DONDERDAG 29 JUNI 1905. Wellicht, dat zij staande de vergadering haar gevoelen kan mededeelen. De heer van Hoeken. M. d. V. De Commissie van financiën heeft reeds rapport uitgebracht, welk rapport gunstig luidt. De commissie kan zich dus met het voorstel vereenigen. Het voorstel wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Thans wenschte ik nog aan de orde te stellen een paar punten van spoedeischenden, doch van zeer eenvoudigen aard. Er is eenigen tijd geleden ingekomen een adres van J. N. Botermans met verzoek een gedeelte sloot te mogen dempen aan den Witten Singel. De Commissie van fabricage is over dit verzoek gehoord en adviseert er gunstig op te beschikker, op de gewone voorwaarden. Burg. en Weth. kunnen zich met dit advies geheel ver eenigen en stellen dus voor, den heer Botermans het gevraagde verlof te verleenen. Wij hebben deze zaak thans aan de orde gesteld, omdat er eenige spoed bij is. Mocht de Raad niet tot eene dadelijke behandeling kunnen besluiten, dan zal het punt natuurlijk moeten worden uitgesteld, maar ik zou het wen- schelijk vinden als de zaak nu kon worden afgedaan. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Verder is er nog een punt dat Burg. en Weth. gaarne thans zagen afgedaan. Eenigen tijd geleden is er een verzoek om ontslag ingekomen van Dr. H. van der Hoeven, tijdelijk geneesheer aan het gesticht Endegeest, uit hoofde van zijne benoeming tot tweeden geneesheer aan het gesticht Coudewater te Rosmalen. Het verzoek is gesteld in handen van de Commissie voor Endegeest en Rhijngeest en deze adviseert gunstig, zoodat Burg. en Weth. voorstellen den heer van der Hoeven een eervol ontslag te verleenen met ingang van 1 Juli a.s. Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem ming met ingang van 1 Juli een eervol ontslag verleend. De Voorzitter. Hiermede zijn de aan de orde gestelde onderwerpen afgedaan. Ik geef thans het woord aan den heer van Lidth de Jeude, die het gevraagd heeft. De heer van Lidth de Jeude M. d. V. Aangezien het met het oog op de zoo nabij zijnde verkiezingen waarschijnlijk wel de laatste maal zal zijn, dat ik aan de besprekingen en besluiten deelneem, wensch ik bij deze gelegenheid een woord van afscheid tot U allen te richten. In de eerste plaats stel ik er prijs op om te verklaren, waarom ik mij niet weder beschikbaar stel voor een zetel in den Raad. ïk ben ruim 14 jaren lang lid van dezen Raad geweest en heb steeds met genoegen de vergaderingen bijge woond, ben altijd met veel genoegen ook werkzaam geweest in verschillende commissiën. In den laatsten tijd echter, door het overbrengen van de zoölogische collectiën van het oude naar het nieuwe museumhebben mijne ambtsbezig heden mij dermate in beslag genomendat ik verschillende malen verhinderd ben geworden aan de vergaderingen deel te nemen. Den omvang van het werk kennende en wel voorziende dat daarin voorloopig althans geene wijziging zal komenheb ik gemeend onder die omstandigheden mij niet weder candidaat te mogen stellen voor den gemeenteraad. En daarom wensch ik thans een woord van dank te bren gen aan allen voor de vele blijken van vriendschap, die ik steeds heb mogen ondervinden. In de eerste plaats aan de leden van het Dagelijksch Bestuur, aan den Voorzitter, aan de heeren Wethouders en aan den heer Secretaris, voor de altijd zoo vriendelijke wijze waarop zij de door mij gevraagde inlichtingen op de meest bereidwillige manier verstrekten. Ook U, mede-leden van den Raad, heb ik te danken voor de vriendschappelijke wijze waarop gij mij steeds zijt te gemoet gekomen. Moge het Lf allen gegeven zijn nog vele jaren voor ons geliefd Leiden werkzaam te zijn. Dat is de wensch, waar mede ik van U afscheid neem en mij in uw aller welwillend aandenken aanbeveel. Toejuiching De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer van Dissel. De heer van Dissel. M. d. V. Evenals voor den vorigen geachten spreker is het ook voor mij de laatste maal dat ik als raadslid deze vergadering bijwoon, wegens mijn aanstaand vertrek uit de gemeente. En daarom wensch ik thans een woord van afscheid te brengen en tevens een woord van dank aan het Dagelijksch Bestuur en aan al de leden voor de welwillendheid, die ik steeds van allen heb mogen ondervinden. Dien dank breng ik in de allereerste plaats aan de twee veteranen van dezen Raad, de twee eenigen die al zitting hier hadden toen ik in 1881 de eer had als lid van dit college te worden gekozen de heeren de Goeje en Juta. Ik eindig met den wensch dat uwe beraadslagingen zich steeds zullen blijven kenmerken, evenals tot nog toe, door bezadigdheid en door waardeering van elkanders gevoelen, waardoor zij zullen kunnen leiden tot besluiten, die den bloei van Leiden zullen bevorderen. Met dien wensch voor den bloei van de gemeente Leiden neem ik hiermede afscheid van U allen. Toejuiching De Voorzitter. Na de woorden door de heeren van Lidth de Jeude en van Dissel gesproken, zij het mij vergund een enkel woord tot de beide scheidende raadsleden te zeggen, waarmede ik zeker in den geest van den geheelen Raad zal handelen. De reden, waarom de heer van Lidth de Jeude den Raad verlaat na daarvan ruim 14 jaren deel te hebben uitgemaakt, moeten wij wel eerbiedigen; ook dat de heer van Dissel ons verlaat door zijn vertrek uit de gemeente is iets dat wij moeten aanvaarden. Maar waar beide heeren hun dank uitspraken aan de leden, aan het Dagelijksch Bestuur en aan den Secretaris, voor de medewerking die zij van ons allen in de jaren van hun lidmaatschap mochten ontvangen, daar past het ons aan die beide leden een woord van dank te brengen voor al hetgeen zij hebben gedaan in het belang van deze gemeente. De heer van Dissel voerde meermalen het woord in de vergaderingen van den Raad, en steeds droegen zijne klare adviezen de ken merken van studie en bekendheid met het onderwerp. En werden zijne adviezen ook niet steeds opgevolgd, zij vonden toch altijd een waardeerend gehoor. De heer van Lidth de Jeude sprak zich minder uit in onze vergaderingen, maar vele jaren is hij lid geweest van verschil lende raadscommissiën en als zoodanig heeft hij zich ook ver dienstelijk gemaakt voor de gemeente, en past het ons hem daarvoor een woord van dank te brengen. Ik geloof, mijne heeren, in uw aller geest te handelen, wanneer ik aan de scheidende leden het woord van dank dat zij ons brachten teruggeef, en wanneer ik hun dank zeg voor al hetgeen zij in het belang van de gemeente Leiden hebben verricht; wanneer ik hun toeroep: blijft ook ons gedenken, wij zullen u steeds in vriendschappelijk aandenken houden. (Toejuiching.) Ik geef nu het woord aan den heer Vergouwen. De heer Vergouwen. M. d. V. Den 27sten April 1904 is onder de Ingekomen Stukken nr. 98 aan ons medegedeeld een verzoek van het Bestuur der Vereeniging »St. Lucas", onderafdeeling van den Nederlandschen R. K. Volksbond en van de Christelijke Bouwvakfederatie, onderafdeeling van Patrimonium, om verhooging van het minimum uurloon der schilders in de bestekken van gemeentewerken, namelijk om dit uurloon van 18 tot 19 cent te verhoogen. Dit verzoek is in de vergadering van den Raad van 5 Mei 1904 in behandeling genomen en met 15 tegen 12 stemmen is toen daarop gunstig beschikt. Mij is nu medegedeeld in een brief, dien ik hier voor mij heb, dat die bepaling, die toen is aanvaard, niet in de bestekken wordt opgenomen. Ik wilde daarom vragen, ik verlang geen dadelijk antwoord, of dit werkelijk zoo is en wat de reden daarvan is, zoo dit het geval is. De Voorzitter. Een bepaalde reden om de bepaling niet in de bestekken op te nemen bestaat er, voor zoover mij bekend is, niet. Wanneer zij daarin niet is opgenomen, is dit stellig eene omissie, maar aangezien de wethouder van fabricage thans niet in de vergadering aanwezig is, zullen wij in de volgende vergadering de gevraagde inlichting verstrekken. Niemand verder het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN 8c ZOON. f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 2