. met het recht hierop gebouwen te mogen plaatsen. Daar bovenbedoelde bergplaatsen vermoedelijk vóór 1 November as. gereed moeten zijn, zal eene spoedige be slissing zeer op prijs worden gesteld. De Majoor, Eerstaanwezend Ingenieur, F. H. L. de Wijs. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 173. Leiden, 19 Juli 1905. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij bestaat bij ons geenerlei bezwaar. Uit een nader ingesteld onderzoek en de dienten gevolge in de Leeskamer ter inzage verstrekte gegevens blijkt toch, dat het werk aan billijke eischen zal voldoen. Mitsdien geven wij U in overweging goed te keuren dat de Leidsche Duinwatermaatschappij overga tot den aanleg van een vierden filter, overeenkomstig hare aanvrage, en onder voorwaarde dat de uitvoering van het werk geschiede in overleg met den Directeur van Gemeentewerken en naar genoegen van ons college. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de Leidsche Duinwatermaatschappij gevestigd te Leiden; dat voor de filtratie van duinwater, op haar terrein te Katwijk thans aanwezig zijn drie filters, n°. I, II en III; dat het wenschelijk is gebleken om filter III eene belang rijke herstelling te doen ondergaan; dat gedurende dien tijd de filters I en II niet voldoende capaciteit bezitten om het benoodigde duinwater te filtreeren; dat requestrante hierdoor verplicht is geworden over te gaan tot het maken van eenen nieuwen filter; dat volgens de overeenkomst, gesloten den 2en Augustus 1894 tusschen het Dagelijksch Bestuur der Gemeente, daar toe door U gemachtigden den Directeur der Leidsche Duinwatermaatschappij, in artikel 5 is bepaald, dat voor alle aan te leggen werken Uwe goedkeuring moet worden ver kregen. Redenen waarom requestrante zich tot Uwen Raad wendt met het eerbiedig verzoek, dat haar de goedkeuring voor de uitvoering van bovengenoemd werk worde verleend. 't Welk doende, Leiden, den 47en Juni 1905. De Leidsche Duinwatermaatschappij, Van Kretschmar. Ch. van Spall.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 3